23 JULI 1990. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de wijze waarop de in artikel 19, § 1, vierde lid, van de nieuwe gemeentewet bedoelde weddevermindering wordt toegestaan aan de burgemeesters en de schepenen. (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR2005-07-15/51, art. 303, 10°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2007) (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 11-08-1990 en tekstbijwerking tot 31-08-2005)
Art. 1-6
Artikel 1. § 1. De burgemeesters en de schepenen richten de in artikel 19, § 1, vierde lid, van de nieuwe gemeentewet bedoelde aanvraag om weddevermindering bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
Bij hun aanvraag voegen zij :
1° een attest van de gemeenteontvanger dat het bedrag van de brutojaarwedde vermeldt die zij in de hoedanigheid van burgemeester of schepen ontvangen;
2° een attest van de betalende instelling, dat het bedrag vermeldt van de andere wedden, vergoedingen of wettelijke of reglementaire toelagen die verminderd zouden worden of zouden vervallen indien bet bedrag van de wedde die zij in de hoedanigheid van burgemeester of schepen ontvangen, ongewijzigd bleef;
3° eventueel ieder ander bewijsstuk.
§ 2. De betrokkene vermeldt de hoegrootheid van de gevraagde vermindering van zijn burgemeesters- of schepenwedde, naargelang hij het voordeel van de andere wedden, vergoedingen of wettelijke of reglementaire toelagen geheel of gedeeltelijk wenst te behouden.
Art.2. De vermindering van de wedde van burgemeester of schepen geldt zolang de betrokkene hetzelfde mandaat in dezelfde gemeente uitoefent.
Bij verandering van zijn geldelijke toestand kan de betrokkene nochtans de herziening van de vermindering van zijn wedde als burgemeester of schepen aanvragen. Daartoe deelt hij aan de Minister van Binnenlandse Zaken de in artikel 1, § 1, vermelde verantwoordingsstukken mede.
Art.3. § 1. De vermindering van de wedde van burgemeester of schepen heeft ten vroegste uitwerking op 1 januari van het jaar tijdens hetwelk de aanvraag aan de Minister van Binnenlandse Zaken gericht is, overeenkomstig artikel 1, voor zover de aanvrager op die datum de voorwaarden vervult om een dergelijke vermindering te verkrijgen.
§ 2. Als overgangsmaatregel echter heeft de in § 1 vermelde weddevermindering uitwerking vanaf 1 januari 1989 voor de burgemeesters en de schepenen van wie tussen die datum en 22 januari 1990 reeds andere wedden of vergoedingen verminderd werden of vervielen ten gevolge van de vaststelling van hun wedde van burgemeester of schepen overeenkomstig artikel 19, § 1, van de nieuwe gemeentewet.
Binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit moeten de betrokkenen daartoe een aanvraag indienen bij de Minister van Binnenlandse Zaken, in de vormen bepaald bij artikel 1 en met bijvoeging van de daarin vermelde documenten. De aanvragen die buiten die termijn ingediend worden, zullen worden afgewezen.
§ 3. Voor de bepaling van het in § 1 bedoeld lopend jaar en voor de berekening van de termijn vermeld in § 2, tweede lid, wordt de datum waarop de aanvraag bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken toekomt, in aanmerking genomen, en niet de datum van verzending.
Art.4. Het koninklijk besluit van 20 november 1984 betreffende de wijze waarop de in artikel 103, § 1, vierde lid, van de gemeentewet bedoelde weddevermindering wordt toegestaan aan de burgemeesters en schepenen, wordt opgeheven.
Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.