16 DECEMBER 1988. - Besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de toekenning van toelagen aan deze diensten. <Vertaling> (NOTA : opgeheven voor de Franse Gemeenschap van Brussel-Hoofdstad bij BESL 1995-03-23/56, art. 48, 010; Inwerkingtreding : 01-04-1995) (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij <BWG2009-04-30/B9, art. 36, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2009>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-05-1992 en tekstbijwerking tot 09-04-2019)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Erkenning.
Art. 4-5, 5bis, 6
HOOFDSTUK 3. - Hulpverlening.
Art. 7
HOOFDSTUK 3BIS. - Programmatie van de hulpverlening in het dagelijkse leven. <Ingevoegd bij BWG 2004-01-29/49, art. 6; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 7bis
HOOFDSTUK 4. - Toelagen.
Art. 8-14, 14bis, 15-18
HOOFDSTUK 4bis. - Diverse bepalingen. <Ingevoegd bij BWG 1998-12-17/59, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 18bis, 18ter, 18quater, 18quinquies, 18sexies
HOOFDSTUK 4TER. - Bijkomende subsidie voor thuisoppas. <Ingevoegd bij BWG 2004-04-22/34, art. 3; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
Art. 18septies, 18octies, 18novies
HOOFDSTUK 4quater. - Extratoelage voor gezinshelpers en thuisoppassers gesubsidieerd in het A.P.E.-kader <Ingevoegd bij BWG 2006-03-09/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
Art. 18decies, 18undecies
HOOFDSTUK 4quinquies. [1 - Aanvullende subsidie in verband met de maatregelen opgenomen in het drieledige raamakkoord van 28 februari 2007 voor de Waalse niet-commerciële privé-sector 2007-2009]1
Art. 18duodecies, 18terdecies
HOOFDSTUK 5. - Verplichtingen en sancties.
Art. 19-20
HOOFDSTUK 5bis. - [1 Klachten en controle.]1
Art. 20bis, 20ter
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen.
Art. 21-23
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
1990027356 1992029204 1993029084 1993029085 1995027055 1995027073 1995027341 1995027342 1996027024 1996027035 1996027332 1997027031 1997027442 1998027016 1998027481 1998027488 1998029124 1999027009 1999027012 2000027093 2000027167 2001027394 2001027457 2002027038 2002027668 2003200995 2004027197 2004200692 2004201351 2005201332 2005201816 2006201007 2006202360 2006203033 2007201803 2008202398 2008203630 2009200788 2009201871 2009203259 2009204970
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de diensten waarvan de sociale zetel gelegen is op het grondgebied van het Franse taalgebied.
Art.2. <BWG 2004-01-29/49, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° diensten : de diensten voor gezins- en bejaardenhulp die één of meer van de volgende activiteiten uitoefenen :
a) hulpverlening in het dagelijkse leven, om met de gerechtigde handelingen van het dagelijkse leven uit te voeren zoals omschreven in het besluit van de Waalse Regering van 16 juli 1998 tot goedkeuring van het statuut van gezinshelpster zodat hij kan blijven deelnemen aan het maatschappelijke leven;
b) thuisoppas : met het oog op de optimalisering van het mentaal, lichamelijk en maatschappelijk welzijn van de gerechtigde die om gezondheidsredenen behoefte heeft aan meer thuishulp;
2° activiteitszone : de in bijlage I vermelde geografische zone waar de diensten actief zijn;
3° Minister : de Minister van Sociale Actie;
4° administratie : de bevoegde diensten van het Directoraat-generaal Sociale Actie en Gezondheid.
Art.3. <BWG 1996-04-25/40, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-01-1996> De Minister kan, onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden, diensten voor gezins- en bejaardenhulp erkennen die door de provincies, de gemeenten, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen zonder winstoogmerk worden opgericht.
Hij kan aan de erkende diensten toelagen toekennen , overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
HOOFDSTUK 2. - Erkenning.
Art.4. Om erkend te worden, moeten de diensten voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° tot doel hebben tijdelijk en zonder onderscheid van politieke, filosofische of godsdienstige overtuiging, (gezinshelpers of bejaardenhelpers of thuisoppassers) ter beschikking te stellen van gezinnen en alleenstaanden die de aanvraag daarom doen. <BWG 2004-01-29/49, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De hulp moet bij voorrang worden verleend aan de meest hulpbehoevenden en financieel minstbedeelden, omdat de hulpvragers niet of onvoldoende in staat zijn hun gezins- of huishoudelijke taken te verrichten, hetzij wegens de afwezigheid van één van de ouders, hetzij wegens lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, of hetzij wegens bijzondere sociale omstandigheden;
2° voltijds en permanent ten minste drie gezins- of bejaardenhelpsters (of drie thuisoppassers) tewerkstellen die aan de in artikel 5 van dit besluit bedoelde voorwaarden voldoen. <BWG 2004-01-29/49, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Een voltijdse betrekking kan worden vervangen door twee deeltijdse betrekkingen, voor zover deze met ten minste één voltijdse betrekking overeenstemmen;
(3° zich ertoe verbinden het statuut op de gezins- en bejaardenhelpsters toe te passen zoals het goedgekeurd is door de Waalse Regering op 16 juli 1998.) <BWG 1998-12-17/59, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 1998-07-16>)
(4° in het kader van een arbeidsovereenkomst of van een openbaar statuut, een maatschappelijk assistent, een gegradueerde sociaal verpleegkundige of een gegradueerde verpleegkundige gespecialiseerd in gemeenschappelijke gezondheid voor (6,5 helpers of thuisoppassers) en minder, en een administratief bediende voor (10 helpers of thuisoppassers en minder) kwarttijds tewerkstellen; de (helpstersen thuisoppassers zijn degenen bedoeld in 2° van dit besluit), en hun aantal wordt uitgedrukt in voltijds equivalenten; de maatschappelijk assistent, de gegradueerde sociaal verpleegkundige of de gegradueerde verpleegkundige gespecialiseerd in gemeenschappelijke gezondheid is belast met sociale onderzoeken en moet de begunstigden en de (gezinshelpers, bejaardenhelpsters of thuisoppassers) begeleiden;) <BWG 1998-07-23/40, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-01-1998>) <BWG 2004-01-29/49, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
5° zich ervan vergewissen dat de (gezinshelpers, bejaardenhelpsters en thuisoppassers) gezond zijn, door ze bij de aanwerving en vervolgens elk jaar aan een preventief geneeskundig onderzoek te onderwerpen; <BWG 2004-01-29/49, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
6° de vertrouwelijke aard van de dienstgesprekken en van de gesprekken met de hulpvragers moet gewaarborgd zijn.
Hiertoe moet voor elke dienst in de gemeente waar zijn zetel gevestigd is alsook in de verschillende afdelingen van de diensten, een lokaal ter beschikking gesteld worden;
7° zich onderwerpen aan de controle die door de Minister wordt georganiseerd. Nieuwe diensten kunnen slechts erkend worden op basis van een behoeftenstudie en verantwoordigingsmemorie ingediend door deze.
Art.5. <BWG 2000-04-08/37, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-01-1999> De in artikel 4, 2°, van dit besluit bedoelde gezins- en bejaardenhelpsters moeten houdster zijn van een bekwaamheidsattest afgeleverd door de Executieve.
Met deze categorie worden gelijkgesteld :
1° de gezins- en bejaardenhelpsters die een door de Executieve vastgesteld opleidingsprogramma hebben gevolgd;
2° de gezins- en bejaardenhelpsters die houdster zijn van een bekwaamheidsattest afgeleverd vóór 13 februari 1975;
3° de gezins- en bejaardenhelpsters die houdster zijn van een bekwaamheidsattest in Franse taal afgeleverd gedurende de periode die op 13 februari 1975 ingaat en eindigt op de datum van inwerkingtreding van dit besluit;
4° de gezinshelpsters die, voor de Commissie ingesteld bij ministerieel besluit van 7 juli 1949, opgeheven bij ministerieel besluit van 3 maart 1954, hebben bewezen dat ze een praktische kennis hebben verworven die gelijkwaardig is met deze die van de in 1° van dit artikel bedoelde gezinshelpsters wordt vereist;
5° de gezins- of bejaardenhelpsters die houdster zijn van een brevet of getuigschrift, uitgereikt in het buitenland, waaruit blijkt dat ze een theoretische en praktische kennis hebben verworven die gelijkwaardig is met deze die van de in 1° en 3° van dit artikel bedoelde helpsters wordt vereist, en die, bovendien, in het bezit zijn van het inschrijvingsbewijs voor gezins- of bejaardenhelpster afgeleverd door de Executieve onder de voorwaarden die ze vaststelt;
6° - de gezinshelpsters die uit een hogere secundaire beroepsschool, finaliteit gezinshelpster en sanitaire helpster of kinderverzorgster of verpleegaspirant(e), komen, en die in het bezit zijn van de volgende documenten :
- een brevet of een getuigschrift van gezinshelpster of gezins- en sanitaire helpster of kinderverzorgster of verpleegaspirant(e);
- een kwalificatieattest van het zesde leerjaar;
- een studiegetuigschrift waaruit blijkt dat de kandidaat met vrucht het zesde leerjaar heeft gevolgd.
7° de polyvalente helpsters van de diensten voor dienstverlening aan huis en in instellingen, die een cursus, gegeven in een hogere secundaire beroepsschool, hebben gevolgd, na een opleiding van zeshonderd lestijden van vijftig minuten en stages van een totale duur van zevenhonderd tweeënnegentig lestijden van vijftig minuten.
8° de gezinshelpsters met een kwalificatiegetuigschrift in het vak gezins- en sanitaire helpster, dat uitgereikt wordt aan het einde van de hogere cyclus in het onderwijs met beperkt leerplan.
Met de gezinshelpster wordt gelijkgesteld de bejaardenhelpster in het bezit van een bezoekattest afgeleverd door de dienst die een bijscholingscursus van 80 uur heeft georganiseerd, waaronder 40 uur psychologie, 12 uur kinderverzorging, 10 uur sociale wetgeving, 10 uur gezinseconomie, 8 uur beroepsethiek. Deze cursus moet het voorwerp zijn van een gunstig rapport van het in artikel 4, 7° bedoelde toezichtorgaan.
Art. 5bis. <Ingevoegd bij BWG 2004-01-29/49, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. De opdracht van de thuisoppasser bestaat in het begeleiden van de gerechtigde die permanent iemand nodig heeft en die om gezondheidsredenen thuis moet blijven zonder zich te kunnen verplaatsen.
De thuisoppasser zorgt voornamelijk voor een actieve aanwezigheid, dag en nacht en bovenop de entourage van de gerechtigde, en voor de optimalisering van zijn mentaal, lichamelijk en maatschappelijk welzijn.
De oppasser wordt ingezet om :
1° de gerechtigde zo veel mogelijk veiligheid en hygiëne te waarborgen;
2° ervoor te zorgen dat de medicijnen overeenkomstig de geneeskundige voorschriften genomen worden;
3° de gerechtigde en diens gezin morele steun te verlenen via relationele kwaliteitsuitwisselingen;
4° de gerechtigde zijn tijd op kwalitatieve wijze te helpen beheren;
5° de maaltijden van de gerechtigde te bereiden en te geven;
6° zich in een interdisciplinaire arbeid te integreren en om zich te richten tot de dienstverantwoordelijke of tot de begeleidingsverantwoordelijke bedoeld in artikel 4, 4°, voor alle handelingen waarvoor hij niet bevoegd is.
§ 2. (Om die functie uit te oefenen moet de thuisoppasser houder zijn van een diploma of getuigschrift dat toegang verleent tot het beroep van gezinshelpster of bejaardenhelpster. De thuisoppasser moet ook een getuigschrift van goed zedelijk gedrag kunnen voorleggen dat vrij is van elke criminele of correctionele straf die onverenigbaar is met de functie.
De personen tewerkgesteld in een erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp op 1 januari 2004 die niet over de vereiste kwalificaties beschikken en die op 1 januari 2004 het beroep van thuisoppasser onder arbeidsovereenkomst tijdens één jaar hebben uitgeoefend, kunnen evenwel hun betrekking blijven uitoefenen.
Bij wijze van overgangsmaatregel moeten de personen die op 1 januari 2004 tewerkgesteld zijn in een erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp en die op 1 januari 2004 noch over de vereiste kwalificaties, noch over de uitoefening van het beroep van thuisoppasser onder arbeidsovereenkomst gedurende minstens één jaar beschikken, op 31 december 2008, de opleiding tot polyvalente helper met succes hebben gevolgd of een bekwaamheidsattest van gezinshelpster hebben behaald na het volgen van een opleidingscyclus van gezinshelpster afgeleverd door een opleidingscentrum erkend op grond van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 13 november 1990 betreffende de inrichting van de opleidingscentra voor gezinshelpsters.
De houders van een opleiding van thuisoppasser die gesubsidieerd wordt door het Europees Sociaal Fonds of in het kader van het project Now kunnen na 1 januari 2004 nog worden aangeworven om het beroep van thuisoppasser uit te oefenen op voorwaarde dat ze binnen de vier jaar na hun aanwerving de opleiding tot polyvalente helpster met succes volgen of een bekwaamheidsattest van gezinshelpster behalen na het volgen van een opleidingscyclus van gezinshelpster afgeleverd door een opleidingscentrum erkend op grond van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 13 november 1990 betreffende de inrichting van de opleidingscentra voor gezinshelpsters.) <BWG 2005-04-15/44, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.6. 1° De erkenning wordt door de Minister toegestaan op verslag van zijn inspectiediensten. Zijn beslissing wordt aan de betrokken dienst medegedeeld.
2° De Minister kan, bij een met redenen omklede beslissing, de erkenning intrekken van de dienst die de bij dit besluit vastgestelde voorwaarden niet meer vervult. In dit geval gaat de beslissing van de Minister zes maanden na de kennisgeving van de intrekking van de erkenning in.
3° Ingeval de erkenning geweigerd of ingetrokken wordt bij een met redenen omklede beslissing van de Minister, beschikt de dienst over een termijn van veertien dagen om een memorie in te dienen waaruit blijkt dat de voorwaarden vereist voor de toekenning of het behoud van de erkenning vervuld zijn.
4° De dienst waarvan de erkenning geweigerd of ingetrokken wordt kan slechts een nieuwe aanvraag om erkenning indienen ten vroegste zes maanden na de kennisgeving van de weigering van de Minister.
HOOFDSTUK 3. - Hulpverlening.
Art.7. De hulpverlening wordt verstrekt op aanvraag van de hulpvrager, rekening houdend met zijn werkelijke behoeften.
De behoeften worden op basis van een jaarlijks sociaal onderzoek beoordeeld.
De maatschappelijk assistent of de gegradueerde sociaal verpleegkundige zijn verantwoordelijk voor het antwoord op de aanvraag om hulp.
De toekenning of de weigering van hulp, alsook de controle op de wijze waarop deze hulp concreet wordt verleend, moeten verantwoord worden in een bijgehouden sociaal dossier.
De maatschappelijk assistent of de gegradueerde sociaal verpleegkundige kunnen van de in artikel 8, 3° (...), bedoelde bepalingen afwijken op voorwaarde dat ze hun beslissing motiveren bij een sociaal verslag dat aan het in artikel 4, 7°, bedoelde controleorgaan wordt medegedeeld. <BWG 2004-01-29/49, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De Minister staat de afwijking toe of weigert deze bij een met redenen omklede beslissing. Deze beslissing wordt aan de dienst medegedeeld binnen een termijn van 30 dagen na de indiening van de aanvraag.
Indien geen antwoord binnen de termijn wordt gegeven, wordt de afwijking als toegestaan beschouwd.
HOOFDSTUK 3BIS. - Programmatie van de hulpverlening in het dagelijkse leven.
Art. 7bis.
<Opgeheven bij BWG 2008-06-26/31, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
HOOFDSTUK 4. - Toelagen.
Art.8. Toelagen worden toegekend onder de volgende voorwaarden :
1° De helpsters bezoldigen voor de verstrekkingen geleverd met inachtneming van de wetten betreffende de arbeidsovereenkomst of krachtens het statuut als het gaat om vast benoemd personeel van de openbare diensten.
2° Van de persoon die de hulp geniet een bijdrage eisen die overeenstemt met de inkomsten en de lasten van het gezin volgens de schalen die door de Minister worden vastgesteld en waarvan slechts op grond van de in artikel 7 bedoelde bepalingen afgeweken kan worden en die aan de in artikel 4, 7°, bedoelde controle worden onderworpen.
3° Voor een zelfde geval 200 uren per trimester niet overschrijden voor het geheel van de (prestaties inzake hulpverlening in het dagelijkse leven) geleverd door een zelfde dienst of door verschillende diensten. <BWG 2004-01-29/49, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
4° (voldoen aan de voorwaarde gesteld in artikel 4, 2°, wat betreft de prestaties inzake hulpverlening in het dagelijkse leven;) <BWG 2004-01-29/49, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De Minister kan (van de in 3° van dit artikel bedoelde beperking) afwijken, wanneer de uitzonderlijke verstrekking gestaafd wordt door een verslag van de inspectiedienst of door een verslag opgemaakt door een maatschappelijk assistent of een gegradueerde sociaal verpleegkundige. <BWG 2004-01-29/49, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(Derde lid opgeheven) <BWG 2005-04-15/44, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.9.[1 § 1. De toelagen worden toegekend met inachtneming van de beschikbare kredieten.
§ 2. Voor de toekenning van de toelagen bedoeld in artikel 10 verleent de Minister per dienst jaarlijks een maximumaantal gesubsidieerde activiteitenuren inzake hulpverlening in het dagelijkse leven, ook "dienstcontingent" genoemd.
A. De dienst krijgt in 2008 een vastgesteld dienstcontingent waarbij rekening gehouden wordt met het gemiddelde van de contingenten die het in 2006 en 2007 kreeg, en met het gemiddelde van de activiteit die het in 2006 en 2007 ontplooide.
B. Als het gemiddelde van de activiteit van een dienst voor de jaren 2006 en 2007 hoger is dan 97 % van het gemiddelde van de contingenten die het in 2006 en 2007 kreeg vóór overdracht, krijgt die dienst dat gemiddelde contingent tegen 100 %. In het tegenovergestelde geval krijgt de dienst een contingent dat gelijk is aan 103 % van de gemiddelde activiteit die het ontplooide in 2006 en 2007, met een minimum van 500 uur bij die activiteit, die beperkt wordt tot het gemiddelde contingent.
C. De aldus teruggekregen uren worden dan gelijkelijk herverdeeld binnen elke sector (privé en overheid) tussen alle diensten, behalve de diensten wier contingent is verminderd, in verhouding tot het gemiddelde contingent, overeenkomstig punt B.
D. Het aldus verkregen contingent wordt vervolgens beperkt tot 103 % van het gemiddelde van de activiteit van de jaren 2006 en 2007. De aldus teruggekregen uren worden dan herverdeeld tegen 65 % binnen elke sector tussen de diensten wier gemiddelde activiteit in 2006 en 2007 hoger is dan het gemiddelde contingent van 2006 en 2007, waarbij in voorkomend geval een contingent van minstens 5 000 uur voorbehouden wordt aan een nieuwe dienst die voldoet aan de erkenningsvoorwaarden in 2008, en tegen 35 % over beide sectoren samen (privé en overheid), tussen de diensten wier gemiddelde activiteit in 2006 en 2007 hoger is dan het gemiddelde contingent van 2006 en 2007 in verhouding tot hun overschrijding.
§ 3. Na kennisgeving van de contingenten kunnen twee of meerdere diensten een overeenkomst sluiten om de uren die ze eventueel niet gebruikt hebben binnen de perken van hun contingent door te geven aan de overeenkomstsluitende partijen die hun uren zouden overschrijden. Van die overeenkomst moet kennis gegeven worden aan de Minister vóór 1 oktober van het jaar waarvan sprake.
§ 4. Voor zover de beschikbare kredieten het toelaten omdat bepaalde contingenten, onverminderd het eerste lid, in 2008 niet helemaal opgebruikt werden, genieten de activiteiten verricht door de diensten boven de grens van hun contingent, de toelagen bedoeld in artikel 10, eventueel naar evenredigheid verminderd.
§ 5. De activiteiten verricht door de gezinshelpsters die tewerkgesteld zijn in het kader van het doorstromingsprogramma, en door de gezinshelpsters wier betrekking gefinancierd wordt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het koninklijk besluit van 18 juli 2002 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, ofwel in het kader van de bepalingen betreffende de tegemoetkomingen voor de bevordering van de werkgelegenheid, het plan Activa met werkloosheidsvergoeding (werkuitkering genoemd) en in artikel 60 van de O.C.M.W.-wet, krijgen de subsidies vastgesteld in artikel 10 niet.]1
----------
(1)<BWG 2008-06-26/31, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.10.<BWG 2006-03-09/38, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2006> § 1. [1 De subsidie omvat :
1° Voor de diensten die onder de privé-sector vallen :
a) een forfaitair bedrag van 19,7321 euro per gepresteerd uur, als tegemoetkoming in de loonlasten van de gezinshelpers; dat bedrag wordt vermeerderd met 0,4541 euro voor de uren gepresteerd door de gezinshelpers van wie de anciënniteit die voor de berekening van hun wedde in aanmerking genomen wordt, minstens 8 en minder dan 14 jaar bedraagt, en met 1,3990 euro voor de uren gepresteerd door de gezinshelpers van wie de anciënniteit die voor de berekening van hun wedde in aanmerking genomen wordt, 14 jaar en meer bedraagt;
b) een bijkomende forfaitair bedrag van 2,1755 euro per prestatie, toegekend als tegemoetkoming in de administratieve kosten;
c) een bijkomend forfaitair bedrag vastgelegd op 0,9438 euro toegekend per uur gepresteerd door de gezins- of seniorenhelpers als tegemoetkoming in de loonkosten van de maatschappelijk assistenten of verplegers sociaal gegradueerden;
d) een bijkomend forfaitair bedrag van 6,2067 euro per uur gepresteerd op zaterdagen, zondagen, feestdagen of tussen 6 uur en 8 uur en tussen 18 uur en 21 u. 30 m. Het aantal zogezegde "ongemakkelijke" uren mag niet hoger zijn dan 4 % van de contingenten.
2° Voor de diensten die onder de privé-sector vallen :
a) een forfaitair bedrag van 18,7487 euro per gepresteerd uur, als tegemoetkoming in de loonlasten van de gezinshelpers; dat bedrag wordt vermeerderd met 2,23 euro voor de uren gepresteerd door de gezinshelpers van wie de anciënniteit die voor de berekening van hun wedde in aanmerking genomen wordt, minstens 8 en minder dan 14 jaar bedraagt, en met 3,8551 euro voor de uren gepresteerd door de gezinshelpers van wie de anciënniteit die voor de berekening van hun wedde in aanmerking genomen wordt, 14 jaar en meer bedraagt. Voor de diensten georganiseerd door een openbare instelling die op de gezinshelpers de bij het RGB vastgelegde schaal D1.1 en D2 niet toepast of enkel de schaal 8 maar die onderworpen is aan een beheersplan dat onder het Tonus-plan valt, worden de bedragen 2,23 euro en 3,8551 euro respectievelijk 0,4682 euro en 1,4672 euro;
b) een bijkomend forfaitair bedrag van 2,1650 euro per prestatie, toegekend als tegemoetkoming in de administratieve kosten;
c) een bijkomend forfaitair bedrag vastgelegd op 0,9377 euro toegekend per uur gepresteerd door de gezins- of seniorenhelpers als tegemoetkoming in de loonkosten van de maatschappelijk assistenten of verplegers sociaal gegradueerden of gegradueerde verplegers met als specialisatie de gemeenschapsgezondheid, per uur gepresteerd door de gezins- of seniorenhelpers;
d) een bijkomend forfaitair bedrag van 6,2067 euro per uur gepresteerd op zaterdagen, zondagen, feestdagen of tussen 6 uur en 8 uur en tussen 18 uur en 21 u. 30 m. Het aantal zogezegde "ongemakkelijke" uren mag niet hoger zijn dan 4 % van de contingenten.]1
§ 2. [1 Die bedragen worden jaarlijks aangepast op grond van de loonindexeringen die zich in de loop van het jaar in de overheidsdiensten voordoen.
Ze worden gekoppeld aan de spilindex 104,14 overschreden in september 2006.]1
§ 3. De Minister van Sociale Actie geeft de verschillende gesubsidieerde diensten jaarlijks kennis van de bedragen van de forfaitaire toelagen die in de loop van het jaar toegepast worden.
§ 4. Het aantal prestaties dat in aanmerking genomen wordt bij de berekening van de toelagen bedoeld in § 1, 1°, a) en c), 2°, a) en c), mag per gezinshelper en per jaar niet hoger zijn dan het aantal uren overeenstemmend met een voltijdse betrekking, rekening houdende met de wekelijkse arbeidsduur vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten binnen de paritaire commissie 318.01 en met de wetsbepalingen betreffende het betaald verlof en de feestdagen.
Het aantal uren bedoeld in § 1, 1°, b), en 2°, b), wordt in voorkomend geval verminderd naar rato van het aantal uren bedoeld in het vorige lid.
----------
(1)<BWG 2008-06-26/31, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art.11. De in artikel 10 bepaalde toelagen worden niet toegekend wanneer de uurbijdrage die van de begunstigde wordt geëist blijkbaar, rekening houdend met zijn inkomsten uit onroerende en roerende goederen en met zijn gezinslasten, niet in overeenstemming zijn met het barema vastgesteld door de Minister.
Art.12. Voor elk geval waarvoor verstrekkingen worden geleverd die in aanmerking kunnen komen voor de toekenning van toelagen, moet de erkende dienst controledocumenten opmaken volgens het door de Minister vast te stellen model.
Art.13. De toelagen worden ten minste semestrieel uitbetaald.
Op straffe van uitsluiting, moeten de diensten hun aanvraag om toelagen indienen binnen de maand volgend op het einde van het trimester tijdens hetwelk de verstrekkingen werden geleverd. Er kunnen bij wijze van voorschot twee toelagen per semester worden toegekend.
(Het totaal van deze toelagen kan een bedrag bereiken dat berekend is op grond van 80 % van de activiteit van het voorlaatste semester en van de bedragen van de toelagen die voor het lopend jaar bepaald zijn.) <BFG 1990-12-24/36, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1990>
Art.14. <BWG 1996-04-25/40, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-01-1996> De door de diensten georganiseerde vervolmakingscursussen voor gezins- en bejaardenhelpsters kunnen in aanmerking komen voor de in artikel 10, eerste lid, 1°, 2° en 3° bedoelde toelagen.
Deze toelagen worden toegekend als die cursussen door minstens zes helpsters gevolgd worden en tijdens de normale werkuren plaatsvinden. De Minister kan afwijkingen van deze twee voorwaarden toestaan.
De vervolmakingscursus moet minstens twee uren duren.
De Minister moet minstens vijftien dagen vóór de aanvang van de cursussen in kennis gesteld worden van de organisatie en het programma van de cursus alsook van de eventuele aanvraag om afwijking.
Minstens 1,47 pct. van de totale activiteit die in aanmerking wordt genomen voor de toekenning van de toelagen moet door de diensten aan de organisatie van vervolmakingscursussen besteed worden. Zoniet zullen ze een strafmaatregel opgelegd krijgen die overeenstemt met het produkt van de vermenigvuldiging van het aantal ontbrekende uren met de gemiddelde uurtoelage.
Art. 14bis. <Ingevoegd bij BWG 2004-01-29/49, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-2004> § 1. De dienst stelt een opleidingsprogramma voor gezinshelpers en thuisoppassers op dat minstens twee jaar loopt. Het plan wordt voor advies aan de bedrijfsraad voorgelegd of, bij gebreke daarvan, aan de vakbondsafvaardiging en ter goedkeuring aan de administratie overgemaakt.
De administratie controleert de kwaliteit van de gegeven opleiding.
§ 2. De persoon die de in artikel 4, 4°, bedoelde begeleidingsfunctie uitoefent, moet een permanente opleiding volgen.
Het begeleidingscomité voor de opleidingen bedoeld in § 3 bepaalt de inhoud van het programma van de permanente opleiding van de begeleidingsverantwoordelijken.
§ 3. Het begeleidingscomité voor de opleidingen bestaat hoe dan ook uit vertegenwoordigers van de administratie, uit vier vertegenwoordigers van de werkgevers, uit vier vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties, uit één vertegenwoordiger van de "Association paritaire pour l'Emploi et la Formation" (Paritaire Vereniging voor Tewerkstelling en Vorming), uit één vertegenwoordiger van het "Agence wallonne d'Intégration des Personnes handicapées" (Waals agentschap voor de integratie van gehandicapte personen), uit één vertegenwoordiger van het "Agence wallonne du troisième âge" (Waals agentschap voor de derde leeftijd).
Art.15. <BWG 1996-04-25/40, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 01-01-1996> De diensten die voor de goede werking van hun activiteiten vergaderingen beleggen, kunnen aanspraak maken op de in artikel 10, 1°, 2° en 3° bedoelde toelagen.
Minstens 1 pct. van de totale activiteit die in aanmerking wordt genomen voor de toekenning van de toelagen moet door de diensten besteed worden aan het beleggen van deze vergaderingen.
Zoniet zullen ze een strafmaatregel opgelegd krijgen die overeenstemt met het produkt van de vermenigvuldiging van het aantal ontbrekende uren met de gemiddelde uurtoelage.
De globale duur van deze vergaderingen mag echter niet meer bedragen dan 3 pct. van het geheel van de activiteiten die in aanmerking worden genomen voor de toekenning van de toelagen." (BWG 1996-04-25/40, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 01-01-1996)>
Art.16. (Opgeheven) <BWG 1996-04-25/40, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
Art.17. <BWG 1996-04-25/40, art. 9, 011; Inwerkingtreding : 01-01-1996> De diensten die maaltijden aan huis bezorgen, kunnen aanspraak maken op de in artikel 10 bedoelde toelagen, voor activiteiten i.v.m. de verpakking en de distributie van maaltijden.
Deze activiteit mag niet meer dan zes uur per dag en per helpster in beslag nemen en wordt in de boeken opgenomen voor twee verstrekkingen per helpster, in de zin van het eerste lid, 2° van artikel 10.
Art.18. <BWG 1996-04-25/40, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 01-01-1996> De reiskosten van de helpster kunnen ten laste worden gebracht van de geholpen persoon naar verhouding van 10 % van de persoonlijke bijdrage van de persoon die de hulp geniet zoals bedoeld in artikel 8, 2°.
De duur van de reis wordt in de activiteit die in aanmerking wordt genomen voor de toekenning van de toelagen in aanmerking genomen naar verhouding van een kwartier per verstrekking.
HOOFDSTUK 4bis. - Diverse bepalingen.
Art. 18bis. <Ingevoegd bij BWG 1998-12-17/59, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1999> Artikel 4, 2°, van dit besluit is niet van toepassing op gezinshelpsters die tewerkgesteld zijn in het kader van het doorstromingsprogramma, noch op gezinshelpsters van wie de tewerkstelling gefinancierd wordt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het (koninklijk besluit van 18 juli 2002) houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector. <BWG 2004-01-29/49, art. 11, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp die gezinshelpsters tewerkstelt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens bovenvermeld (koninklijk besluit van 18 juli 2002), moet zich jegens hen evenwel richten naar (de artikelen 4, 3° tot 5°, en 5) van deze reglementering. De activiteit van de betrokken gezinshelpsters, waarvoor de in artikel 10 van dit besluit bedoelde toelagen niet verleend worden, valt onder de bepalingen (van de artikelen 7, 8, 2° en 3°), en het laatste lid van dit besluit. De dienst moet eveneens controledocumenten opmaken overeenkomstig het door de Minister bepaalde model. <BWG 2004-01-29/49, art. 11 en 12, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 18ter. <Ingevoegd bij BWG 1998-12-17/59, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1999> De erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp die gezinshelpsters tewerkstelt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het (koninklijk besluit van 18 juli 2002) houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, moet ten minste 1,47 % van de totale activiteit waarvoor toelagen worden verleend aanwenden voor de organisatie van de in artikel 14 van dit besluit bedoelde vervolmakingscursussen, vermeerderd met de activiteit van de in het kader van bovenvermeld (koninklijk besluit van 18 juli 2002) tewerkgestelde gezinshelpsters. Zo niet wordt voorzien in een boete die gelijk is aan het product van de vermenigvuldiging van het aantal ontbrekende uren met de gemiddelde uurtoelage. <BWG 2004-01-29/49, art. 11, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 18quater. <Ingevoegd bij BWG 1998-12-17/59, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1999> De erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp die gezinshelpsters tewerkstelt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het (koninklijk besluit van 18 juli 2002) houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, moet ten minste 1 % van de totale activiteit waarvoor toelagen worden verleend aanwenden voor de organisatie van de in artikel 15 van dit besluit bedoelde vergaderingen, vermeerderd met de activiteit van de in het kader van bovenvermeld (koninklijk besluit van 18 juli 2002) tewerkgestelde gezinshelpsters. Zo niet wordt voorzien in een boete die gelijk is aan het product van de vermenigvuldiging van het aantal ontbrekende uren met de gemiddelde uurtoelage. <BWG 2004-01-29/49, art. 11, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 18quinquies. <Ingevoegd bij BWG 1998-12-17/59, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1999> De erkende dienst voor gezins- en bejaardenhulp die gezinshelpsters tewerkstelt in het kader van het doorstromingsprogramma, moet zich jegens hen en hun activiteit naar artikel 7 van dit besluit richten.
Art. 18sexies. <Ingevoegd bij BWG 1998-12-17/59, art. 3, Inwerkingtreding : 01-01-1999> De administratieve en sociale werknemers van wie de tewerkstelling gefinancierd wordt in het kader van de verminderingen van de werkgeversbijdragen, die toegepast worden krachtens het (koninklijk besluit van 18 juli 2002) houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, zijn niet gehouden tot inachtneming van de begeleidingsnormen bedoeld in artikel 4, 4°, van dit besluit. <BWG 2004-01-29/49, art. 11, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
HOOFDSTUK 4TER. - Bijkomende subsidie voor thuisoppas.
Art. 18septies.<Ingevoegd bij BWG 2004-04-22/34, art. 3; Inwerkingtreding : 01-04-2004> Dit hoofdstuk betreft de thuisoppasbanen die vanaf 1 april 2004 toegekend worden aan een dienst die daarvoor een totaal van acht punten ontvangt overeenkomstig het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector.
[1 Alle andere thuisoppassers die niet bedoeld zijn in het eerste lid en die voldoen aan de voorwaarden van artikel 5bis van dit besluit, komen eveneens voor dit hoofdstuk in aanmerking.]1
----------
(1)<BWG 2008-06-26/31, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 18octies.<Ingevoegd bij BWG 2004-04-22/34, art. 3; Inwerkingtreding : 01-04-2004> § 1. Een forfaitair bedrag van [1 4.191,77 euro]1 wordt jaarlijks per voltijdse baan aan de dienst toegekend voor een thuisoppasbaan zoals bepaald in artikel 18septies, [1 eerste lid,]1 als tegemoetkoming in de kosten van het administratief personeel en van de begeleidingsverantwoordelijken bedoeld in artikel 4, 4°, alsook in de loontoeslagen toegekend voor diensten verstrekt op zaterdagen, zondagen, feestdagen of tussen 18 uur en 8 uur. Voor deeltijdse banen wordt de subsidie verhoudingsgewijs verminderd.
[1 Een forfaitair bedrag van 2.096 euro wordt jaarlijks per voltijdse baan aan de dienst toegekend voor een thuisoppasbaan zoals bepaald in artikel 18septies, lid 2, als tegemoetkoming in de kosten van het administratief personeel en van de begeleidingsverantwoordelijken bedoeld in artikel 4, 4°, alsook in de loontoeslagen toegekend voor diensten verstrekt op zaterdagen, zondagen, feestdagen of tussen 18 en 8 uur. Voor deeltijdse banen wordt de subsidie verhoudingsgewijs verminderd.]1
§ 2. De subsidies bedoeld in § 1 worden overeenkomstig artikel 10, § 2, geïndexeerd.
§ 3. [1 ...]1
§ 4. De subsidie wordt per kalenderjaar aan de dienst uitbetaald als volgt :
- een voorschot van 80 % van de geraamde subsidie, na indiening van een behoorlijk ingevulde en getekende aangifte van schuldvordering;
- het saldo na overlegging van de bewijsstukken, uiterlijk 1 september van het volgende jaar.
§ 5. [1 ...]1
----------
(1)<BWG 2008-06-26/31, art. 5, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 18novies. <Ingevoegd bij BWG 2004-04-22/34, art. 3, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De financiële bijdrage van de rechthebbende op thuisoppas wordt door de dienst bepaald.
HOOFDSTUK 4quater. - Extratoelage voor gezinshelpers en thuisoppassers gesubsidieerd in het A.P.E.-kader
Art. 18decies. <Ingevoegd bij BWG 2006-03-09/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2006> Dit hoofdstuk betreft de gezinshelpers en thuisoppassers in dienst genomen door de erkende diensten voor gezins- en bejaardenhulp uit de privé sector die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in respectievelijk de artikelen 5 en 5bis en die in dienst genomen zijn overeenkomstig het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector.
Art. 18undecies. <Ingevoegd bij BWG 2006-03-09/38, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2006> § 1. Er wordt aan de erkende dienst een jaarlijks forfaitair bedrag van 1.000 EUR per voltijds equivalent A.P.E. toegekend opdat de werkgevers het hoofd zouden kunnen bieden aan het kostenverschil dat de harmonisering van de loonschalen met zich meebrengt.
§ 2. De toelage bedoeld in § 1 wordt overeenkomstig artikel 10, § 2 geïndexeerd.
§ 3. De toelage bedoeld in § 1 wordt slechts ten gunste van een betrekking toegekend voor de periode waarin deze betrekking in aanmerking komt voor de toelagen die overeenkomstig voornoemd decreet van 25 april 2002 toegekend worden.
§ 4. De toelage wordt per kalenderjaar aan de dienst betaald als volgt :
- een voorschot van 80 % van de geraamde toelage, na indiening van een behoorlijk ingevulde en getekende schuldvorderingsverklaring;
- het saldo na overlegging van de bewijsstukken, die uiterlijk 30 juni van het volgende jaar geleverd worden.
HOOFDSTUK 4quinquies. [1 - Aanvullende subsidie in verband met de maatregelen opgenomen in het drieledige raamakkoord van 28 februari 2007 voor de Waalse niet-commerciële privé-sector 2007-2009]1
----------
(1)
Art. 18duodecies. [1 § 1. Dit artikel is van toepassing op de werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van de collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Subcomité voor de diensten van de gezins- en seniorenhelpers, betreffende de classificatie en de loonschalen, behalve enerzijds de werknemers bedoeld in artikel 10 en anderzijds de werknemers bedoeld in artikel 2 van de wet van 20 juli 2001tot bevordering van buurtdiensten en -banen.
§ 2. Binnen de begrotingsperken vastgelegd in het drieledig raamakkoord van 28 februari 2007 als bovenvermeld wordt er een forfaitaire jaarlijkse som van 236,50 euro verleend aan de erkende dienst per voltijds equivalent als tegemoetkoming in de kostprijs van de compenserende aanwerving voortvloeiend uit de toekenning van de bijkomende anderhalve dag verlof.
§ 3. De subsidie vastgelegd in § 1 wordt overeenkomstig artikel 10, § 2, geïndexeerd.
§ 4. De subsidie wordt per kalenderjaar aan de dienst uitbetaald als volgt :
- een voorschot van 80 % van de op grond van de werkelijke activiteit in 2007 geraamde subsidie, na indiening van een behoorlijk ingevulde en ondertekende aangifte van schuldvordering;
- het saldo na overlegging van de bewijsstukken, die de werkelijke last aantonen die de werkgever moest dragen voor elke werknemer in voltijds equivalenten; die worden uiterlijk ingediend op 30 juni van het volgende jaar.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2008-06-26/31, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
Art. 18terdecies. [1 § 1er. Dit artikel is van toepassing op de werknemers die onder het toepassingsgebied vallen van de collectieve arbeidsovereenkomst van het Paritair Subcomité voor de diensten van de gezins- en seniorenhelpers, betreffende de classificatie en de loonschalen, behalve enerzijds de werknemers bedoeld in artikel 10 en anderzijds de werknemers bedoeld in artikel 2 van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen.
§ 2. Binnen de begrotingsperken vastgesteld in het drieledig raamakkoord van 28 februari 2007 als bovenbedoeld wordt er een subsidie met een forfaitair bedrag van 0,0834 euro toegekend aan de erkende dienst per beroepskilometer afgelegd door de werknemers waarvan sprake in § 1.
§ 3. De kilometers afgelegd in het kader van de distributie van maaltijden en in opdracht van de begunstigden worden niet als kilometers voor dienstverplaatsingen beschouwd.
§ 4. Het forfaitair bedrag wordt geïndexeerd op basis van het koninklijk besluit van 4 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voor het openbaar ambt.
§ 5. De toekenning van de toelage wordt onderworpen aan de toepassing van de collectieve overeenkomst van 21 mei 2007 aangenomen in het Paritair Subcomité 318.01. Deze overeenkomst legt het bedrag van de kilometervergoeding voor dienstverplaatsingen vast ten belope van het bedrag voorzien overeenkomstig artikel 13, vierde lid, van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
§ 6. Voor elke dienst wordt de toelage uitbetaald als volgt :- een voorschot gelijk aan 80 % van het bedrag dat verkregen wordt na vermenigvuldiging van het product van de kilometers 2007 met het forfaitair bedrag bedoeld in artikel 1;
- het saldo van de toelage wordt uitbetaald na ontvangst van bewijsstukken die een nauwkeurig overzicht per dienst en per werknemer bevatten van de afgelegde kilometers uitbetaald aan de werknemers overeenkomstig artikel 13, vierde lid, van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. Dit overzicht wordt medeondertekend door de vertegenwoordigers van de betrokken werknemers in de Ondernemingsraad, of, bij gebreke daarvan, van het Comité voor preventie en bescherming op het werk of, bij gebreke daarvan, van de vakbondsafvaardiging.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2008-06-26/31, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
HOOFDSTUK 5. - Verplichtingen en sancties.
Art.19. De erkende diensten die toelagen ontvangen zenden aan de Minister vóór 30 april van het jaar volgend op het afgesloten dienstjaar :
1° een volledige dienstjaarrekening van ontvangsten en uitgaven, met inbegrip van een gedetailleerde opgave van de toelagen en financiële tegemoetkomingen afkomstig van andere overheidsadministraties, privé-instellingen en diensten, alsmede van de bijdrage die van iedere begunstigde wordt geëist;
2° een afschrift van de aangiftestukken gestuurd aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid met vermelding van de werkverstrekkingen van de gezinshelpsters, de bejaardenhelpsters, de maatschappelijke assistenten, de gegradueerde sociaal verpleegkundigen en het administratief personeel, en van hun inschrijvingsnummer;
3° (...) <BWG 1998-12-17/59, art. 4, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
(De diensten bezorgen de Minister uiterlijk 31 maart van het jaar volgend op het afgelopen boekjaar het jaarlijkse activiteitenverslag, zoals bepaald door de Minister.) <BWG 1998-12-17/59, art. 4, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
(Alle akten en andere stukken, bekendmakingen en aanplakkingen die van de dienst uitgaan worden aangevuld met de melding " Service d'aide aux familles et aux personnes âgées agréé par la Région wallonne", gevolgd door het erkenningsnummer of, als hij gesubsidieerd wordt, met de melding "Service d'aide aux familles et aux personnes âgées agréé et subventionné par la Région wallonne", gevolgd door het erkenningsnummer.) <BWG 2004-01-29/49, art. 13, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.20. Ingeval een onregelmatigheid vastgesteld wordt, kan de Minister de toekenning van toelagen voor een door hem te bepalen periode opschorten.
HOOFDSTUK 5bis. - [1 Klachten en controle.]1
----------
(1)
Art. 20bis.<Ingevoegd bij BWG 2004-01-29/49, art. 14; Inwerkingtreding : 01-01-2004> [1 opgeheven]1
----------
(1)<BWG 2009-04-16/02, art. 13, 027; Inwerkingtreding : 01-05-2009>
Art. 20ter.[1 De controle op de toepassing van dit besluit en van de desbetreffende uitvoeringsmaatregelen wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 februari 2019 betreffende de controle op de wetgevingen en reglementeringen m.b.t. de omscholing en de bijscholing alsook de invoering van administratieve geldboetes die van toepassing zijn in geval van inbreuk op bedoelde wetgevingen en reglementeringen.]1
----------
(1)<DWG 2019-02-28/20, art. 91, 029; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
HOOFDSTUK 6. - Slotbepalingen.
Art.21. Het besluit van de Executieve van 20 (NOTA : Justel leest 30) maart 1983 tot regeling van de erkenning van de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en van de toekenning van subsidies aan deze diensten, zoals gewijzigd bij de besluiten van 2 september 1985, 24 september 1985, 13 november 1985 en 26 augustus 1986, wordt opgeheven.
Art.22. De op 31 december 1988 erkende diensten worden geacht erkend te zijn. Zij genieten van een termijn van zes maanden vanaf 1 januari 1989 om zich te schikken naar de bepalingen van dit besluit.
Art.23. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1989.E
BIJLAGEN.
Art. N1. <Ingevoegd bij BWG 2004-01-29/49, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Bijlage I. - ACTIVITEITENZONES.
Zone 01 Moeskroen-Doornik-Aat
Antoing, Aat, Beloeil, Bernissart, Brugelette, Brunehaut, Celles, Chièvres, Komen-Waasten, Ellezelles, Estaimpuis, Vloesberg, Frasnes-lez-Anvaing, Lessen, Leuze-en-Hainaut, Mont-de-l'Enclus, Moeskroen, Pecq, Péruwelz, Rumes, Silly, Doornik.
Zone 02 La Louvière
Binche, 's-Gravenbrakel, Chapelle-lez-Herlaimont, Ecaussinnes, Edingen, Erquelinnes, Estinnes, La Louvière, Le Roeulx, Manage, Merbes-le-Château, Morlanwelz, Seneffe, Zinnik.
Zone 03 Brabant
Beauvechain, Eigenbrakel, Kasteelbrakel, Chastre, Chaumont-Gistoux, Court-Saint-Etienne, Genappe, Grez-Doiceau, Hélécine, Incourt, Itter, Geldenaken, Terhulpen, Lasne, Mont-Saint-Guibert, Nijvel, Orp-Jauche, Ottignies-Louvain-la-Neuve, Perwijs, Ramillies, Rebecq, Rixensart, Tubeke, Villers-la-Ville, Walhain, Waterloo, Waver.
Zone 04 Hoei-Borgworm
Amay, Anthisnes, Berloz, Braives, Burdinne, Clavier, Crisnée, Donceel, Engis, Faimes, Ferrières, Fexhe-le-Haut-Clocher, Geer, Hamoir, Hannuit, Héron, Hoei, Lincent, Marchin, Modave, Nandrin, Oreye, Ouffet, Remicourt, Saint-Georges-sur-Meuse, Tinlot, Verlaine, Villers-le-Bouillet, Wanze, Borgworm, Wasseiges.
Zone 05 Luik
Ans, Awans, Aywaille, Bassenge, Beyne-Heusay, Blegny, Chaudfontaine, Comblain-au-Pont, Dalhem, Esneux, Flémalle, Fléron, Grâce-Hollogne, Herstal, Juprelle, Luik, Neupré, Oupeye, Saint-Nicolas, Seraing, Soumagne, Sprimont, Trooz, Wezet.
Zone 06 Verviers
Aubel, Baelen, Dison, Herve, Jalhay, Lierneux, Limbourg, Malmedy, Olne, Pepinster, Plombières, Spa, Stavelot, Saintoumont, Theux, Thimister-Clermont, Trois-Ponts, Verviers, Waimes, Welkenraedt.
Zone 07 Bergen
Boussu, Colfontaine, Dour, Frameries, Hensies, Honnelles, Jurbise, Lens, Bergen, Quaregnon, Quévy, Quiévrain, Saint-Ghislain.
Zone 08 Charleroi
Aiseau-Presles, Anderlues, Charleroi, Châtelet, Courcelles, Farciennes, Fleurus, Fontaine-l'Evêque, Gerpinnes, Ham-sur-Heure-Nalinnes, Les Bons Villers, Lobbes, Montigny-le-Tilleul, Pont-à-Celles, Thuin, Walcourt.
Zone 09 Namen
Andenne, Assesse, Eghezée, Fernelmont, Floreffe, Fosses-la-Ville, Gembloers, Gesves, Jemeppe-sur-Sambre, La Bruyère, Mettet, Namen, Ohey, Profondeville, Sambreville, Sombreffe.
Zone 10 Dinant
Anhée, Beauraing, Bièvre, Ciney, Dinant, Gedinne, Hamois, Hastière, Havelange, Houyet, Onhaye, Rochefort, Somme-Leuze, Vresse-sur-Semois, Yvoir.
Zone 11 Philippeville
Beaumont, Cerfontaine, Chimay, Couvin, Doische, Florennes, Froidchapelle, Momignies, Philippeville, Sivry-Rance, Viroinval.
Zone 12 Noord-Luxemburg
Bastenaken, Bertogne, Bertrix, Bouillon, Daverdisse, Durbuy, Erezée, Fauvillers, Gouvy, Herbeumont, Hotton, Houffalize, La Roche-en-Ardenne, Léglise, Libin, Libramont-Chevigny, Manhay, Marche-en-Famenne, Nassogne, Neufchâteau, Paliseul, Rendeux, Sainte-Ode, Saint-Hubert, Tellin, Tenneville, Vaux-sur-Sûre, Vielsalm, Wellin.
Zone 13 Zuid-Luxemburg
Aarlen, Attert, Aubange, Chiny, Etalle, Florenville, Habay, Martelange, Meix-devant-Virton, Messancy, Musson, Rouvroy, Saint-Léger, Tintigny, Virton.
Art. N2. <Ingevoegd bij BWG 2004-01-29/49, art. 6; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Bijlage II. - PROGRAMMATIECRITERIA.
Het maximumaantal uren hulpverlening in het dagelijks leven dat aan een activiteitenzone toegekend wordt, wordt overeenkomstig artikel 7bis, § 1, bepaald op grond van criteria die gewogen worden als volgt :
1° de bevolking ingedeeld per leeftijdstranche in de volgende categorieën :
a) personen jonger dan 25 jaar : 10 % ;
b) personen tussen 25 en 75 jaar : 5 % ;
c) personen ouder dan 75 jaar : 50 % ;
2° de volgende sociaal-economische kenmerken van de bevolking :
a) het gemiddelde inkomen per aangever : 10 % ;
b) het werkloosheidspercentage : 15 % ;
3° de bevolkingsdichtheid : 5 % ;
4° het beddenaanbod per rusthuis, per rust- en verzorgingstehuis en per serviceflat : 5 %.