3 MEI 1989. - Besluit tot uitvoering van artikel 65, § 1, van het besluit van de Vlaamse Executieve van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding.
Art. 1-7
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan :
1° onder oprichting van een onderneming : de creatie van een nieuwe bedrijfseenheid door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, waarmee een tewerkstelling van minimum 10 werknemers gepaard gaat;
2° onder uitbreiding van een onderneming : de oprichting van een nieuwe afdeling voor de vervaardiging van nieuwe produkten of de invoering van bijkomende deelfazen in het produktieproces van voorheen vervaardigde produkten. Een uitbreiding ingevolge de verhoging van de produktiecapaciteit komt in aanmerking indien de tewerkstelling met minimum 30 eenheden wordt verhoogd;
3° onder overschakeling van een onderneming :
de volledige of gedeeltelijke stopzetting van de aktiviteit van één of meerdere afdelingen met het oog op de oprichting van nieuwe afdelingen die een belangrijke wijziging van het aktiviteitspatroon tot gevolg hebben, met dien verstande dat de tewerkstelling tenminste dient te worden gehandhaafd.
Art.2. § 1. Een tegemoetkoming wordt slechts verleend voor opleidingen die plaatshebben binnen een globale referteperiode van twee jaar. Deze referteperiode kan een aanvang nemen vanaf de datum waarop de onderneming haar aanvraag indiende, hetzij later namelijk vanaf de begindatum van de eerste opleiding, doch ten laatste één jaar na de datum van de aanvraag.
§ 2. De tegemoetkoming wordt uitbetaald na voorlegging aan de Dienst van de stukken noodzakelijk om de werkelijkheid van de uitgaven na te gaan. De rechtvaardigingsstukken dienen te worden voorgelegd ten laatste binnen de twaalf maanden na het einde van de referteperiode.
§ 3. Indien de vereiste tewerkstelling zoals voorzien in artikel 1 niet bereikt is op het einde van de globale referteperiode van 2 jaar, kan het Beheerscomité beslissen over te gaan tot terugvordering van de ontvangen tegemoetkoming.
§ 4. Indien de onderneming binnen de vijf jaar, te rekenen vanaf het afsluiten van de overeenkomst, haar aktiviteiten stopzet, dient de onderneming de ontvangen tegemoetkoming aan de Dienst terug te storten.
Art.3. Bijkomende voorwaarden van tegemoetkoming :
1° de op te leiden werknemers moeten minstens 18 jaar oud zijn;
2° de opleiding moet een essentieel technisch karakter hebben, opleidingen voor commerciële of administratieve functies worden niet weerhouden;
3° aan de opleiding dient een effectieve arbeidsplaats te beantwoorden, de opgeleide werknemer moet derhalve op het einde van de in artikel 2, § 1, genoemde referteperiode in dienst zijn van de onderneming;
4° een werknemer kan slechts opgeleid worden voor één functie;
5° de op te leiden werknemers moeten onderdaan zijn van een Lidstaat van de E.E.G. of effectief in België woonachtig zijn.
Art.4. § 1. Wat het bedrag van de tegemoetkoming door de Dienst in het loon van de instructeurs betreft, zijn de bepalingen van artikel 107, § 3 van het besluit van de Vlaamse (regering) houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding van toepassing. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
§ 2. Wat het bedrag van de tegemoetkoming door de Dienst in het loon van de cursisten betreft, zijn de bepalingen van artikel 107, § 2 van het besluit van de Vlaamse (regering) houdende organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding van toepassing. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
§ 3. Onverminderd de tegemoetkoming bedoeld in § 1 en § 2 van dit artikel, wordt voor de opleidingsstages van werknemers in het buitenland en voor buitenlandse instructeurs een tegemoetkoming toegekend ten belope van 50 % der werkelijk gedane uitgaven voor reis- en verblijfskosten.
Als reis- en verblijfskosten komen in aanmerking : de kosten van één reis heen en terug en de reële verblijfskosten.
In voorkomend geval wordt voor de buitenlandse instructeurs de tegemoetkoming van alle kosten - afgezien van de reiskosten - beperkt tot een maximumbedrag van 20 000 frank per week, per persoon.
Art.5. In verband met de duurtijd van de opleiding die voor de tegemoetkoming in aanmerking komt, worden volgende principes gehanteerd :
1° de opleiding in de onderneming moet minimum vier weken bedragen en mag zesentwintig weken niet overschrijden;
2° een opleidingsstage in het buitenland wordt slechts in aanmerking genomen als de stage minstens een duur heeft van vijf opeenvolgende dagen, de maximumduur bedraagt zesentwintig weken;
3° de duurtijd voor de tussenkomst in het loon van de instructeurs wordt bepaald :
- in functie van de beroepen waarin de instructeurs opleiding verstrekken en het hierbij betrokken aantal werknemers;
- de maximumduur die in aanmerking wordt genomen bedraagt 1/10 van het aantal man-weken dat voor de opleiding van de betrokken werknemers in aanmerking werd genomen.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking op 1 maart 1989.
Art. 7. De (Vlaamse Minister) van Tewerkstelling wordt belast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>