25 SEPTEMBER 1987. - Koninklijk besluit betreffende de huur, in het Brusselse Gewest, van woningen beheerd door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting of door de door haar erkende vennootschappen.
TITEL I. - Algemeen.
Art. 1-2
TITEL II. - Aanvraag en toewijzing van een woning.
Hoofdstuk 1. - Toelatingsvoorwaarden.
Art. 3
Hoofdstuk II. - De kandidaturen.
Art. 4-5
Hoofdstuk III. - De toewijzing en de prioriteiten.
Art. 6-11
TITEL III. - Huurprijs en lasten.
Hoofdstuk I. - Vaststelling van de basishuurprijs.
Art. 12
Hoofdstuk II. - Vaststelling van de reële huurprijs.
Art. 13-18
Hoofdstuk III. - Te betalen huurprijs.
Art. 19
Hoofdstuk IV. - Bijdragen en huurlasten.
Art. 20
TITEL IV. - Onderzoek van de aangifte, sancties.
Art. 21-22
TITEL V. - Informatie.
Art. 23
TITEL VI. - Indexering.
Art. 24
TITEL VII. - Kennisgeving van de herziene huurprijs.
Art. 25
TITEL VIII. - Inventaris van de woningen.
Art. 26
TITEL IX. - Slotbepalingen.
Art. 27-29
TITEL I. - Algemeen.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de huur van woningen beheerd door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting of door de door haar erkende vennootschappen gelegen op het grondgebied van het Brusselse Gewest zoals het is vastgesteld bij artikel 1 van de wet tot oprichting van voorlopige gemeenschaps- en gewestinstellingen, gecoördineerd op 20 juli 1979.
Het is niet van toepassing op de huur van gebouwen of gedeelten van gebouwen gebruikt hetzij voor handelsdoeleinden, hetzij voor een openbare dienst, hetzij als huisbewaarderswoning. Het is evenmin van toepassing op de huur van niet aan de gebouwen palende garages.
Definities
Art.2. In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder:
- Minister: de Minister of Staatssecretaris tot wiens bevoegdheid de huisvesting behoort;
- vennootschap: de door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting erkende bouwmaatschappij tot nut van het algemeen of de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting zelf wat de haar toebehorende woningen betreft;
- woning: het voor de huisvesting van een gezin ingerichte huis of appartement, met inbegrip van de tuin en de bijgebouwen indien zij er aan palen;
- ongezonde woning: de woning die onbewoonbaar verklaard of als ongezond en niet voor verbetering vatbaar erkend is of die bestemd is om te worden gesloopt, overeenkomstig de Huisvestingscode.
- aangepaste woning: de woning die voor een bepaald gezinstype ontworpen is overeenkomstig de normen door de Minister vastgelegd na advies van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting;
- gezin: de persoon die alleen woont of de personen die gewoonlijk samen wonen of zullen wonen;
- huurder: de persoon of de personen die een gezin vormen of ervan deel uitmaken en met de vennootschap een huurovereenkomst aangaan;
- kandidaat-huurder: de persoon of de personen die een aanvraag indienen om een woning van de vennootschap te huren;
- minder-valide: de persoon met een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid erkend voor ten minste 66 pct.;
- kind ten laste: het kind waarvoor aan een lid van het gezin kinderbijslag of wezenuitkering wordt toegekend, alsook het kind waarvoor geen enkel lid van het gezin zodanige bijslagen ontvangt maar dat door de Minister wordt geacht werkelijk ten laste van een lid van het gezin te zijn voor zover dat bewezen wordt. Het minder-valide kind wordt voor twee kinderen ten laste gerekend. De minder-valide persoon die ouder is dan 25 jaar wordt beschouwd als een kind ten laste te hebben;
- inkomen: het netto-inkomen uit onroerende en roerende goederen en het nettobedrag van het beroepsinkomen voor iedere aftrek, verhoogd of verlaagd met de alimentatierenten, naargelang zij geïnd of gestort worden. Het in aanmerking te nemen inkomen wordt bepaald op basis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen;
- gezinsinkomen: het samengevoegd inkomen van alle leden van het gezin, behalve dat van de ongehuwde kinderen van minder dan 25 jaar. Het inkomen van de mindervalide en van de ascendent die deel uitmaakt van het gezin van de huurder wordt echter slechts voor de helft gerekend;
- referentie-inkomen: het bedrag van het inkomen vastgesteld door dit besluit of herzien door ons na advies van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting en bestemd om de reële huurprijs te kunnen berekenen;
- referentiejaar: het voorlaatste jaar voor het jaar dat voorafgaat aan het jaar van de toewijzing van de woning;
- kostprijs: de globale uitgaven die door de vennootschap worden gedaan voor de aankoop, de bouw, de inrichting, de sanering, de verbetering en de aanpassing van de woning. De kostprijs moet door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting worden goedgekeurd;
- geactualiseerde kostprijs: de kostprijs vermenigvuldigd met een coëfficient, vastgesteld volgens een actualisatietabel, om de twee jaar goedgekeurd door de Minister, na advies van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting;
- basishuurprijs: het jaarbedrag berekend op grond van een percentage van de geactualiseerde kostprijs van de woning, vastgesteld binnen de perken bepaald bij dit besluit;
- reële huurprijs: het door de huurder verschuldigd jaarbedrag vastgesteld volgens de bepalingen van dit besluit.
- register: het register waarin de kandidaat-huurders door de vennootschap worden ingeschreven.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest in art. 2 worden de omschrijvingen vervangen door de volgende bepalingen :
- Vennootschap : de bouwmaatschappij tot nut van het algemeen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest of de Huisvestingsmaatschappij van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest zelf wat de haar toebehorende woningen betreft;
- Gezin : de persoon die alleen woont of de personen die gewoonlijk of in feite samenwonen, zelfs zonder gedomicilieerd te zijn in de betrokken woning.
- Inkomsten : de onroerende en roerende netto-inkomsten en het netto-bedrag van de beroepsinkomsten voor alle aftrekkingen, verhoogd of verminderd met de voedingsrente naargelang ze ontvangen of gestort worden.
Worden eveneens als inkomsten beschouwd : het minimexbedrag, de mindervalide-toelage en de toelagen voor oorlogsgevangenen.
- (Gezinsinkomen : het samengevoegd inkomen van alle leden van het gezin behalve dat van minderjarige kinderen. De inkomens van de gehandicapte, van het kind onder 21 jaar en van de ascendent die deel uitmaken van het gezin van de huurder, worden echter slechts voor de helft meegerekend.) <BESL 1992-07-16/30, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 14-08-1992>soon of van voorouders die deel uitmaken van het gezin dat de woning huurt tellen slechts voor de helft mee.
- Referentiejaar : het voorlaatste jaar dat het jaar van de huurberekening voorafgaat.
- (Gehandicapte : de persoon van wie, ongeacht de leeftijd, is vastgesteld dat ingevolge feiten overkomen en vastgesteld vóór de leeftijd van 65 jaar :
- ofwel zijn lichamelijk of psychische toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd tot één derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen;
- ofwel zijn gezondheidstoestand een vermindering van zelfredzaamheid van ten minste 9 punten met zich brengt;
- ofwel hij getroffen is door een blijvende invaliditeit van 66 % vastgesteld door een administratieve of gerechtelijke beslissing.
Bovendien wordt in dit artikel als tegemoetkoming aan gehandicapten beschouwd :
- de inkomensvervangende tegemoetkoming in de zin van de wet van 27 februari 1987;
- het gelijkwaardig bedrag aan deze tegemoetkoming, in de zin van artikel 28 van de wet van 27 februari 1987, voor de gehandicapten aan wie een tegemoetkoming werd toegekend, die vóór 1 januari 1975 is ingegaan of een gewone of bijzondere tegemoetkoming, bepaald door de wet van 27 juni 1969, voor de gehandicapten aan wie een gewone tegemoetkoming werd toegekend die na 31 december 1974 doch vóór 1 juli 1987 is ingegaan.) <BESL 1992-07-16/30, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 14-08-1992>
- Sociale schuld : de jaarlijkse sociale schuld van een maatschappij wordt omschreven als het verschil tussen de jaarlijkse, globale basishuurprijs en de jaarlijkse, werkelijke verbeterde huurprijs, te weten de werkelijke huurwinsten verhoogd met het deel van de verminderingen voor de kinderen ten laste die het Gewest op rekening neemt.
Bovendien wordt in dit artikel de term " mindervalide " vervangen door mindervalide persoon. <BESL 1991-10-17/44, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
TITEL II. - Aanvraag en toewijzing van een woning.
Hoofdstuk 1. - Toelatingsvoorwaarden.
Art.3. § 1. Het inkomen van de kandidaat-huurder, betreffende het voorlaatste jaar dat voorafgaat aan het jaar van de inschrijving in het register van de kandidaturen mag, voor een alleenstaande, 525 000 frank niet overschrijden. Voor het gehuwd paar of de samenlevenden, die slechts over één inkomen beschikken, wordt dit bedrag verhoogd tot 655 000 frank. Voor het gehuwd paar of de samenlevenden, die beide over een inkomen beschikken, wordt dit bedrag verhoogd tot 725 000 frank. Deze bedragen worden verhoogd met 40 000 frank per kind ten laste.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 3, § 1 wordt door de volgende bepaling vervangen : § 1. Op 1 januari 1992, de inkomsten van de kandidaat-huurders die alleen leven mogen het bedrag van 525 000 F niet overschrijden het voorlaatste jaar dat voorafging op zijn inschrijving in het kandidaatsregister. Voor een gezin dat slechts over een inkomen beschikt wordt dit bedrag naar 655 000 F gebracht. Voor een gezin waar beiden over een inkomen beschikken wordt dit bedrag naar 725 000 F gebracht. Deze bedragen worden met 40 000 F verhoogd voor elk kind ten laste. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
§ 2. De kandidaat-huurder of één van de leden van zijn gezin mogen niet beschikken over één of meer woningen, in volle eigendom of in vruchtgebruik. Voor de toepassing van deze voorwaarde wordt geen rekening gehouden met:
a) de vervreemding van een gedeelte van de eigendom of van het vruchtgebruik tijdens de laatste twee jaar die de inschrijving voorafgaan;
b) een ongezonde woning, op voorwaarde dat zij door haar eigenaar wordt bewoond.
§ 3. Om tot de huur van een woning te worden toegelaten moet de kandidaat-huurder er zich toe verbinden de type-huurovereenkomst goedgekeurd bij ministerieel besluit te onderschrijven.
Hoofdstuk II. - De kandidaturen.
Art.4. § 1. De Minister bepaalt, na advies van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting, de regelen voor het indienen en onderzoeken van de kandidaturen.
De kandidaturen die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden bepaald in artikel 3 worden in de orde van indiening ingeschreven in het register van de kandidaturen.
Elke vennootschap houdt een register van de kandidaturen waarin melding wordt gemaakt van de prioriteiten bedoeld in artikel 8.
De Minister bepaalt, na advies van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting, de regels betreffende de inhoud, de vorm en het bijhouden van het register van de kandidaturen.
§ 2. De kandidaat-huurder dient aan de vennootschap de gegevens betreffende zijn gezinstoestand en gezinsvermogen te verstrekken.
Art.5. § 1. Ten minste om de twee jaar vraagt de vennootschap de kandidaat-huurder zijn kandidatuur schriftelijk te bevestigen. In zijn antwoord dient de kandidaat-huurder aan de vennootschap kennis te geven van iedere wijziging in de gegevens bedoeld in artikel 4, § 2. Zo de kandidaturen niet bevestigd worden binnen twee maanden na bovenvermelde vraag, worden zij in het register van de kandidaturen geschrapt. De na deze termijn bevestigde kandidaturen kunnen na onderzoek, alsnog weerhouden worden.
§ 2. De kandidatuur wordt in het register doorgehaald indien het inkomen van de kandidaat-huurder betreffende het voorlaatste jaar voor het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de bevestiging is gegeven hoger was dan de bedragen bedoeld in artikel 3, § 1, of indien de in artikel 3, § 2, bedoelde voorwaarden niet meer vervuld zijn. De reden en de datum van de doorhaling worden vermeld.
§ 3. Van de doorhaling wordt aan de kandidaat-huurder kennis gegeven.
§ 4. De kandidaat-huurder kan te allen tijde de vennootschap in kennis stellen van elke wijziging van de in artikel 4, § 2, bedoelde gegevens alsmede van elke woonplaatswijziging.
Hoofdstuk III. - De toewijzing en de prioriteiten.
Art.6. § 1. De type-huurovereenkomst bevat een beding luidens hetwelk de vennootschap de huur niet kan beëindigen zonder een met redenen omklede opzegging.
§ 2. De toe te wijzen woning dient aangepast te zijn aan de samenstelling van het gezin.
§ 3. De toewijzing geschiedt door de raad van bestuur of het daartoe gemachtigd orgaan in chronologische volgorde van de inschrijvingen in het register van de kandidaturen, tenzij toepassing dient te worden gegeven aan de voorrang bedoeld in artikelen 7 tot 9.
Art.7. De type-huurovereenkomst bevat een beding luidens hetwelk de vennootschap er toe gehouden is, indien één of meer van haar woningen voor verhuring beschikbaar zijn, deze bij volstrekte voorrang toe te wijzen aan haar huurders die een onaangepaste woning betrekken en die vragen of aanvaarden een aangepaste woning te huren.
Art.8. § 1. Wanneer ten minste een derde van de woningen van de vennootschap betrokken zijn door huurders wier inkomen bij de laatste herziening van de werkelijke huurprijs 450 000 frank, verhoogd met 40 000 frank per kind ten laste, overschreed, geniet de kandidaat-huurder, wiens inkomen betreffende het referentiejaar lager is aan het genoemde bedrag, een recht van voorkeur.
§ 2. Ook de hierna genoemde kandidaat-huurder geniet een recht van voorkeur:
- de persoon die een ongezonde woning verlaat welke hij reeds meer dan één jaar bewoont;
- de alleenstaande met ten minste twee kinderen ten laste;
- de minder-valide of de persoon met één of meer minder-validen ten laste;
- het slachtoffer van een maatschappelijke of natuurramp, of van een gebeurtenis gekenmerkt door overmacht of voortvloeiend uit een maatregel van hogerhand;
- de gewezen politieke gevangene, de oorlogsinvalide en hun rechthebbenden;
- de persoon die ten minste vierentwintig maanden is ingeschreven in het register.
§ 3. Het meerderjarig kind van een vennoot van een huurders-coöperatieve heeft bij deze coöperatieve een recht van voorkeur.
§ 4. Onverminderd de toepassing van artikel 7 wordt de aangepaste woning toegewezen aan de kandidaat-huurder die de meeste prioriteitsaanspraken heeft. Wanneer verschillende kandidaat-huurders eenzelfde aantal prioriteitsaanspraken verenigen, gaat de voorkeur naar diegene die het langst ingeschreven is in het in artikel 4 bedoelde register.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 8 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 8. § 1. Wanneer minstens 10 % van de woningen van de vennootschap bezet zijn door huurders van wie de inkomsten, tijdens de laatste herziening van de reële huurprijs, de toelatingsinkomsten bedoeld bij artikel 3, § 1 overschrijden, krijgt de kandidaat-huurder van wie het toekomende referentie-inkomsten lager is dan het referentie-inkomen, drie voorkeursrechten.
§ 2. De hierna aangestelde beschikt eveneens over twee voorkeursrechten :
- de alleenstaande persoon die minstens 2 kinderen ten laste heeft;
- het slachtoffer van overmacht;
- de persoon die van een huurtoelage geniet in het kader van de wetgeving die van kracht is en waarvan dit recht beëindigd wordt;
- de persoon van wie het huurcontract door de verhuurder ten einde gebracht werd krachtens artikel 3, § 2, en artikel 11 van de wet van 20 februari 1991 die de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huurcontracten wijzigt en aanvult.
(Ook de hierna genoemde kandidaat-huurder geniet van een dubbel voorkeursrecht:
- het gezin met een of meerdere kinderen van maximum zes jaar die lijden aan clinisch vastgestelde chronische loodvergiftiging en waarvan de voornaamste oorzaak te wijten is aan de aanwezigheid van oude schilfers van verf of van lood in de huidige woning.) <BESL 1992-07-16/30, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 14-08-1992>
§ 3. De hierna aangestelde kandidaat beschikt eveneens over een voorkeursrecht :
- de persoon die ingeschreven is in een gecoördineerde bepaling voor de socio-professionele integratie erkend door het Brusselse Gewestelijk Comité voor de socio-professionele integratie;
- de persoon die een ongezonde woning verlaat waarin hij langer dan een jaar geleefd heeft;
- de huurder die een onaangepaste woning van een vennootschap van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest bewoont voor zover die hem geen woning, aangepast aan het gezin, kan bieden of in het geval dat er binnen de termijn van twaalf maanden na de toekenning van de woning die bewoont is, geen gevolg aan het verzoek gegeven kon worden;
- de gezinnen met twee kinderen waarvan één van de echtelieden minder dan dertig jaar is;
- de mindervalide persoon of de persoon met één of meer mindervaliden ten laste;
- de gewezen politieke gevangen, de oorlogsinvalide en hun rechthebbenden;
- de persoon die langer dan zesendertig maanden ingeschreven is in het register.
§ 4. Onverminderd de toepassing van artikel 7 wordt de aangepaste woning toegewezen aan de kandidaat-huurder die de meeste prioriteitsaanspraken heeft. Wanneer verschillende kandidaat-huurders eenzelfde aantal prioriteitsaanvragen verenigen gaat de voorkeur uit naar diegene die het langst ingeschreven is in het in artikel 4 bedoelde register.
§ 5. Elk jaar en ten laatste op 31 maart moeten de bouwmaatschappijen tot nut van het algemeen verslag uitbrengen aan de B.G.H. over de bewegingen van de huurders van het voorgaande jaar en dit vervolgens de modaliteiten die door de B.G.H. vastgesteld werden. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
Art.9. De raad van beheer van elke vennootschap kan in uitzonderlijke gevallen en op grond van een gemotiveerde beslissing afwijken van de bepangen van artikel 8. Deze beslissing, getroffen na advies van de commissaris van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting, wordt aan deze Maatschappij overgelegd. Binnen een termijn van vijftien dagen keurt de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting de beslissing al dan niet goed. De Nationale Maatschappij voor de Huisvesting kan, indien nodig, deze termijn verlengen tot dertig dagen. Na verstrijken van bovenvermelde termijnen wordt de beslissing uitvoerbaar.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 9 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 9. § 1. De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij mag in uitzonderlijke gevallen en op grond van gemotiveerde afwijkingen, elke bouwmaatschappij tot nut van het algemeen, aansporen om van de bepalingen van artikel 8 af te wijken.
§ 2. De bestuursraad van elke maatschappij mag in uitzonderlijke gevallen en op grond van gemotiveerde afwijkingen van de bepalingen van artikel 8 afwijken. Deze beslissing, genomen na het advies van de commissaris van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij is voorgelegd aan de B.G.H. Gedurende vijftien dagen mag deze, de beslissing goedkeuren of weigeren. De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij mag als het noodzakelijk geacht wordt, de termijn tot dertig dagen verlengen. Na verval van deze termijnen wordt de beslissing van kracht.
§ 3. De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij kan elke maatschappij aansporen af te wijken van het voorkeursstelsel bedoeld bij artikel 8 wanneer de huurdersbevolking van de maatschappij een te groot verschil met zich brengt inzake inkomsten en gezinssamenstelling :
- als de maatschappij een sociale schuld heeft vindt deze afwijking plaats wanneer een geheel van tien woningen te huur wordt gesteld na het einde van de bouw of renovatie;
- als de maatschappij geen sociale schuld heeft, kan deze afwijking 50 % van de woningen die jaarlijks te huur gegeven worden betreffen.
§ 4. De B.G.H. moet de termen van de gewestelijke toepassing van het afwijkingsstelsel bedoeld bij § 3 van dit artikel waarborgen. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
Art.10. § 1. Elke kandidaat-huurder of huurder die zich benadeeld acht door een door de vennootschap getroffen beslissing inzake de toewijzing van een woning kan bij de commissaris van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting op de zetel van de vennootschap bij aangetekend schrijven een verhaal indienen. Dit verhaal wordt behandeld volgens de modaliteiten vastgesteld door de Minister na advies van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting.
§ 2. Wordt het verhaal ingewilligd dan beschikt de benadeelde kandidaat-huurder of huurder over een volstrekt recht van voorkeur voor de toewijzing van de eerst aangepaste woning die vrij komt.
Art.11. § 1. De kandidaat-huurder aan wie een woning wordt aangeboden, wordt van dat aanbod tot toewijzing op de hoogte gebracht bij een ter post aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgegeven brief.
Opdat de toewijzing definitief wordt, moet hij bewijzen dat zijn inkomen betreffende het referentiejaar, de in artikel 3, § 1, vermelde bedragen niet overschrijdt en dat de in artikel 3, § 2, bedoelde voorwaarden nog steeds vervuld zijn. Zo zijn kandidatuur niet langer beantwoordt aan deze voorwaarden, wordt zij verworpen en doorgehaald in het register van de kandidaturen.
§ 2. Geeft de kandidaat-huurder geen antwoord op het toewijzingsaanbod of levert hij de in § 1 bedoelde bewijzen niet binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief, dan wordt zijn kandidatuur in het register doorgehaald, tenzij hij het laattijdig karakter van zijn antwoord of van zijn bewijzen verantwoordt.
§ 3. Weigering van de aangeboden woning kan ten gevolge hebben dat de kandidatuur naar het einde van het register wordt verplaatst.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoodstedelijk Gewest art. 11 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 11. § 1. De kandidaat-huurder aan wie een woning wordt aangeboden, wordt van dat aanbod tot toewijzing op de hoogte gebracht bij een ter post aangetekende of tegen ontvangstbewijs afgegeven brief. Als hij binnen de acht dagen deze brief niet beantwoordt wordt zijn kandidatuur verplaatst naar het einde van het register tenzij hij binnen de dertig dagen zijn houding verantwoordt.
§ 2. De kandidaat-huurder beschikt over een termijn van vijf dagen na het bezoek van de aan hem voorgestelde woning om zijn beslissing aan de vennootschap te laten kennen.
§ 3. Nadat de kandidaat-huurder zijn wens om de aan hem voorgestelde woning te huur te nemen geuit heeft en zodat een toekenning overwogen kan worden moet hij bewijzen dat zijn aan het referentiejaar toekomende inkomsten de bedragen bedoeld bij artikel 3, § 1, niet overschrijden en dat de voorwaarden vermeld bij artikel 3, § 2, steeds vervuld zijn. Als de kandidaat-huurder de vereiste bewijzen binnen de acht dagen die volgen op de aanvraag geeft of als zijn kandidatuur niet meer aan de hierboven vermelde voorwaarden beantwoordt, wordt deze verworpen en doorgehaald in het register van de kandidaturen.
§ 4. De kandidaat-huurder aan wie de definitieve toekenning van een woning besloten werd, moet per brief verwittigd worden.
Als hij geen gevolg geeft aan dit toelatingsvoorstel binnen de vijftien dagen na ontvangst ervan of als hij de woning die het voorwerp ervan uitmaakt weigert, wordt zijn kandidatuur terug op het einde van de lijst der kandidaturen gebracht.
§ 5. De weigering van de aangepaste woning, die een evenwaardig comfort biedt en een huurprijs die lager of gelijk is aan de initiële woning en dat het voorwerp uitmaakt van een toekenningsvoorstel uitgegeven in toepassing van artikel 7 kan verantwoorden dat de vennootschap een einde brengt aan het huurcontract met een opzegtermijn van zes maanden. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
TITEL III. - Huurprijs en lasten.
Hoofdstuk I. - Vaststelling van de basishuurprijs.
Art.12. § 1. De basishuurprijs vastgesteld door de vennootschap, is het jaarbedrag berekend op grond van een percentage van de geactualiseerde kostprijs van de woning, schommelend tussen 3,5 pct. en 7 pct.
§ 2. De basishuurprijs wordt herzien op 1 januari 1988, en daarna om de twee jaar op 1 januari, volgens de actualisatietabellen van de kostprijs van de woning. Op dezelfde data, kan de vennootschap een nieuw percentage bepalen, binnen de grenzen en volgens de voorwaarden vastgesteld in paragraaf 1.
§ 3. De volgens paragrafen 1 en 2 berekende basishuurprijs wordt, wat de berekeningsmodaliteiten betreft, voorafgaandelijk goedgekeurd door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting.
§ 4. Het totale bedrag van de basishuurprijzen voor een kalenderjaar mag niet hoger liggen dan 5,5 pct. van de geactualiseerde kostprijs van het totale patrimonium van de huurwoningen van de vennootschap.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 12 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 12. § 1. De basishuurprijs vastgesteld door de vennootschap is het jaarbedrag berekend op grond van een percentage van de geactualiseerde kostprijs van de woning, schommelend tussen 3 pct. en 8 pct. Er kan afgeweken worden van dit percentage wanneer de B.G.H. een gunstige opvolging houdt voor een afwijkingsaanvraag of wanneer de B.G.H. een stelsel van gemotiveerde afwijking oplegt aan een bouwmaatschappij tot nut van het algemeen.
§ 2. De actualisering van de kostprijs van de woning wordt jaarlijks herzien op 1 januari en is verbonden aan de consumptieprijsindex. Op dezelfde data, kan de vennootschap een nieuwe basishuurprijs bepalen binnen de grenzen en volgens de voorwaarden vastgesteld in paragraaf 1.
§ 3. Op 1 januari 1992 is de actualisering van de kostprijs van een woning 7 % ten overstaan van de geactualiseerde kostprijs van 1 januari 1990.
§ 4. De basishuurprijs die berekend wordt in overeenkomst met paragrafen 1, 2 en 3 wat de berekeningsmodaliteiten betreft, is goedgekeurd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij.
§ 5. Het totale bedrag van de basishuurprijzen moet liggen tussen :
- in 1992 tussen 4,00 pct. en 6 pct.;
- in 1993 tussen 4,15 pct. en 6 pct.;
- in 1994 tussen 4,30 pct. en 6 pct.;
- in 1995 tussen 4,50 pct. en 6 pct.;
van de gereactualiseerde kostprijs van de gehele sociale woningen van de vennootschap.
§ 6. (De basishuurprijs vastgesteld op 1 januari 1993 mag niet meer dan met 6 % worden verhoogd ten opzichte van de basishuurprijs vastgesteld op 31 juli 1992.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij mag evenwel de toelating verlenen dat een openbare vastgoedmaatschappij afwijkt van deze bepaling indien deze maatschappij belangrijke investeringen verrichtte om de betrokken woning of de woningenblok in te richten, te saneren, te verbeteren of aan te passen.) <BESL 1992-07-16/30, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 14-08-1992>
§ 7. De maxima-coëfficiënt voor de verhoging van de basishuurprijs wordt elk jaar op 1 januari door de Executieve herzien. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
Hoofdstuk II. - Vaststelling van de reële huurprijs.
Art.13. § 1. De reële huurprijs is gelijk aan de basishuurprijs vermenigvuldigd met de inkomenscoëfficient.
§ 2. De inkomenscoëfficient wordt bekomen door het gezinsinkomen van het referentiejaar te delen door het referentieinkomen, vastgesteld op 450 000 frank tot 31 december 1987, en vervolgens opnieuw vastgesteld op de in artikel 12, § 2, vermelde data. Het aldus verkregen quotiënt wordt berekend tot op de vierde decimaal.
§ 3. De reële maandelijkse huurprijs is gelijk aan een twaalfde van de reële huurprijs.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 13 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 13. § 1. De reële huurprijs is gelijk aan de basishuurprijs vermenigvuldigd met de inkomstencoëfficiënt.
§ 2. De inkomstencoëfficiënt wordt bekomen door het gezinsinkomen van het referentiejaar te delen door het referentie-inkomen vastgesteld op 500 000 F vanaf 1 januari 1992.
(Voor de berekening van de huurprijzen op 1 januari 1993 mag het gezinsinkomen van het referentiejaar worden vastgesteld als volgt : het inkomen, dat in aanmerking werd genomen bij de berekening van de huurprijzen op 1 januari 1992, wordt met 3 % verhoogd.
De huurder, van wie het inkomen niet op dergelijke wijze werd geïndexeerd, kan aan de maatschappij de bewijsstukken overmaken, waardoor zijn reële huurprijs op 1 januari 1992 kan worden vastgesteld overeenkomstig de reële evolutie van zijn inkomen gedurende het referentiejaar.) <BESL 1992-07-16/30, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 14-08-1992>
Bij gebrek aan inkomen voor elke van de twaalf maanden die het referentiejaar vormen wordt het jaarlijks inkomen als volgt berekend : het geïnde inkomen delen door het aantal kalenderdagen die de inningsperiode vomrt en vervolgens door 365 te vermenigvuldigen.
Bij gebrek aan inkomen voor het referentiejaar wordt er rekening gehouden met het eerst volgende jaar gedurende hetwelk een inkomen wordt geïnd.
Wanneer het inkomen van het referentiejaar voor het grootste gedeelte bestaat uit vervangingsinkomens, moet er geen rekening gehouden worden met het huidige inkomen.
Het aldus verkregen quotiënt wordt berekend op de tweede decimaal.
§ 3. De reële maandelijkse huurprijs is gelijk aan een twaalfde van de reële huurprijs. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
Art.14. § 1. Indien het gezinsinkomen lager is dan het referentie-inkomen, geniet de huurder een vermindering van de reële huurprijs gelijk aan:
- 5 pct. van de basishuurprijs voor één kind ten laste van het gezin;
- 10 pct. van de basishuurprijs voor twee kinderen ten laste van het gezin.
Deze verminderingen vallen ten laste van de vennootschap.
§ 2. Indien het gezinsinkomen hoger is dan het referentieinkomen geniet de huurder ook de in § 1 vermelde verminderingen van de reële huurprijs. Deze verminderingen vallen ten laste van het Brusselse Gewest.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, § 1 en § 2 worden gewijzigd als volgt : " § 1. De huurder geniet een vermindering van de werkelijke huurprijs gelijk aan :
- 5 % op de basishuurprijs, voor één kind ten laste van het gezin;
- 10 % op de basishuurprijs, voor twee kinderen ten laste van het gezin.
Die verminderingen komen ten laste van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
§ 2. Indien de inkomsten van het gezin hoger zijn dan de referentie-inkomens, zal de huurder eveneens de vermindering van de huurprijs genieten, voorzien in § 1.
Die verminderingen komen ten laste van de Maatschappij." <BESL 1989-12-31/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1990>; Dit besluit regelt een aangelegenheid waarvan sprake in artikel 107quater van de grondwet)
§ 3. De huurder geniet een vermindering van de reële huurprijs gelijk aan:
- 20 pct. van de basishuurprijs voor drie kinderen ten laste van het gezin;
- 30 pct. van de basishuurprijs voor vier kinderen ten laste van het gezin;
- 40 pct. van de basishuurprijs voor vijf kinderen ten laste van het gezin;
- 50 pct. van de basishuurprijs voor zes kinderen en meer ten laste van het gezin.
§ 4. De huurder moet aan de vennootschap alle stukken overleggen ten bewijze van zijn recht op vermindering van de reële huurprijs.
§ 5. De verminderingen bedoeld in §§ 1, 2 en 3, mogen niet gecumuleerd worden met de vermindering van de onroerende voorheffing waarop de huurder recht heeft krachtens artikel 162, § 1, 3, van het Wetboek van inkomstenbelastingen. De vennootschap moet bij de Administratie der Directe Belastingen het nodige doen voor het verkrijgen van die verminderingen.
§ 6. De verminderingen bedoeld in de §§ 1, 2 en 3, worden berekend op basis van het aantal kinderen ten laste van het gezin tijdens het laatste kwartaal van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor zij zijn toegekend. Zij blijven ongewijzigd in de loop van een kalenderjaar.
(NOTA : Voor Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 14 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 14. § 1. De huurder geniet van een vermindering van de huurprijs die gelijk is aan :
- 5 pct. van de basishuurprijs voor een kind ten laste;
- 10 pct. van de basishuurprijs voor twee kinderen ten laste;
- 20 pct. van de basishuurprijs voor drie kinderen ten laste;
- 30 pct. van de basishuurprijs voor vier kinderen ten laste;
- 40 pct. van de basishuurprijs voor vijf kinderen ten laste;
- 50 pct. van de basishuurprijs voor zes kinderen of meer ten laste.
§ 2. De verminderingen bedoeld in § 1 vallen ten laste van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest behalve de verminderingen voor de twee eerste kinderen van gezinnen van wie het inkomen boven het referentie-inkomen ligt.
§ 3. De huurder moet alle verantwoordende stukken van zijn verminderingsrecht op de reële huurprijs aan de vennootschap bezorgen.
§ 4. De verminderingen bedoeld in §§ 1, 2 en 3 mogen niet gecumuleerd worden met de vermindering van de onroerende voorheffing waarop de huurder recht heeft krachtens artikel 162, § 1, 3 van het wetboek van inkomstenbelastingen. De vennootschap moet bij de administratie der directe belastingen het nodige doen voor het verkrijgen van die verminderingen.
§ 5. De verminderingen bedoeld in § 1 worden berekend op basis van het aantal kinderen ten laste van het gezin tijdens het laatste kwartaal van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor zij zijn toegekend. Zij blijven ongewijzigd in de loop van een kalenderjaar. <1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
Art.15. Indien het gezinsinkomen met ten minste 20 pct. verminderd is ten opzichte van het inkomen waarmee rekening gehouden werd voor de vaststelling van de reële huurprijs, kan de huurder te allen tijde vragen dat de reële huurprijs aan die vermindering wordt aangepast.
Op overlegging van de bewijsstukken wordt de aanpassing onmiddellijk toegepast tot de volgende tweejaarlijkse herziening op voorwaarde dat de huurder om de zes maanden het bewijs levert dat de vermindering van het gezinsinkomen blijft voortduren.
Wordt dat het bewijs niet geleverd, dan wordt de reële huurprijs van de volgende maand af weer op het bedrag van voor de aanpassing gebracht.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 15 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 15. § 1. Indien het gezinsinkomen met ten minste 20 pct. verminderd is tegenover het inkomen waarmee rekening gehouden werd voor de vaststelling van de reële huurprijs, kan de huurder te allen tijde vragen dat de reële huurprijs aan die vermindering wordt aangepast.
De aanvraag moet per aangetekende brief naar de vennootschap gestuurd worden, ten laatste op de 15de van de maand die de aanpassing voorafgaat. De bewijsstukken van elk huidig inkomen van het gezin moeten er aan toegevoegd worden.
De aanpassing wordt onmiddellijk toegepast tot de 30ste juni of de 31ste december. Op die datum wordt de huur teruggebracht naar zijn initiële stand.
Elke aanvraag tot verlenging moet op dezelfde vorm en voorwaarden als in § 1 uitgevoerd worden.
§ 2. Wanneer het inkomen van een huurder verminderd is omdat hij met pensioen gaat en voor zover hij over geen andere loongevende activiteit beschikt, mag een aanpassingsaanvraag van de reële huur aan deze vermindering geïntroduceerd worden in de vorm van de voorschriften van de vorige paragraaf.
Zelfs als de vermindering geen 20 % bedraagt is ze van onmiddellijke toepassing, tot de volgende herziening.
§ 3. Wanneer de reële huurprijs vastgesteld wordt op grond van het vervangingsinkomen, wordt het slechts van toepassing voor een periode van zes maanden die op de dag van de vaststelling begint.
Na deze periode wordt de huurprijs naar de normale huurwaarde van de woning gebracht als de huurder geen gevolg geeft aan de vraag om de bewijsstukken van het huidige inkomen van het gezin voor te leggen.
Elke aanvraag tot verlenging moet uitgevoerd worden zoals voorgeschreven in § 1.
§ 4. Wanneer de vennootschap een willekeurige fraude of verzwijging vaststelt in de inkomstenverklaring van het gezin, mag ze te allen tijde de huurprijs naar de normale huurwaarde van de woning terugbrengen.
Deze verhoging wordt onmiddellijk toegepast tot de volgende herziening.
Ze mag eveneens toegepast worden voor elke periode gedurende dewelke een vermindering van de reële huurprijs ten onrechte verkregen werd.
De huurder wordt voor elke verhoging van zijn huurprijs door een per post verstuurde brief verwittigd. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
Art.16. § 1. De reële huurprijs, na aftrek van de in artikel 14 vermelde verminderingen, mag niet hoger liggen van 20 pct. van het gezinsinkomen, zo dit gezinsinkomen lager ligt dan het referentie-inkomen.
§ 2. In elk geval, en in afwijking van de bepalingen voorzien in § 1, mag de reële huurprijs, na aftrek van de in artikel 14 vermelde verminderingen niet:
- hoger liggen dan de normale huurwaarde van de woning, jaarlijks vastgesteld door de raad van beheer van de vennootschap, op advies van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting;
- lager liggen dan de helft van de basishuurprijs en in geen geval lager dan 18 000 frank tot 31 december 1987. Dit bedrag wordt opnieuw door ons vastgesteld op de in artikel 12, § 2, vermelde data.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 16 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 16. § 1. De reële huurprijs, na aftrek van de in artikel 14 vermelde verminderingen, mag niet hoger liggen dan de helft van de basishuurprijs.
§ 2. (In afwijking van § 1, mag de reële huurprijs, na aftrek van de in artikel 14 vermelde verminderingen :
1° in geen geval lager zijn dan F 24 720 tot 31 december 1993; dit bedrag wordt herzien op de data en volgens de voorwaarden voorzien in artikel 24;
2° niet hoger zijn dan 20 % van het gezinsinkomen, indien het lager is dan het referentie-inkomen, en mag evenwel niet lager zijn dan het onder 1° beoogde bedrag van F 24 720.) <BESL 1992-07-16/30, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 14-08-1992>
3° hoger liggen dan de normale huurwaarde van de woning, jaarlijks vastgesteld op grond van het coëfficiënt dat toegepast wordt op de basishuurprijs en schommelend tussen :
* in 1992 : 100 en 300 pct.;
* in 1993 : 130 en 300 pct.;
* in 1994 : 140 en 300 pct.;
* in 1995 : 150 en 300 pct.;
volgens de beslissing van de beheerraad van de Brusselse Huisvestingsmaatschappij.
§ 3. Het totaal bedrag van de normale huurwaarde van het geheel van sociale woningen van de maatschappij moet jaarlijks opgesteld worden op grond van een aan het totaal bedrag van de basishuurprijs toegepast coëfficiënt dat schommelt tussen :
- in 1992 : 125 en 300 pct.;
- in 1993 : 150 en 300 pct.;
- in 1994 : 160 en 300 pct.;
- in 1995 : 170 en 300 pct.;
volgens de beslissing van de beheerraad van de Brusselse Huisvestingsmaatschappij.
Er kan afgeweken worden van deze percentages wanneer de B.G.H. een gunstig antwoord op een verzoek tot gemotiveerd afwijking van een bouwmaatschappij tot nut van het algemeen in petto heeft of wanneer de B.G.H. een stelsel gemotiveerde afwijking aan een bouwmaatschappij tot nut van het algemeen oplegt.
In geen geval mag deze afwijking ertoe leiden dat de normale huurwaarden voor woningen die een lager percentage hebben dan beoogd in § 2 van dit artikel tot stand gebracht worden.
(§ 4. Indien de reële huurprijs, de reële huurprijs van augustus 1992 met ten minste 20 % overschrijdt, kan de openbare vastgoedmaatschappij, na een gunstig advies van de commissaris van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, de verhoging van de reële huurprijs gedurende het eerste semester van 1993 met de helft verminderen.
§ 5. Voor de huurders waarvan het gezinsinkomen lager is dan het referentie-inkomen, verhoogd met F 40 000 per kind ten laste, mag het verhogingspercentage van de reële huurprijs op 1 januari 1993, vergeleken met de huurprijs op 1 augustus 1992, niet hoger liggen dan de inkomenverhoging die in aanmerking werd genomen voor de berekening van deze twee bedragen.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij mag evenwel de toelating verlenen dat een openbare vastgoedmaatschappij van deze bepaling afwijkt indien deze maatschappij belangrijke investeringen verrichtte om de betrokken woning of de woningblok in te richten, te saneren, te verbeteren of aan te passen.) <BESL 1992-07-16/30, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 14-08-1992> <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
Art.17. Voor de vaststelling van de reële huurprijs moet de huurder aan de vennootschap alle gegevens betreffende de gezinstoestand en het gezinsvermogen verstrekken.
Art.18. Bij elke herziening van de basishuurprijs en van het referentie-inkomen, wordt de reële huurprijs herzien met inachtneming van het gezinsinkomen betreffende het voorlaatste jaar voor het jaar dat aan het jaar van de herziening voorafgaat.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 18 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 18. § 1. Bij elke herziening van de basishuurprijs en van het referentie-inkomen, wordt de reële huurprijs herzien met inachtneming van het gezinsinkomen betreffende het voorlaatste jaar vóór het jaar dat aan het jaar van de herziening voorafgaat.
§ 2. Voor het begin van de derde maand die op de maand gedurende dewelke de herziening zijn uitwerking zal hebben, voorafgaat, moet de vennootschap zich eraan houden de bewijsstukken van de verklaarde inkomen op te eisen.
De huurder die wenst dat zijn reële huurwaarde niet meteen teruggebracht wordt naar de normale huurwaarde van de woning moet de vereiste stukken voor het einde van de maand die op de aanvraag volgt, doen toekomen. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
Hoofdstuk III. - Te betalen huurprijs.
Art.19. Wanneer een huurder, die een onaangepaste woning van de vennootschap betrekt, op voorstel van deze vennootschap aanvaardt een aangepaste woning te huren, worden de eerste te betalen nieuwe maandelijkse huurbedragen verminderd tot het beloop van een totaal bedrag van 5 000 frank, indien het gezinsinkomen betreffende het referentiejaar lager is dan het referentie-inkomen.
De vermindering van de huurprijs komt ten laste van de vennootschap. De vermindering wordt niet toegekend aan de huurder die verhuistoelagen geniet bedoeld in het koninklijk besluit van 10 oktober 1975 betreffende het verlenen, voor het Brusselse Gewest, van verhuis-, huur- en installatietoelagen ten voordele van personen die een ongezonde woning of een woning waarvoor een onteigeningsbesluit is genomen of een sloopvergunning is afgegeven, ontruimd hebben, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juni 1976, en in het koninklijk besluit van 10 oktober 1975 betreffende het verlenen, voor het Brusselse Gewest, van verhuis-, huur- en installatietoelagen ten voordele van bejaarden en minder-validen.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 19 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 19. § 1. Wanneer een huurder, die een onaangepaste woning van de vennootschap betrekt, op voorstel van deze vennootschap aanvaardt een aangepaste woning te huren, worden de eerste te betalen nieuwe maandelijkse huurbedragen verminderd tot het beloop van een totaal bedrag van 15 000 frank voor zover dat het inkomen van de huurder lager ligt dan het referentie-inkomen.
§ 2. De vermindering van de huurprijs komt ten laste van de vennootschap. De vermindering wordt niet toegekend aan de huurder die van verhuistoelagen geniet bedoeld in het koninklijk besluit van 10 oktober 1975 betreffende het verlenen voor het Brusselse Gewest van verhuishuur- en installatietoelagen ten voordele van personen die een ongezonde woning of een woning waarvoor een onteigeningsbesluit is genomen of een sloopvergunning is afgegeven, ontruimd hebben, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 juni 1976 en in het koninklijk besluit van 10 oktober 1975 betreffende het verlenen voor het Brusselse Gewest, van verhuis-, huur- en installatietoelagen ten voordele van bejaarden en mindervalide personen. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
Hoofdstuk IV. - Bijdragen en huurlasten.
Art.20. § 1. Na advies van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting stelt de Minister de regels vast betreffende het bepalen van de bijdragen en huurlasten, de berekening, de kennisgeving en de inning ervan.
§ 2. De bijdragen en huurlasten zijn niet begrepen in de te betalen huurprijs. Zij moeten overeenstemmen met reële uitgaven en geboekt worden op een andere rekening dan de huurprijzen.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 20 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 20. § 1. Na advies van de B.G.H. stelt de Minister de regels vast betreffende het bepalen van de bijdragen en huurlasten, de berekening, de kennisgeving en de inning ervan.
§ 2. De bijdragen en huurlasten zijn niet begrepen in de te betalen huurprijs. Zij moeten overeenstemmen met reële uitgaven en geboekt worden op een andere rekening dan de huurprijzen. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
TITEL IV. - Onderzoek van de aangifte, sancties.
Art.21. De kandidaat-huurders, de huurders en hun gezinsleden geven de vennootschap schriftelijke machtiging om van de bevoegde overheidsdiensten alle documenten te verkrijgen betreffende de gegevens noodzakelijk voor het onderzoek naar de toelatings- en toewijzingsvoorwaarden en voor de huurprijsberekening.
Art.22. De type-huurovereenkomst bevat een beding luidens hetwelk de huurder of een lid van zijn gezin noch volle eigenaar of vruchtgebruiker mag worden van een woning die hijzelf kan betrekken, noch inkomsten mag verkrijgen uit onroerende goederen waarvan de eventueel samengevoegde kadastrale inkomens meer bedragen dan 30 000 frank.
In deze gevallen moet de erkende vennootschap aan de betrokken huurder(s) een opzegging van het huurcontract betekenen, waarbij een opzegperiode van ten minste zes maand moet toegepast worden.
TITEL V. - Informatie.
Art.23. § 1. De toelatingsvoorwaarden, de toewijzingsregelen en de prioriteiten dienen te worden medegedeeld aan de kandidaat-huurder bij de indiening van zijn aanvraag.
§ 2. De huurder ontvangt telkens alle informatie betreffende de wijze van berekening van de huurprijs, de bijdragen en de huurlasten.
§ 3. De huurder kan, eens per jaar, op de zetel van de vennootschap kennis nemen van de elementen inzake zijn reële huurprijs, zijn bijdragen en zijn huurlasten, overeenkomstig de bepalingen van het huishoudelijk reglement van de vennootschap.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk art. 23 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 23. § 1. De toelatingsvoorwaarden, de toewijzingsregels en de prioriteiten dienen te worden meegedeeld aan de kandidaat-huurder bij de indiening van zijn aanvraag.
§ 2. De huurder ontvangt telkens alle informatie betreffende de wijze van berekening van de huurprijs, de bijdragen en de huurlasten volgens het type formulier van de B.G.H.
§ 3. De huurder kan, eens per jaar, op de zetel van de vennootschap kennis nemen van de elementen inzake zijn reële huurprijs, zijn bijdragen en zijn huurlasten overeenkomstig de bepalingen van het huishoudelijk reglement van de vennootschap. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
TITEL VI. - Indexering.
Art.24. De in de artikelen 3 en 8, § 1, vermelde bedragen zijn gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen.
Zij worden elk jaar op 1 januari aangepast volgens de procentuele stijging of daling van het indexcijfer van de maand augustus van het jaar voorafgaand aan dat van de herziening ten opzichte van het indexcijfer van de maand augustus van het jaar voordien.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest art. 24 wordt door de volgende bepaling vervangen : Artikel 24. De bedragen waarvan sprake is bij artikels 3, 8, § 1, 12, § 2 en 13, § 2 zijn verbonden aan de consumptieprijs-index. Elk jaar worden ze op 1 januari aangepast in functie van de verhoging of verlaging van de prijsindex van de maand augustus van het jaar dat de herziening ten overstaan van de maand augustus van verleden jaar voorafgaat. <BESL 1991-10-17/44, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
TITEL VII. - Kennisgeving van de herziene huurprijs.
Art.25. Bij elke herziening van de reële huurprijs moet de vennootschap, volgens de regels bepaald in de huurovereenkomst, aan de huurder kennis geven van het bedrag van de herziene reële huurprijs, zodat deze eisbaar wordt met ingang van 1 januari van het jaar waarin de herziening plaatsheeft.
TITEL VIII. - Inventaris van de woningen.
Art.26. Elke vennootschap dient een inventaris van haar woningen bij te houden volgens de na advies van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting door de Minister voorgeschreven regelen.
TITEL IX. - Slotbepalingen.
Art.27. Het koninklijk besluit van 30 juni 1981 betreffende de huur, in het Brusselse Gewest, van woningen beheerd door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting of door de door haar erkende vennootschappen wordt opgeheven.
(NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest TITEL IX. en art. 27 worden door de volgende bepalingen vervangen : TITEL IX. - Frauduleuze toestanden.
Artikel 27. Wanneer er een willekeurige fraude te wijten is aan de kandidaat-huurder of huurder de gegevens betreffende de familiale of patrimoniale toestand aantasten, stelt de directeur-zaakvoerder aan de administratie-raad van de vennootschap tot nut van het algemeen, volgens het geval, de weigering van de ambtenaar, (betwistbare) kandidatuur of de huurherschikking voor de gehele huurperiode die daardoor werd beïnvloed.
De directeur-zaakvoerder moet vooraf de kandidaat-huurder of huurder van de feiten die hem verweten worden en van de voorgestelde sanctie op de hoogte brengen. Na hem voldoende tijd en de nodige middelen gegeven te hebben voor zijn verdediging wordt hij door de administratie verhoort waar hij rapport uitbrengt. Ter gelegenheid van zijn verhoor door de directeur-zaakvoerder mag de huurder begeleid worden door een persoon of door een vereniging van zijn keuze.
De huurder wordt van de beslissing van de vennootschap op de hoogte gebracht door een per post aangetekende brief. <BESL 1991-10-17/44, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 08-12-1991>)
Art.28. Dit besluit treedt in werking op 30 september 1987.
Art. 29. Onze Minister van het Brusselse Gewest en Onze Staatssecretaris voor het Brusselse Gewest zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.