Details





Titel:

30 NOVEMBER 1989. - [Koninklijk besluit van 30 november 1989 tot uitvoering van artikel 53, vijfde lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.] <Opschrift vervangen door KB 1995-05-15/38, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 06-10-1995> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-12-1989 en tekstbijwerking tot 26-09-1995.)



Inhoudstafel:


Art. 1-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Het genot van de rechtstreekse betaling van de tegemoetkoming van de ziekteverzekering, hierna derdebetalersregeling genoemd, voor de verstrekkingen inzake klinische biologie, bedoeld in artikel 3, 18, § 2, B, e en 24 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, verleend aan de niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, kan door de verzekeringsinstellingen worden ingetrokken ten aanzien van de laboratoria inzake klinische biologie bedoeld in artikel 153, § 6, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, overeenkomstig de voorwaarden en regelen, vastgesteld in de artikelen 2 tot 4.

Art.2. (§ 1.) Na raadpleging van de Nationale Commissie geneesheren-ziekenfondsen, wanneer het betrokken laboratorium alleen maar uit geneesheren is samengesteld of van de Bestendige Commissie belast met het onderhandelen over en het sluiten van de nationale overeenkomst tussen de apothekers en de verzekeringsinstellingen wanneer het laboratorium alleen maar uit apothekers is samengesteld of van de beide Commissies wanneer het laboratorium zowel uit geneesheren en apothekers is samengesteld, kunnen de verzekeringsinstellingen de in artikel 1 bedoelde maatregel nemen op grond van een verslag als bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit nr. 143 van 30 december 1982 tot vaststelling van de voorwaarden waaraan de laboratoria moeten voldoen voor de tegemoetkoming van de ziekteverzekering voor verstrekkingen van klinische biologie, als ze vaststellen dat de voorwaarden die bij vorengenoemd besluit of bij de uitvoeringsbesluiten ervan zijn vastgesteld, niet in acht worden genomen. De raadpleging van vorenbedoelde commissie of commissies geschiedt na de verwittiging die is bedoeld in artikel 3, eerste lid, en na kennisneming van de eventuele opmerkingen van het laboratorium. <KB 1992-09-28/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1992>
  De Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, alsmede de overtreder, krijgen gelijktijdig dat verslag van de ambtenaren, bedoeld in het koninklijk besluit van 13 juli 1984 houdende de aanwijzing van de ambtenaren belast met het toezicht op de laboratoria voor klinische biologie.
  Vorenvermeld verslag wordt aan de verzekeringsinstellingen bezorgd door toedoen van de vorengenoemde Dienst.
  (§ 2. De derdebetalersregeling kan ook worden ingetrokken op grond van een proces-verbaal dat is opgemaakt door een geneesheer-inspecteur of een inspecteur die respectievelijk zijn bedoeld in de artikelen 80 en 94 van vorenvermelde wet van 9 augustus 1963 en waarbij een overtreding van de bepalingen van artikel 25, § 1 of § 4, wordt vastgesteld, dat de verplichting oplegt het persoonlijk aandeel van de rechthebbende in de kostprijs van de verstrekkingen inzake klinische biologie te innen. In dat geval wordt dezelfde procedure gevolgd als voor het in de vorige leden bedoeld verslag.) <KB 1992-09-28/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1992>

Art.3. (De verzekeringsinstellingen verwittigen binnen twee maanden na de datum van toezending van het in artikel 2 beoogd verslag van bevinding of proces-verbaal door vorenbedoelde Dienst voor geneeskundige verzorging, het betrokken laboratorium met een ter post aangetekende brief ervan dat ze de bedoeling hebben de derdebetalersregeling in te trekken; in die brief wordt verwezen naar dat verslag of proces-verbaal en wordt, wat het verslag betreft, herinnerd aan de bepalingen van vorengenoemd koninklijk besluit nr. 143 die niet zijn nageleefd.) <KB 1992-09-28/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1992>
  Vanaf het verzenden van die brief heeft het laboratorium vijftien dagen tijd om zijn opmerkingen aan de verzekeringsinstellingen mee te delen op het door hen opgegeven adres. Binnen twee maanden na het verstrijken van die termijn geven de verzekeringsinstellingen, als ze ertoe beslissen de derdebetalersregeling in te trekken, het laboratorium met een ter post aangetekende brief kennis van hun gemotiveerde beslissing, met vermelding van de duur van de maatregel.
  De verwittigingen en beslissingen worden door alle in artikel 2, d, van vorengenoemde wet van 9 augustus 1963 bedoelde verzekeringsinstellingen collegiaal genomen en meegedeeld; om geldig te zijn moeten ze worden goedgekeurd door ten minste twee derden van alle verzekeringsinstellingen samen.
  De intrekking van de derdebetalersregeling wordt effectief de dertigste dag na die waarop de aangetekende brief met de kennisgeving van de beslissing is verzonden. De verstrekkingen inzake klinische biologie, verleend vanaf deze datum, gedurende de duur van de maatregel, aan een niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbende en geïdentificeerd als uitgaande van het betrokken laboratorium, worden niet meer vergoed in het raam van derdebetalersregeling door de verzekeringsinstellingen.

Art.4. Het genot van de derdebetalersregeling kan worden ingetrokken voor ten hoogste zes maanden. In geval van recidief binnen twee jaar na het einde van een intrekkingsperiode, kan de derdebetalersregeling definitief worden ingetrokken als de vorige intrekking liep over een periode van zes maanden.

Art.5. De verzekeringsinstellingen moeten in hun plaatselijke, gewestelijke en nationale kantoren de lijst met de laboratoria inzake klinische biologie waarvoor een maatregel tot intrekking van de derdebetalersregeling is genomen, ter beschikking houden van de rechthebbenden; op die lijst moet de periode voorkomen waarop die maatregel betrekking heeft. De betrokken laboratoria mogen op die lijst slechts gedurende de periode waarin de derdebetalersregeling is ingetrokken, vermeld staan.

Art.6. Op straffe van verval moeten de betwiste beslissingen aan de bevoegde arbeidsrechtbank worden voorgelegd binnen één maand nadat daarvan kennis is gegeven.

Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 8. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.