20 FEBRUARI 1989. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 148 van de programmawet van 30 december 1988.
Art. 1-4
Artikel 1. De Algemene Spaar- en Lijfrentekas, het Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers, de Hulp- en voorzorgskas voor zeevarenden onder Belgische vlag en de instellingen beoogd bij artikel 22 van de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden, maken ten laatste op 30 juni 1989 het bedrag van de reservefondsen aan de Rijksdienst voor pensioenen over, zoals deze op 31 december 1988 zouden gevestigd geweest zijn in toepassing van artikel 2, tweede lid, van de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, zoals het vóór zijn wijziging door artikel 148 van de programmawet van 30 december 1988 was gesteld.
Art.2. De overdracht voorzien in artikel 1 geschiedt in speciën of in roerende waarden.
Behoudens toestemming van de Minister die de pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft, moet de overdracht van de roerende waarden geschieden in evenredigheid met de samenstelling van de portefeuille van het beheer der verplichte stortingen bedoeld in hoofdstuk 1 van de bovengenoemde wet van 28 mei 1971.
De over te maken roerende waarden worden geschat als volgt :
a) de niet ter beurze genoteerde waarden tegen hun aankoopprijs, kosten inbegrepen, vermeerderd, wat de vastrentende waarden betreft, met de gelopen en niet vervallen intresten op de vervaldag bepaald in artikel 1;
b) de ter beurze genoteerde waarden aan het bedrag vastgesteld volgens de door de verzekeringsinstellingen voor het opmaken van hun jaarbalans gevolgde wijze, vermeerderd, wat de vastrentende waarden betreft, met de gelopen en niet vervallen intresten op de vervaldag bepaald in artikel 1, voor zover deze intresten niet begrepen zijn in de waarde gebruikt voor het opmaken van de jaarbalans.
Art.3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4. Onze Minister van Pensioenen en Onze Staatssecretaris voor Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.