Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 JANUARI 1989. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 118, § 2 en 123, tweede lid, van de programmawet van 30 december 1988.



Inhoudstafel:


Art. 1-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Onder onderbreking in de zin van artikel 118, § 1, 1° to 3° en 6° van de programmawet van 30 december 1988 wordt verstaan elke periode gedurende dewelke een werkloze, gerechtigd op werkloosheids- of wachtuitkeringen voor alle dagen van de week, heeft opgehouden te genieten van deze uitkeringen met uitzondering van :
  1. de periodes van maximum vijftien dagen, behalve indien het periodes betreft van een administratieve sanctie of van een uitsluiting genomen op basis van de artikelen 134 en 138 en 194 tot 198 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid;
  2. de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit;
  3. de periodes van gevangenzetting;
  4. de periodes van verblijf in de Duitse Bondsrepubliek van een werknemer die samenwoont met een Belg die werkzaam is in het kader van de stationering van de Belgische Strijdkrachten;
  5. de periodes van aanwezigheid onder de wapens wegens oproeping of wederoproeping, de dienst als gewetensbezwaarde;
  6. de periodes van werkloosheid gedekt door vakantiegeld.

Art.2. Onder vervanging in de zin van artikel 123, tweede lid, van de programmawet van 30 december 1988 wordt verstaan de aanwerving gerealiseerd ten laatste binnen een periode van drie maanden volgend op het einde van de arbeidsovereenkomst van de te vervangen werknemer.
  Wanneer de werkgever bewijst dat hij vruchteloos heeft gepoogd een vervanger aan te werven binnen deze termijn, kan deze verlengd worden met drie maanden bij beslissing van het beheerscomité van de Rijksdienst van Sociale Zekerheid.

Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1989.

Art. 4. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wet hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.