18 APRIL 1988. - Koninklijk besluit tot oprichting van het coördinatie- en Crisiscentrum van de regering.
Art. 1-7
Artikel 1. Bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt wordt een Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering opgericht, hierna " het centrum " genoemd.
Art.2. § 1. Voor de toepassing van dit besluit dient onder " crisis " te worden verstaan elke gebeurtenis die wegens haar aard of gevolgen :
1° de vitale belangen van het land of de essentiële behoeften van de bevolking bedreigt;
2° een dringende besluitvorming vereist;
3° en de gecoördineerde inzet van verscheidene departementen en organismen vergt.
§ 2. Onder " vitale belangen van het land of essentiële behoeften van de bevolking " dient te worden verstaan :
1° de openbare orde, dat wil zeggen de openbare rust, gezondheid en veiligheid;
2° het socio-economisch potentieel van het land;
3° de nationale soevereiniteit en de instellingen opgericht door de Grondwet en de wetten;
4° de integriteit van het nationaal grondgebied;
§ 3. Een crisis is nationaal wanneer de bedreiging op het nationaal grondgebied ontstaat of met voornamelijk nationale middelen moet bestreden worden.
Een nationale crisis sluit internationale coördinatie van de maatregelen die moeten genomen worden niet uit.
Art.3. Het centrum heeft als opdracht :
1° een algemene wachtdienst ten behoeve van de Regering te verzekeren;
2° op bestendige wijze de informatie die betrekking heeft op zijn bevoegdheden, te verzamelen en te analyseren, en de verantwoordelijke personen en diensten in te lichten over nationale crisissituaties of over gebeurtenissen die tot dergelijke toestand kunnen leiden;
3° de nodige infrastructuur en middelen ter beschikking te stellen van de bevoegde overheden voor de beheersing van een nationale crisis, meer bepaald de coördinatie, de voorbereiding van beslissingen, de eventuele uitvoering en de opvolging ervan te verzekeren;
4° in voorkomend geval, de in de nood- en hulpplannen voorziene onmiddellijke maatregelen te nemen of uit te lokken;
5° het behandelen van de oproepen van het publiek en, in voorkomend geval, het verzekeren van een eensluidende en samenhangende informatie;
6° advies uit te brengen en maatregelen voor te stellen inzake de aangelegenheden die de in artikel 4 bedoelde begeleidingscommissie aan het centrum voorlegt.
Binnen het kader van zijn bevoegdheden kan de Minister van Binnenlandse Zaken bovendien sommige opdrachten toevertrouwen aan het centrum.
Art.4. <KB 11-05-1990, art. 1, BS 01-06-1990> Er wordt een begeleidingscommissie voor het Centrum opgericht.
Deze commissie wordt voorgezeten door de secretaris-generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt.
Haar leden worden door de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen onder de leidende ambtenaren van de betrokken departementen en diensten, die worden voorgesteld door de betrokken ministers of staatssecretarissen.
De Commissie heeft als opdracht bij te dragen tot :
- de uitbouw van infrastructuur en middelen ten behoeve van de coördinatie op nationaal vlak van de maatregelen die nodig zijn, zowel voor de bestuurlijke politie als voor de burgerlijke bescherming;
- de inwinning van informatie nuttig voor het beheer van de openbare orde en de voorkoming van misdrijven;
- de verdere uitbouw van een wachtdienst ten behoeve van de regering.
De commissie wordt bijgestaan door een technische werkgroep, die wordt voorgezeten door de directeur van het Centrum.
Zijn leden worden door de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen onder de ambtenaren van de betrokken besturen, die worden voorgesteld door de betrokken ministers of staatssecretarissen.
Naargelang van de aard van de behandelde problemen kan de directeur van het Crisiscentrum experten, aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken, laten deelnemen aan de vergaderingen van de technische werkgroep.
Art.5. Het personeel van het centrum behoort tot de personeelsformatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt.
Art.6. De directeur van het centrum wordt op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt door Ons aangewezen.
Art. 7. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt wordt belast met de uitvoering van dit besluit.