18 AUGUSTUS 1989. - Ministerieel besluit tot regeling van het gebruik van systemen voor het activeren van veiligheidsuitrustingen en waarbij gebruik gemaakt wordt van pyrotechnische middelen. (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest <BVR2011-07-15/41, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 06-09-2013>)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-09-2011 en tekstbijwerking tot 06-09-2011)
Art. 1-4
Artikel 1. De systemen voor het activeren van veiligheidsuitrustingen en waarbij gebruik gemaakt wordt van pyrotechnische middelen, moeten door de directeur generaal der mijnen toegelaten zijn met het oog op het gebruik ervan in de ondergrondse werken van mijnen.
Art.2. De in artikel 1 bedoelde pyrotechnische middelen moeten voldoen aan veiligheidsproeven ten aanzien van mijngas.
Als ze deel uitmaken van een toestel dat een blusmiddel vrijmaakt, dan mag het toestel geen blusmiddel bevatten tijdens de veiligheidsproeven.
Als ze vervat zijn in een kleiner geheel dat een bestanddeel van het toestel vormt, dan mag dat kleinere geheel beproefd worden zonder rekening te houden met de andere toestelonderdelen wanneer die duidelijk geen invloed kunnen hebben op het resultaat van de veiligheidsproeven ten aanzien van mijngas.
Art.3. De in artikel 2 bedoelde veiligheidsproeven gebeuren in een atmosfeer met een methaangehalte tussen 8 en 10 procent.
De pyrotechnische middelen of het kleinere geheel waarin ze vervat zijn, worden in de mijngaskamer geplaatst op een wijze die analoog is aan de plaatsing ervan voor gebruik in de praktijk.
Art. 4. De uitslag van de veiligheidsproeven, bedoeld in artikel 2 en uitgevoerd door een kontrole-organisme of een proefstation in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap dan België worden aanvaard voor zoverre dit organisme of laboratorium de nodige waarborg biedt op technisch- en beroepsvlak en aldus wordt erkend door deze lid-Staat.