2 FEBRUARI 1989. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 138 van de programmawet van 30 december 1988.
Art. 1-4
Artikel 1. Dit besluit omschrijft de risicogroepen bedoeld in artikel 138 van de programmawet van 30 december 1988.
Art.2. § 1. (Onder langdurig werkloze wordt verstaan :
1° de werkzoekende die, gedurende de twaalf maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking genoten heeft van werkloosheids- of wachtuitkeringen voor alle dagen van de week;
2° de werkzoekende die, gedurende twaalf maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheidsuitkeringen genoten heeft volgens de bepalingen van artikel 171nonies van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid;
3° de werkzoekende die, op het ogenblik van zijn indienstneming, sinds minstens zes maanden zonder onderbreking het bestaansminimun ontvangt;
4° de werkzoekende mindervalide die, op het ogenblik van zijn indienstneming, bij het Rijksfonds voor sociale reclassering van de mindervaliden of bij één van haar rechtsopvolgers ingeschreven is.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid bepaalt wat dient te worden verstaan onder " onderbreking " voor de toepassing van 1° en 2° van deze paragraaf.) <KB 1991-05-28/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1991-01-01>
§ 2. Onder laaggeschoolde werkloze wordt verstaan de werkzoekende, ouder dan 18 jaar, die geen houder is van :
- ofwel van een diploma van het universitair onderwijs;
- ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of het korte type;
- ofwel een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.
§ 3. Onder jongere met deeltijdse leerplicht wordt verstaan de werkzoekende van minder dan 18 jaar die onderworpen is aan de deeltijdse leerplicht en die het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgt;
§ 4. (Wordt eveneens beschouwd als behorend tot de risicogroepen, de werkzoekende die op de arbeidsmarkt wenst her in te treden en die gelijktijdig voldoet aan de volgende voorwaarden :
1° geen werkloosheidsuitkeringen of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten heeft gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat;
2° geen beroepsactiviteit verricht heeft gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat;
3° voor de periode van drie jaar voorzien in 1° en 2°, zijn beroepsactiviteit onderbroken heeft, ofwel nooit een dergelijke aktiviteit begonnen is.) <KB 1991-05-28/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1991-01-01>
(§ 5. Wordt eveneens beschouwd als behorend tot de risicogroepen de uitkeringsgerechtigde werkloze van minstens 50 jaar oud, op het ogenblik van zijn indienstneming.) <KB 1991-05-28/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 1991-01-01>
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1989.
Art. 4. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.