18 JANUARI 1990. - Koninklijk besluit houdende de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-02-1996 en tekstbijwerking tot 20-05-2022)
Art. 1, 1/2, 1/3, 1/4, 1/5, 1/6, 1/7, 1/8, 1/9, 2-12
BIJLAGE.
Art. N
1869061050 1910011850 1948071303 1948071304 1982000846 1984004429
Artikel 1. § 1. De werken die onder toepassing vallen van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen, zijn :
1° alle werken uit goud, uit zilver of uit platina bestemd voor de handel in of de fabricage van juwelen, uurwerken, goud- en zilversmeedwerk, daarin begrepen eretekens, medailles en insignes uit deze edele metalen;
2° de in 1° bedoelde werken, welke ook hun graad van afwerking zij en in zover ze als werken uit goud, uit zilver, uit platina, voor de verkoop tentoongesteld, te koop geboden of verkocht worden;
3° worden gelijkgesteld met de in 1° en 2° bedoelde werken, alle andere werken uit goud, uit zilver of uit platina uitsluitend of gedeeltelijk dienend tot sieraad, op zichzelf of door samenvoeging met andere voorwerpen, met uitzondering van de munten;
4° al de goud-, zilver- of platinawerken, die als dusdanig bij openbare verkoop of bij door openbare leenkassen of dergelijke instellingen georganiseerde verkoop, worden te koop gesteld.
Indien deze werken niet overeenkomstig de vigerende wettelijke bepalingen gemerkt zijn, moeten zij van het bijzonder stempelteken van een door de Koninklijke Munt van België erkende handelskeurmeester voorzien zijn.
Het gebruik van dit bijzonder stempelteken wordt gelijkgesteld met dat van de stempelhandtekening.
§ 2. Volgende werken zijn van de stempelverplichting vrijgesteld; hun gehalte dient evenwel op factuur gewaarborgd :
1° de toebereidselen;
2° alle toebehoren van sommige werken die wegens technische redenen uit edele en niet edele metalen zijn samengesteld, zoals veerschakels, mousquetonhaakjes en alle kleine gelijkaardige onderdelen;
3° de werken uit goud of platina die niet meer dan één gram wegen, evenals de werken uit zilver die niet meer dan twee gram wegen;
Voor oorbellen geldt de gewichtsaanduiding voor het paar;
4° de onvoltooide werken waaraan nog delen moeten toegevoegd worden die edel metaal bevatten;
5° de werken voor tandprothese en voor medisch gebruik;
6° de werken, instrumenten of apparaten voor wetenschappelijk gebruik, bestemd voor de laboratoria en voor de industrie;
7° de munten die een wettelijke koers hebben of gehad hebben;
8° de toetsnaalden.
§ 3. Werken, welke niet zonder gevaar van beschadiging gestempeld kunnen worden alsmede oudheidkundige of kunstzinnige werken worden vrijgesteld.
Werken uit edel metaal die aan affineerders van edel metaal of aan regelmatig gevestigde handelaars worden verkocht om vernietigd te worden, zijn tevens van stempelverplichting vrijgesteld.
Art. 1/2.[1 Een instelling die in uitvoering van artikel 3, eerste lid, van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen een erkenning als keuringsinstelling wenst te verkrijgen, dient daartoe een aanvraag in bij de Koninklijke Munt van België. De aanvraag beschrijft het merk dat de instelling wenst te gebruiken en is vergezeld van een ontwerptekening.
De kosten die de Koninklijke Munt van België maakt voor het onderzoek van de aanvraag worden gestort op de rekening van de rekenplichtige van de Munt bij bpost. Deze kosten bedragen 300,00 [2 euro]2.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-01-18/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
(2)<KB 2022-04-10/14, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 30-05-2022>
Art. 1/3.[1 De Muntmeester verleent de erkenning als keuringsinstelling op voorwaarde dat :
1° de instelling voldoet aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid van artikel 3bis van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen;
2° de instelling die ressorteert onder een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, in België een bijkantoor vestigt en zij haar activiteiten als keuringsinstelling in België uitsluitend via dit bijkantoor uitoefent;
3° de vorm van het merk en de bijzonderheden van de ontwerptekening van het logo van de instelling beantwoorden aan de vereisten gesteld in artikel 3, § 3, tweede lid. Dit logo mag geen gelijkenis vertonen met het logo van een instelling die erkend is geweest of erkend is als keuringsinstelling;
4° de in het tweede lid van artikel 1/2 bedoelde kosten voor het onderzoek van de aanvraag zijn betaald;
5° de instelling bewijst dat ze een verzekering voor haar aansprakelijkheid heeft afgesloten en de premies heeft betaald;
6° het leidende personeel niet bij een [2 veroordeling]2 dat in kracht van gewijsde is gegaan, veroordeeld is voor :
a) deelname aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek;
b) omkoping als bedoeld in artikel 246 van het Strafwetboek;
c) fraude als bedoeld in artikel 1 van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschap, goedgekeurd door de wet van 17 februari 2002;
d) [2 witwassen van geld of financiering van terrorisme als bedoeld in artikelen 2 en 3 van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten.]2
Met het oog op de toepassing van het eerste lid, 6°, kan de Muntmeester, indien hij twijfels heeft over de persoonlijke situatie van een leider, de bevoegde binnenlandse of buitenlandse autoriteiten verzoeken om de inlichtingen die hij terzake nodig acht.
In het geval bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt de erkenning als keuringsinstelling verleend aan het bijkantoor.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-01-18/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
(2)<KB 2022-04-10/14, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 30-05-2022>
Art. 1/4. [1 De keuringsinstelling houdt een register bij van haar klanten en de werken uit edel metaal die zij aan haar keuring onderwerpen.
De Muntmeester bepaalt de inhoud van dit register dat minstens per lot van werken uit edel metaal volgende gegevens dient te vermelden :
1° de datum van ontvangst van het lot;
2° de naam en het adres van de klant;
3° de naam en het adres van de fabrikant en het land van bestemming, die haar door de klant zijn meegedeeld;
4° de naam en de aard van het lot : goud, zilver of platina;
5° het aantal elementen dat van het lot is afgenomen ten einde de analyses uit te voeren, alsook het aantal elementen dat overblijft;
6° het gehalte aan edel metaal per soort metaal;
7° een foto van de werken uit edel metaal waarop de rijksstempel en het merk van de keuringsinstelling zijn aangebracht. De foto dient minstens 640 x 480 pixels te hebben.
De keuringsinstelling dient het register gedurende vijf jaar te bewaren.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-01-18/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
Art. 1/5. [1 De keuringsinstelling moet alle adequate zekerheidsmaatregelen nemen voor de bescherming van de stempel.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-01-18/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
Art. 1/6. [1 De keuringsinstellingen zijn onderworpen aan het toezicht van de Muntmeester. Hij ziet erop toe dat elke keuringsinstelling werkt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen en dit besluit.
De Muntmeester kan zich alle inlichtingen doen verstrekken over de organisatie en werking van de keuringsinstelling, alsook over haar keuringen van werken uit edel metaal.
De Muntmeester en de daartoe door hem aangestelde agenten van de Koninklijke Munt van België kunnen ter plaatse inspecties verrichten en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van het in artikel 1/4 bedoelde register en van elk ander gegeven in het bezit van de keuringsinstelling.
Ze kunnen, tegen een ontvangstbewijs, het in artikel 1/4 bedoelde register meenemen voor een diepgaande inspectie wanneer de toestand het verantwoordt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-01-18/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
Art. 1/7. [1 Relaties tussen een keuringsinstelling en een bepaalde klant behoren niet tot de bevoegdheid van de Muntmeester tenzij het toezicht op de keuringsinstelling dit vergt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-01-18/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
Art. 1/8. [1 De Muntmeester trekt de erkenning in van de keuringsinstellingen waarvan de accreditatie bedoeld in artikel 3bis van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen is ingetrokken, die hun keuringsverrichtingen niet binnen twaalf maanden na het verlenen van de erkenning hebben aangevat, afstand doen van hun erkenning, failliet zijn verklaard of hun keuringsverrichtingen hebben stopgezet.
De Muntmeester schorst de erkenning van de keuringsinstellingen waarvan de accreditatie bedoeld in artikel 3bis van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen is geschorst, voor de duur van deze schorsing.
Wanneer de Muntmeester vaststelt dat een keuringsinstelling niet werkt overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen of dit besluit, kan hij :
1° een termijn vaststellen waarbinnen deze toestand moet worden verholpen. Indien de toestand na die termijn niet is verholpen, kan hij hetzij voor de termijn die hij bepaalt, de erkenning als keuringsinstelling schorsen, hetzij de erkenning als keuringsinstelling intrekken;
2° om zwaarwichtige redenen, onmiddellijk haar erkenning schorsen voor de termijn die hij bepaalt. Indien de toestand na die termijn niet is verholpen, kan hij de erkenning als keuringsinstelling intrekken.
De Muntmeester brengt zijn bedoeling één van de beslissingen bedoeld in het eerste lid, het tweede lid of het derde lid, 1°, te nemen, alsook de redenen ervan, ter kennis van de betrokken instelling, bij een aangetekende brief met ontvangstbewijs. De betrokken instelling beschikt over 15 dagen om haar opmerkingen te maken.
In geval dat de Muntmeester, in toepassing van het derde lid, 2°, de erkenning van een keuringsinstelling onmiddellijk schorst, kan deze haar opmerkingen maken en aan de Muntmeester vragen zijn beslissing te herzien.
De Muntmeester brengt zijn beslissingen bedoeld in de vorige leden ter kennis van de betrokken instelling bij een aangetekende brief met ontvangstbewijs.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-01-18/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
Art. 1/9.[1 De kosten die de Koninklijke Munt van België jaarlijks maakt voor het toezicht op de keuringsinstellingen, worden gestort op de rekening van de rekenplichtige van de Munt bij bpost. Deze kosten bedragen 300,00 [2 euro]2. De Koninklijke Munt van België vraagt de betaling van deze kosten tegen 31 maart.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-01-18/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
(2)<KB 2022-04-10/14, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 30-05-2022>
Art.2. De werken van buitenlands fabrikaat uit goud, zilver of platina worden in België tot verkoop toegelaten, voor zover zij bekleed zijn met de controle-stempeltekens van de vreemde Staat die voor de binnenlandse handel in hun land van herkomst gelden.
De ingevoerde werken afkomstig uit een Lid-Staat van de (Europese Gemeenschap) mogen evenwel ook in België worden verkocht, indien zij voorzien zijn van stempeltekens met een informatieve inhoud gelijkwaardig aan die van de door de Belgische reglementering voorgeschreven stempeltekens. <KB 1996-01-22/45, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 29-02-1996>
De gelijkwaardigheid van de informatieve inhoud van de stempeltekens op de ingevoerde werken moeten blijken uit :
1° de vermelding van de aard van het metaal (goud, zilver of platina);
2° de vermelding van het gehalte van het edel metaal vervat in de legering, uitgedrukt in duizendsten en niet in karaat;
3° de stempel-handtekening van de buitenlandse fabrikant.
De invoerder moet, vooraleer deze werken in België te koop worden geboden, aan het Waarborgkantoor het bewijs leveren dat de stempel-handtekening van de buitenlandse fabrikant in zijn land van oorsprong erkend of aanvaard is.
(De werken uit edele metalen die wettig gefabriceerd en verhandeld worden in andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschap, mogen in België verkocht worden voor zover de juiste vermelding van het gehalte in duizendsten en van de aard van het edel metaal van de legering gebruikt in het werk duidelijk op de etikettering alsook op de faktuur van de fabrikant aangebracht worden.) <KB 1996-01-22/45, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 29-02-1996>
Art.3.§ 1. De vorm van de Staatsstempeltekens voor de controle van de werken uit edele metalen wordt als volgt samengesteld :
De matrijs van de stempeltekens voor de werken uit goud van het " eerste gehalte " vertoont een Gothische kleine letter o met in het midden het Arabische cijfer 1 geplaatst tussen twee sterretjes, het geheel in een rechthoekig veld met afgesneden hoeken boven een rechthoek in het midden waarvan de cijfers 833 voorkomen.
De matrijs van de stempeltekens voor de werken uit goud van het " tweede gehalte " vertoont een Gotische hoofdletter O met in het midden het Arabische cijfer 2, het geheel in een cirkelvormig veld.
De matrijs van de stempeltekens voor de werken uit goud van het " derde gehalte " vertoont een Latijnse hoofdletter O met in het midden het Arabisch cijfer 3, het geheel in een vierkant veld, schuin geplaatst, boven een rechthoek in het midden waarvan de cijfers 585 voorkomen.
De matrijs van de stempeltekens voor de werken uit zilver van het " eerste gehalte " vertoont een klaverblad van vier met in het midden het Arabisch cijfer 1 in reliëf, zonder ander veld dan de omlijning van het klaverblad.
De matrijs van de stempeltekens voor de werken uit zilver van het " tweede gehalte " vertoont een klaverblad van vier met in het midden het Romeins cijfer II ingesneden, het geheel in een vierkant veld met licht afgeronde hoeken.
De matrijs van de stempeltekens voor de werken uit platina vertoont een koningskroon zonder ander veld dan de omlijning van de kroon.
Voor al deze matrijzen, zullen de cijfers worden weggelaten op de stempeltekens van verkleinde afmeting.
De matrijzen die gediend hebben tot het vervaardigen van de stempeltekens waarvan de afdrukken als bijlage aan dit besluit gereproduceerd zijn, worden goedgekeurd en bij het Waarborgkantoor gedeponeerd.
De werken moeten tot een staat van voltooiing gebracht zijn, welke zowel tegen een verandering van hun oorspronkelijke bestemming, als tegen een schennis der stempeltekens bij de verdere bearbeiding waarborgt.
Werken worden alleen tot het onderzoek toegelaten indien zij, noch door polijsten, of op welke andere wijze ook zijn afgewerkt, noch van stenen of andere dergelijke versierselen zijn voorzien.
§ 2. De gehaltestempels die het gehalte in duizendsten aanduiden zijn :
1° ruitvormig voor goud;
2° ovaalvormig voor zilver;
3° rechthoekig met afgesneden hoeken voor platina.
De stempels au, AG en PT of Pt die het gebruikte metaal aanduiden en de aanduiding van het gehalte in Arabische cijfers voorafgaan, mogen deel uitmaken van de gehaltestempels of afzonderlijk worden aangebracht. In dit laatste geval, hebben zij dezelfde vorm als de gehaltestempel van het metaal waarop zij betrekking hebben.
[1 § 3. Het merk van de keurmeester van de Regering heeft de vorm van een vierkant.
Het merk van een keuringsinstelling heeft de vorm van twee cirkels waarin een vierkant is gevat. Dit vierkant is het vlak waarin het logo van de keuringsinstelling in reliëf dient aangebracht te worden.]1
----------
(1)<KB 2013-01-18/13, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
Art.4.§ 1. Van de goud-, zilver- en platinastaven, die ter keuring aan de keurmeester van de Regering worden voorgelegd, dienen door laatstgenoemde op het Waarborgkantoor proefmonsters te worden genomen.
De gehalten van goud, zilver en platina van die proefmonsters worden bepaald volgens de klassieke onderzoekmethodes eigen aan de edele metalen.
Na keuring worden de staven gestempeld in overeenstemming met het afgegeven keurbulletin.
De als ontvangstbewijs gebezigde kwijting dient bij de teruggave van de staven door de personen die deze heeft voorgelegd of door diens gemachtigde te worden afgegeven.
Bij ondertekening van het stamboek van het Waarborgkantoor door de cliënt of diens gemachtigde wordt hij in het bezit gesteld van de hem toebehorende staven.
De keuring en de gehaltebepaling van goud, zilver en platina in specie geschiedt op dezelfde wijze als voor de edele metalen staven, met uitzondering echter van de methode voor het nemen van monsters en het stempelen na keuring.
Het keurloon wordt vooruit geheven van zodra men de edele metalen staven en -species bij het Waarborgkantoor deponeert. Als bewijs van afgifte ontvangt de cliënt een kwijting.
§ 2. [1 Het keurloon van de gehaltebepaling van de goud-, zilver- en platinastaven en -species wordt vastgesteld als volgt :
1° keuring van goud, goudpleet of van goud gelegeerd met zilver : [3 145,00 euro]3;
2° keuring van zilver : [3 75,00 euro]3;
3° keuring van platina : [3 300,00 euro]3;
4° keuring van goud, zilver of platina met proefkorrel : supplement van [3 33,00 euro]3 ten opzichte van de keuringen bedoeld in 1° tot 3° ;
5° keuring van vijlsel en van residuen genaamd "goudsmederijschuim" : supplement van [3 87,00 euro]3 ten opzichte van de keuringen bedoeld in 1° tot 3°;]1
[3 6° aanbrengen van stempeling na keuring: supplement van 9,00 euro ten opzichte van de keuringen bedoeld in 1° tot 3° ;
7° reiniging nodig alvorens staalname: supplement van 4,50 euro ten opzichte van de keuringen bedoeld in 1° en 3° ;
8° reiniging nodig alvorens staalname: supplement van 26,50 euro ten opzichte van de keuring bedoeld in 2°. ]3
§ 3. Degene die een stempelhandtekening wil deponeren dient vooreerst nadere richtlijnen te vragen aan de Koninklijke Munt van België.
De vorm en de bijzonderheden van de ontwerptekening moeten beantwoorden aan de vereisten gesteld in artikel 6, § 1.
De onkosten voor het deponeren ten belope van [3 80,00 euro]3 worden gestort op de postchequerekening van de Rekenplichtige van de Munt; deze som kan eveneens [3 door middel van elektronische betaling]3 bij het Waarborgkantoor vereffend worden. <KB 2000-07-20/63, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 4. [1 Wanneer de rijksstempel wordt aangebracht door de keurmeester van de Regering, worden voor de waarborg van rijkswege van de gehalten van gouden, zilveren en platina werken volgende rechten geheven :
1° voor gouden werken : 18,55 [3 euro]3 per 100 gram;
2° voor zilveren werken : 5,55 [3 euro]3 per 100 gram;
3° voor platina werken : 37,10 [3 euro]3 per 100 gram.
Wanneer de rijksstempel wordt aangebracht door een keuringsinstelling, stort deze laatste aan de Koninklijke Munt van Belgïe volgende rechten :
1° voor gouden werken : 1,90 [3 euro]3 per 100 gram;
2° voor zilveren werken : 0,60 [3 euro]3 per 100 gram;
3° voor platina werken : 3,80 [3 euro]3 per 100 gram.
De in het tweede lid bedoelde rechten worden elke trimester op de rekening van de rekenplichtige van de Munt bij bpost gestort. De Koninklijke Munt van Belgïe mag nazien of de gestorte rechten juist zijn.]1
§ 5. Maandelijks overhandigt de keurmeester van de Regering aan de rekenplichtige van de Koninklijke Munt van België de ontvangsten van het Waarborgkantoor die voortvloeien uit de in § 2, § 3 en § 4 van dit artikel bedoelde lonen en rechten.
[2 ...]2
----------
(1)<KB 2013-01-18/13, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
(2)<W 2019-02-11/10, art. 71, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<KB 2022-04-10/14, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 30-05-2022>
Art.5.Om aan het door de Koninklijke Munt van België georganiseerde bekwaamheidsexamen te mogen deelnemen, dient de kandidaat of de kandidate voor de functie van handelskeurmeester te beantwoorden aan de volgende toelaatbaarheidsvereisten :
1° van onberispelijk gedrag zijn;
2° houder zijn van een gehomologeerd diploma van hogere secundaire technische studiën (vroegere categorie A2) of van een diploma van hogere secundaire technische leergangen of van het technisch hoger onderwijs van het korte type (vroegere categorie B1) behaald in een afdeling behorend tot de groep scheikunde of van een daarmee gelijkgesteld diploma [1 of van een gelijkwaardig diploma afgeleverd in een lidstaat van de Europese Gemeenschap ander dan België]1;
3° de diplomavereisten moeten vervuld zijn op de inschrijvingsdatum.
De keurmeester van de Regering licht de kandidaat of de kandidate over de examenstof in en bepaalt na overleg met de kandidaat of de kandidate de datum van het examen.
Nadat de kandidaat of de kandidate bekend heeft gemaakt dat hij of zij aan het examen zal deelnemen, dient hij of zij aan de keurmeester van de Regering een voor eensluidend verklaard afschrift van zijn of haar diploma over te leggen, alsmede een formulier voor deelneming aan Staatsexamens, met daarop de vereiste postzegels.
Onder toezicht van de Muntmeester organiseert de keurmeester van de Regering het bekwaamheidsexamen.
Het bekwaamheidsexamen moet de kandidaat of de kandidate in staat stellen om aan te tonen dat hij of zij de vereiste theoretische en praktische kennis bezit met betrekking tot edele metalen.
----------
(1)<KB 2013-01-18/13, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
Art.6. § 1. De vorm en de bijzonderheden van de afdruk van de stempel-handtekeningen worden als volgt bepaald :
1° de stempel-handtekeningen zullen tonvormig zijn behalve deze van de handelskeurmeesters welke vierkantig moeten zijn;
2° zij moeten een symbool voorstellen dat in reliëf uitsteekt tegen de achtergrond van de afdruk van het stempelteken;
3° initialen en/of cijfers alleen worden niet geduld; zij mogen wel aan het gekozen symbool toegevoegd worden op voorwaarde dat zij kleiner zijn dan dit laatste.
§ 2. Zijn onderworpen aan de bepalingen van de wet van 11 augustus 1987, alle categorieën van fabrikanten van de in artikel 13 van deze wet bepaalde werken uit edel metaal alsmede alle met deze fabrikanten gelijkgestelde invoerders en handelaars die zich bevinden in de door artikel 13 van dezelfde wet gestelde voorwaarden, te weten :
1° de fabrikanten, de invoerders van en de handelaars in de door artikel 1, § 1, van dit besluit bedoelde werken uit edel metaal;
2° de smelters, de affineerders, de invoerders van en de handelaars in edele metalen bestemd voor de in artikel 1, § 1, bedoelde werken en in de door artikel 1, § 2, van dit besluit bepaalde voorwaarden.
Art.7.[1 De inschrijving geschiedt op elektronische wijze via de toepassing van het register van het Waarborgkantoor van de Koninklijke Munt van België na aanmelding in MyMinfin
(https://mrb.minfin.fgov.be).
De inschrijving wordt slechts aanvaard als de informatie en documenten bedoeld in artikel 15, § 2, zesde lid, en § 3, 1° en 3°, van de wet van 11 augustus 1987 "houdende waarborg van werken uit edele metalen", gegeven worden.
De personeelsleden van de Koninklijke Munt van België hebben toegang tot het register via het interne netwerk ontwikkeld bij de FOD Financiën;
De toegang voor politie en de economische inspectie verloopt via MyMinfin,
De Federale Overheidsdienst Financiën ziet erop toe dat elke raadpleging van het register wordt geregistreerd en bewaard voor de duur voorzien in artikel 15, § 2, van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen.]1
----------
(1)<KB 2022-04-10/14, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 30-05-2022>
Art.8.De borgsom voorzien in artikel 17 van de wet van 11 augustus 1987, wordt vastgesteld op (950,00 [1 euro]1). <KB 2000-07-20/63, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
[1 Zij wordt in effecten bij de Deposito- en Consignatiekas gestort overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2001 betreffende de waarden die worden aangenomen voor het vestigen van borgtochten bij de Deposito- en Consignatiekas.]1
Deze borgsom wordt tot (240,00 [1 euro]1) teruggebracht voor belanghebbenden die bewijzen dat zij regelmatig en ononderbroken, sedert ten minste vijf jaar, in België, een van de artikel 6, § 2, van dit besluit bedoelde activiteiten hebben uitgeoefend. <KB 2000-07-20/63, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Behoudens beslag onder derden of verzet, kan de borgsom van (950,00 [1 euro]1), op gunstig advies van de Muntmeester worden vrijgegeven tot een bedrag van (740,00 [1 euro]1), zodra de belanghebbende bewijst dat hij de in het derde lid gestelde voorwaarden vervult, en zo hij daartoe een verzoek doet. <KB 2000-07-20/63, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<KB 2022-04-10/14, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 30-05-2022>
Art.9.[1 De in de artikelen 1/2, 1/9, en 4, § 2, § 3 en § 4, bedoelde kosten zijn gebonden aan de index der consumptieprijzen van [2 juni 2021]2 en worden jaarlijks de 1ste januari aangepast in functie van de schommelingen van deze index.]1
----------
(1)<KB 2013-01-18/13, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
(2)<KB 2022-04-10/14, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 30-05-2022>
Art.10. Bij overgangsmaatregel moeten de in artikel 15, § 2, van de wet van 11 augustus 1987 beoogde personen, die hun beroep uitoefenen op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit de eerste inschrijving in het waarborgregister voorzien in artikel 7 van dit besluit, indienen binnen de zes maanden volgende op haar bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art.11. Opgeheven worden :
1° het koninklijk besluit van 10 juni 1869 tot regeling van de verificatie van het gehalte der goud- en zilverwerken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 mei 1964;
2° het koninklijk besluit van 18 januari 1910 betreffende de waarborg der werken van goud, van zilver, enz., gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 mei 1964;
3° het besluit van de Regent van 13 juli 1948 betreffende de werken uit edel metaal, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 20 oktober 1949 en bij het koninklijk besluit van 11 juni 1985;
4° artikel 3 van het besluit van de Regent van 13 juli 1948 tot vaststelling van het essaailoon en het loon voor de waarmerking van edel metaal door de essaaieur van de Regering;
5° het koninklijk besluit van 13 april 1982 tot vaststelling van het waarborgrecht van rijkswege van het gehalte van gouden, zilveren en platina werken;
6° het koninklijk besluit van 12 november 1984 tot vaststelling van het keurloon voor de gehaltebepaling van de goud-, zilver- en platinastaven en -specie.
Art.12. Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Middenstand en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
<Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 13-02-1990, p. 2666>