2 FEBRUARI 1989. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 139 van de programmawet van 30 december 1988.
Art. 1-7
Artikel 1. Elke vrijstelling van betaling van de bijdrage bepaald in artikel 137, § 2, van de programmawet van 30 december 1988 moet het voorwerp uitmaken van een tot de Minister van Tewerkstelling en Arbeid gerichte aanvraag.
Art.2. § 1. Deze aanvraag tot vrijstelling dient vergezeld van een collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord, zoals bepaald in artikel 139 van de programmawet van 30 december 1988, en moet worden ingediend door :
a) ofwel de Voorzitter van het paritair orgaan voor zover het gaat om een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in dit orgaan;
b) ofwel door de verantwoordelijke van de dienst of de instelling in geval van een nieuw of voortgezet collectief akkoord;
c) ofwel door de ondertekende partijen indien het gaat om een nieuwe of voortgezette collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een onderneming of een groep van ondernemingen.
De aanvraag tot vrijstelling moet behoorlijk gemotiveerd ingediend worden uiterlijk dertig dagen na de neerlegging van het collectief akkoord of de collectieve arbeidsovereenkomst.
Bovendien moet ze de artikelen aanduiden die betrekking hebben op de initiatieven voor de tewerkstelling van de risicogroepen.
§ 2. Voor de werkgevers bedoeld in artikel 2 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collective arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités is een collectieve arbeidsovereenkomst vereist.
Art.3. § 1. De collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord bedoeld in artikel 2 moet de inspanning ter bevordering van initiatieven tot tewerkstelling van risicogroepen omschrijven. Deze inspanning moet per jaar minstens 0,18 % van de loonmassa aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bedragen.
De aanvraag bedoeld in artikel 2 omvat een omstandige specificatie van :
- de berekening van deze inspanning;
- de concrete omschrijving van de initiatieven ter bevordering van de tewerkstelling van de risicogroepen.
§ 2. Bij niet-naleving van de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord bedoeld in § 1, wordt de vrijstelling van de bijdrage bedoeld bij artikel 137, § 2, van de programmawet van 30 december 1988 ingetrokken, en dit voor de periode van niet-naleving.
In dit geval, zal de bijdrage verschuldigd zijn vanaf de eerste dag van het kwartaal waarin de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord niet meer wordt toegepast.
Art.4. De geldig ingediende aanvraag tot vrijstelling schorst de verplichting tot betaling van de bijdrage bedoeld in artikel 137, § 2, van de programmawet van 30 december 1988.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid is ertoe gehouden de vrijstelling te verlenen of te weigeren binnen de drie maanden die volgen op de dag van de ontvangst van de aanvraag. De aanvraag wordt geacht ontvangen te zijn de derde dag die volgt op de dag van de afgifte ter post van de aanvraag.
De weigering van de aanvraag tot vrijstelling wordt met redenen omkleed.
Bij ontstentenis van een beslissing wordt de vrijstelling als verworven beschouwd.
Art.5. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, worden aangewezen als ambtenaren en beambten belast met het toezicht over de uitvoering van dit besluit :
1° de inspecteurs en de adjunct-inspecteurs van de Administratie van de Arbeidsbetrekkingen en -reglementering van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;
2° de mijningenieurs.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1989.
Art. 7. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.