27 JANUARI 1988. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 12 van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de commissies van openbare onderstand.
Art. 1-4
Artikel 1. Een voorschot op de kosten van de medische hulp en van de materiële hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn aan vreemdelingen worden verleend en waarvan de lasten door de Staat gedragen worden krachtens artikel 4, 2°, of artikel 5, 2°, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de commissies van openbare onderstand, wordt driemaandelijks gestort aan ieder openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat die hulp daadwerkelijk heeft verleend.
Het voorschot van het eerste en tweede trimester van het jaar 1988 bedraagt telkens 80 % van de helft van de bedragen die vermeld staan op de kostenstaten die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn zijn ingediend in de loop van het eerste semester 1987, na verificatie door het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu.
Voor het derde en vierde trimester van het jaar 1988 bedraagt het voorschot telkens 80 % van de helft van de bedragen vermeld op de kostenstaten ingediend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in de loop van het tweede semester 1987, na verificatie door het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu.
De voorschotten zullen betaald worden in de eerste maand van elk trimester en voor de eerste keer in januari 1988.
Art.2. Indien na het boekjaar een saldo wordt vastgesteld ten gunste van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van de Staat, wordt dit saldo in één keer vereffend binnen de zes maanden volgend op de vaststelling.
De aan de Staat verschuldigde sommen die niet werden terugbetaald binnen de termijn vermeld in het voorgaande lid zullen onmiddellijk opeisbaar zijn zonder ingebrekestelling, en de wettelijke intresten zullen er op van toepassing zijn.
Art.3. Dit besluit is slechts van toepassing voor het boekjaar 1988.
Art. 4. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.