15 MAART 1989. - Besluit van de Vlaamse Executieve houdende vaststelling van een technische reglementering inzake drinkwater. <Dit besluit wordt opgeheven behalve wat de kwaliteitsnormen van voor menselijke consumptie bestemd water betreft in die leveringsgebieden waar overeenkomstig artikel 20, § 3, de datum bedoeld in artikel 20 § 1 verlaat wordt en de minister bepaalt dat de bestaande normen van kracht blijven; zie B.St. 2002-12-13/53, art 21 ; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
Art. 1-13, N1-N4
Artikel 1. § 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op al het water dat bestemd is voor menselijke consumptie met uitsluiting van het water bedoeld in § 2.
§ 2. Dit besluit is niet van toepassing op :
1° het drinkwater dat verpakt in flessen, bussen, blikken of andere recipiënten in de handel wordt gebracht;
2° natuurlijk mineraalwater dat als dusdanig is erkend en/of omschreven;
3° medicinaal water dat als dusdanig is erkend.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder voor menselijke consumptie bestemd water verstaan, al het water, hetzij onbehandeld, hetzij na een behandeling, dat voor dat doel wordt gebruikt, ongeacht de herkomst en ongeacht of het gaat om water :
1° dat aan de verbruiker wordt geleverd, hierna leidingwater genoemd;
2° dat in een levensmiddelenbedrijf wordt gebruikt voor de vervaardiging, de behandeling, de conservering of het in de handel brengen van voor menselijke consumptie bestemde produkten of stoffen;
3° dat van invloed is op de goede hoedanigheid van de levensmiddelen als eindprodukt.
Art.3. Behoudens afwijkingen bedoeld in de artikelen 5 en 6 is het verboden voor menselijke consumptie bestemd water te leveren of te gebruiken wanneer :
1° de kwaliteit van het water niet in overeenstemming is met de kwaliteitseisen aangegeven in bijlage I van dit besluit; voor wat leidingwater betreft gelden de eisen op de plaats waar het water in het openbaar leidingnet wordt ingebracht enerzijds evenals op de plaats waar de binnenhuisinstallatie op het gewoon waterleidingsnet wordt aangesloten anderzijds tenzij uitdrukkelijk anders vermeld in bijlage I; in geval controle op deze plaats niet mogelijk is, wordt het dichtsbij gelegen controleerbaar punt op het openbaar waterleidingsnet aangewezen;
2° het water radio-aktieve stoffen bevat in concentraties die groter zijn dan de maximaal toelaatbare waarden vastgesteld voor de bevolking in haar geheel in artikel 20.5 van het koninklijk besluit van 28 februari 1963 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van ioniserende stralingen;
3° in het water enige andere stof wordt aangetroffen in concentraties die schadelijk zijn voor de gezondheid.
Art.4. § 1. De enige technische hulpstoffen en andere toevoegsels die bij de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water mogen worden aangewend, zijn opgenomen in bijlage IV van dit besluit.
§ 2. Het gebruik van de in § 1 bedoelde stoffen en/of toevoegsels mag niet tot gevolg hebben dat de in bijlage I van dit besluit vastgestelde kwaliteitseisen overschreden worden.
§ 3. Het gebruik van de in § 1 bedoelde stoffen en/of toevoegsels mag noch direct noch indirect een gevaar opleveren voor de gezondheid.
Art.5. § 1. Na inwinning van het advies van het Bestuur voor Leefmilieu van de Administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu evenals van de Administratie voor Gezondheidszorg van de Diensten van de Vlaamse (regering) kan de (Vlaamse Minister) bevoegd voor de waterproduktie en -voorziening, afwijkingen toestaan op de bepalingen van artikel 3 en 4 van onderhavig besluit ten einde rekening te houden met : <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
- situaties met betrekking tot de natuurlijke staat en de structuur van de bodem van het gebied waarvan de betreffende voorzieningsbron afhankelijk is;
- situaties met betrekking tot uitzonderlijke weerkundige omstandigheden.
§ 2. Deze afwijkingen mogen in geen geval de toxische en microbiologische parameters betreffen zoals vermeld in de tabellen D en E van bijlage I van onderhavig besluit noch gevaar opleveren voor de volksgezondheid.
§ 3. De in § 1 bedoelde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan indien deze niet tot direct of indirect gevolg hebben dat de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemde water achteruitgaat ten overstaan van de toestand op 15 juli 1980 of dat de verontreiniging van het water dat bestemd is voor de produktie van drinkwater toeneemt.
Art.6. § 1. Na inwinning van het advies van het Bestuur voor Leefmilieu van de Administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu evenals van de Administratie voor Gezondheidszorg van de Diensten van de Vlaamse (regering), kan de (Vlaamse Minister) bevoegd voor de waterproduktie en -voorziening gedurende een beperkte tijdsduur en tot een vast te stellen maximumwaarde, in noodgevallen een overschrijding van de in bijlage I vermelde maximaal toelaatbare concentraties toelaten, voor zover deze overschrijding geen enkel onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid meebrengt en de voorziening van het voor menselijke consumptie bestemd water op geen enkele andere manier kan worden bewerkstelligd. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
§ 2. De in § 1 bedoelde afwijkingen kunnen slechts worden toegestaan indien deze niet direct of indirect tot gevolg hebben dat de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemd water achteruitgaat ten overstaan van de toestand op 15 juli 1980 of dat de verontreiniging van het water dat bestemd is voor de produktie van drinkwater toeneemt.
Art.7. § 1. Elke aanvraag tot toelating van de in de artikelen 5 of 6 van dit besluit bedoelde afwijkingen dient ingediend bij het Bestuur voor Leefmilieu van de Administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu. De aanvraagbundel moet volgende inlichtingen bevatten :
1° in geval van aanvraag tot afwijking ten einde rekening te houden met de natuur en de structuur van de bodem waarvan de voorzieningsbron afhankelijk is :
a ) naam en maatschappelijke zetel van de aanvrager;
b) aanduiding van de parameter(s) met weergave van de gevraagde afwijking en verwijzing naar de maximum toegelaten concentratie zoals voorzien in bijlage I;
c) aard van de gevraagde afwijking (tijdelijk of permanent);
d) een raming van de kostprijs voor het zich konform stellen met de normen vermeld in bijlage I;
e) een uiteenzetting van de natuur en structuur van de bodem met verwijzing naar bodemprofielen, studies, literatuur...;
f) het aantonen van een oorzakelijke relatie tussen de kwaliteit van het voor menselijk consumptie bestemd water en de natuur en de structuur van de bodem, externe vervuilingsbronnen buiten beschouwing gelaten;
g) een rapport over de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemd water dat van de desbetreffende voorzieningsbron afhankelijk is aan de hand van analyseverslagen, opgemaakt overeenkomstig de gewone controle zoals voorzien in bijlage II van dit besluit;
2° in geval van aanvraag tot afwijking in situaties met betrekking tot uitzonderlijke weerkundige omstandigheden en in noodgevallen :
a) en b) idem als onder 1°;
c) omstandige beschrijving van het noodgeval of het uitzonderlijke weer;
d) aanduiding van de periode waarvoor de afwijking wordt aangevraagd;
e) een rapport over de kwaliteit van het voor menselijke consumptie bestemd water, dat invloed ondergaan heeft van het noodgeval of het uitzonderlijke weer, aan de hand van analyseverslagen opgemaakt overeenkomstig de controle op ongeregelde tijdstippen, bij situaties van bijzondere of toevallige aard, zoals voorzien in bijlage II van dit besluit. Bij ongevallen steunen de analyseresultaten op parameters die door het ongeval in aanmerking te nemen zijn.
§ 2. De (Vlaamse Minister) bevoegd voor de waterproduktie en -voorziening, neemt zijn besluit met betrekking tot de aanvraag tot afwijking binnen een termijn van zestig dagen. De termijn van zestig dagen vangt aan op de datum van het indienen van de aanvraag of op de datum van het indienen van bijkomende inlichtingen die gevraagd worden ingeval zij noodzakelijk zijn om de aanvraag te onderzoeken. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
§ 3. Indien na zestig dagen geen beslissing is genomen, wordt de afwijking beschouwd als toegestaan voor een termijn van één jaar of tot op het einde van de uitzonderlijke weersomstandigheden of van het noodgeval. Deze termijn gaat in na het verstrijken van de beslissingstermijn van zestig dagen.
§ 4. Bij wijze van overgangsmaatregel worden de in § 1 bedoelde afwijkingsaanvragen die gedurende de periode van zes maand, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden ingediend als voorlopig toegestaan beschouwd vanaf het ogenblik van indienen van de aanvraag en dit voor een termijn van één jaar.
Art.8. § 1. Geen afwijking moet aangevraagd worden wanneer, met betrekking tot leidingwater, een overschrijding van de kwaliteitseisen een strikt plaatselijk verschijnsel betreft, met name wanneer storingen optreden, hetzij ingevolge wijziging in de stromingsvoorwaarden in het net die kwalitatieve gevolgen hebben voor het leidingwater.
Het volstaat dat de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke personen die het leidingnet exploiteren onmiddellijk de betrokken verbruikers na de vaststelling waarschuwen dat het leidingwater tijdelijk voor de consumptie ongeschikt is.
Ingeval uitzonderlijk alleen de microbiologische parameters in het gedrang komen, volstaat het eveneens de verbruikers te verwittigen dat het water bestemd voor consumptie niet mag gebruikt worden zonder dat het vooraf twee minuten gekookt werd.
§ 2. Deze personen zorgen er voor dat zo vlug mogelijk maatregelen worden getroffen om de toestand, waardoor niet voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 2, te verhelpen en onmiddellijk de (Vlaamse Minister) bevoegd voor de waterproduktie en -voorziening, in te lichten. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Art.9. De publiekrechtelijke of privaatrechtelijke personen die voor menselijke consumptie bestemd water leveren of gebruiken zijn verplicht :
1° de kwaliteitscontroles uit te voeren met de frequentie aangegeven in bijlage II en de resultaten ter beschikking te stellen van de (Vlaamse Minister) bevoegd voor de waterproduktie en -voorziening. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
De resultaten van de analyses C1 en C2 zullen dienen voorgesteld onder de vorm van een jaarbalans. In de balans zullen worden aangeduid : de gekozen meetpunten, de frequenties van de kontroles, het volume water dat wordt geproduceerd door of gedistribueerd vanuit elke bron die bij het meetpunt betrokken is en per meetpunt voor elke parameter het minimum, rekenkundig gemiddelde en de spreiding. De resultaten van de analyses C3 en C4 worden integraal meegedeeld. Alle resultaten moeten vóór 1 april van het jaar volgend op het jaar waarop de resultaten betrekking hebben, worden ingediend bij het Bestuur voor Leefmilieu van de Administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Bij de kwaliteitscontroles zal de aanbevolen methode vermeld in bijlage III va dit besluit zoveel mogelijk worden gebruikt.
Laboratoria die andere methoden gebruiken, moeten er zich van vergewissen dat daarmee resultaten worden verkregen die gelijkwaardig zijn aan of vergelijkbaar met die welke worden verkregen met de in bijlage III aangegeven methoden.
2° De (Vlaamse Minister) bevoegd voor de waterproduktie en -voorziening in te lichten over het in gebruik nemen van elke nieuwe waterwinning, van nieuwe installaties voor het opslaan of het behandelen van voor menselijke consumptie bestemd water of van de aan die installaties aangebrachte wijzigingen. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Art.10. Worden voor toepassing in het Vlaamse Gewest opgeheven :
- het koninklijk besluit van 24 april 1965 betreffende het voor de voeding bestemd water, gewijzigd door het koninklijk besluit van 6 mei 1966;
- het ministerieel besluit van 18 mei 1965 houdende vaststelling van de in voor de voeding bestemd water toegelaten toevoegsels.
Art.11. De ambtenaren en beambten van het Bestuur voor Leefmilieu van de Administratie voor Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu evenals van de Administratie voor Gezondheidszorg van de Diensten van de Vlaamse (regering) zijn gelast met het toezicht op de naleving van onderhavig besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Art.12. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn publikatie in het Belgisch Staatsblad.
Art.13. De (Vlaamse Minister) van Leefmilieu, Natuurbehoud en Landinrichting evenals de (Vlaamse Minister) van Volksgezondheid en Brusselse Aangelegenheden zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Art. N1. BIJLAGE I. Lijst van parameters.
A. Organoleptische parameters : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30 p. 9332>
B. Fysische-chemische parameters (in samenhang met de natuurlijke structuur van het water) : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9332>
C. Parameters betreffende ongewenste stoffen (in te grote hoeveelheden) : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9333>
D. Parameters betreffende toxische concentraties van zekere stoffen : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9334>
E. Microbiologische parameters : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9335>
F. Minimaal vereiste concentratie voor leidingwater dat aan de verbruiker wordt geleverd en een ontharding of ontzilting heeft ondergaan : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9335>
Art. N2. BIJLAGE II. Schema en frequentie van modelanalyses.
A. Schema van modelanalyses (voor de controles in aanmerking te nemen parameters) : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9336>
B. Tabel van de minimale frequentie van de monsternemingen met het oog op modelanalyses : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9336>
Art. N3. BIJLAGE III. Analysemethoden aanbevolen door de Richtlijn van de Europese Gemeenschap.
A. Organoleptische parameters : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9337>
B. Fysisch-chemische parameters : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9337>
C. Parameters betreffende ongewenste stoffen : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9337>
D. Parameters betreffende toxische concentraties van zekere stoffen : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9338>
E. Microbiologische parameters : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9338>
F. Minimaal vereiste concentratie : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9339>
Art. N4. BIJLAGE IV. Toevoegsel toegelaten voor de waterbehandeling.
1. Voor desinfectie of oxydatie : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9339>
2. Voor coagulatie-flucculatie : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9339>
3. Voor PH correctie en/of mineralisatie : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9340>
4. Dit besluit is niet toepasselijk op technische hulpstukken die als filtermassa gebruikt worden evenmin als op ionenuitwisselingsharsen.
5. Allerlei : <niet opgenomen om praktische redenen, zie B.St. 1989-05-30, p. 9340>