18 DECEMBER 1987. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw, gegradueerde verpleger en verpleegster. (NOTA : "houden op van toepassing te zijn op het hoger onderwijs met volledig leerplan" voor de Vlaamse Gemeenschap, art. 365, 58°, DVR 1994-07-13/32)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Algemene geldigheidsvoorwaarden.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Bijzondere geldigheidsvoorwaarden.
Afdeling I. - Geldigheidsvoorwaarden voor de stageplaatsen.
Art. 4
Afdeling II. - Verdeling van het klinisch onderwijs.
Art. 5-8
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap; MB 1991-07-26/31, art. 9, Inwerkingtreding : 01-09-1991> § 1. Onder stage wordt verstaan dat deel van de opleiding in de verpleegkunde-verloskunde waar de student in een georganiseerd kader en in rechtstreeks contact met een gezonde of een zieke persoon en/of groepen op grond van verworven kennis en vaardigheden de vereiste verpleegkundige-verloskundige verzorging leert plannen, verstrekken en evalueren op het niveau van zijn bevoegdheid. De student verpleger/verpleegster-vroedvrouw zal zich ook bekwamen in de organisatie van de algemene verpleegkundige of verloskundige verzorging, waaronder de gezondheidseducatie voor individuele personen en kleine groepen;
§ 2. Dit onderwijs wordt gegeven in instellingen en diensten zowel intra- als extramuraal in de gezondheids- en welzijnszorg onder leiding van docent-verpleegkundigen/vroedvrouwen en onder de verantwoordelijkheid van de onderwijsinrichting.
§ 3. De " stages " georganiseerd overeenkomstig § 1 en § 2 komen overeen met de benaming " klinisch onderwijs " vermeld in de richtlijnen van de Raad van de EEG van 27 juni 1977 (77/453/EEG) en 21 januari 1980 (80/155/EEG) inzake de coordinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger en vroedvrouw.
De benamingen " stages " of " klinisch onderwijs " worden in dit besluit zonder onderscheid gebruikt.
Art.2. <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap; MB 1991-07-26/31, art. 9, Inwerkingtreding : 01-09-1991> § 1. Het klinisch onderwijs gebeurt in stagediensten, in België gevestigd en die beschikken over de nodige klinische, sociale en pedagogische hulpmiddelen voor de technische, psychologische, morele en sociale opleiding van de studenten.
§ 2. Al de voornoemde diensten moeten erkend zijn door de bevoegde instanties overeenkomstig de vigerende wetgeving.
Bovendien moeten de niet-psychiatrische, algemene ziekenhuizen voor acute ziekenhuiszorg voldoen aan de bepaling van artikel 2, § 1 van het koninklijk besluit van 8 december 1986 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 april 1987.
Tijdens een overgangsperiode tot 1 januari 1992 kunnen de ziekenhuizen, die bij de bekendmaking van dit besluit een stageverlenende functie vervullen, zonder te voldoen aan de bepalingen van artikel 2, § 1 van het voormelde koninklijk besluit deze stageverlenende functie verder blijven uitoefenen.
De diensten waarin klinisch onderwijs wordt georganiseerd dienen gelegen te zijn binnen redelijke geografische afstanden van de school en goed bereikbaar voor de studenten en docenten-verpleegkundigen/vroedvrouwen.
§ 3. De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft kan de toelating verlenen om stages aan de studenten te organiseren buiten de landsgrenzen aan de scholen die daartoe op een gemotiveerde wijze verzoeken, na advies van de Nationale Raad voor Verpleegkunde of de Hoge Raad voor het Verplegingswezen.
HOOFDSTUK II. - Algemene geldigheidsvoorwaarden.
Art.3. <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap; MB 1991-07-26/31, art. 9, Inwerkingtreding : 01-09-1991> Opdat het klinisch onderwijs geldig zou zijn moet aan volgende voorwaarden voldaan worden :
1° Het opvoedkundig toezicht over de studenten moet onder de verantwoordelijkheid vallen van een docent gegradueerde verpleger of verpleegster of vroedvrouw. Voor de derde en vierde leerjaren is in hoofde van de docent verpleegkundige/vroedvrouw het diploma van de betrokken finaliteit vereist;
2° Vanaf het van kracht worden van dit besluit moet de persoon, belast met de organisatie, de coördinatie en de planning van de uren klinisch onderwijs een gegradueerde verpleger of verpleegster of een vroedvrouw zijn met ten minste zes jaar nuttige ervaring in het verpleegkundig onderwijs;
3° De studenten moeten stageverslagen opstellen over het genoten klinisch onderwijs. Daarin moeten zij het bewijs leveren van bekwaamheid tot analyse van de verpleegkundige of verloskundige zorgen waarvoor zij op progressieve wijze de verantwoordelijkheid hebben leren opnemen, met het oog op evaluatie van het verpleegkundig handelen, en tot medewerking aan het wetenschappelijke onderzoek.
Bovendien moeten de studenten de noties organisatie en administratie van de stagediensten of -eenheden vanuit diverse zorgenconcepten progressief kunnen integreren.
4° De inhoud van de stageverslagen kan omschreven worden door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, de Nationale Raad voor Verpleegkunde of de Hoge Raad voor het Verplegingswezen gehoord.
HOOFDSTUK III. - Bijzondere geldigheidsvoorwaarden.
Afdeling I. - Geldigheidsvoorwaarden voor de stageplaatsen.
Art.4. <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap; MB 1991-07-26/31, art. 9, Inwerkingtreding : 01-09-1991> § 1. Het klinisch onderwijs moet georganiseerd worden in verpleegdiensten of -eenheden waar de studenten opgeleid worden tot het verstrekken van verpleegkundige of verloskundige zorgen. Deze verpleegdiensten of, eenheden met hospitalisatie, residentiëel of ambulant karakter moeten beschikken over een infrastructuur en een verpleegkundig organisatievorm die voldoet aan de vereisten van het verpleegkundig of verloskundig onderwijs.
1° Overeenkomstig artikel 2 van dit besluit moet het klinisch onderwijs georganiseerd worden in erkende diensten;
2° Er mogen in geen geval meer dan drie stagiairs-verpleegkunde-verloskunde zijn per aanwezige verpleger, verpleegster of vroedvrouw;
§ 2. Er moet een de volgende functionele en organisatorische voorwaarden voldaan zijn :
1° Er moet een stageovereenkomst worden gesloten tussen de onderwijsinrichting en de stageverlenende instelling. Deze stageovereenkomst heeft tot doel de verhoudingen te regelen tussen de onderwijsinrichting die verantwoordelijk is voor de opleiding en de stageverlenende instelling die, naast haar verzorgingsfunctie, aanvaardt mede te werken aan deze opleiding.
De uitvoering door de studenten van stages in de stageverlenende instelling betreft de verantwoordelijkheid van beide partijen.
De stageovereenkomst omvat tenminste volgende punten : het aantal studenten, de studiejaren, de duur en de spreiding van de stages in de tijd, de verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheden, de begeleiding van de stages;
2° Het systematisch gebruik van een verpleegkundig of verloskundig dossier aangepast aan de behoeften van de dienst en/of de eenheid is noodzakelijk en moet effectief aangewend worden voor de toepassing van een systematisch verpleegkundig handelen.
3° In de ziekenhuizen is samenwerking tussen het comité voor ziekenhuishygiëne en de onderwijsinrichting vereist overeenkomstig de regeling voorzien in de stageovereenkomst zoals bedoeld in punt 1°;
4° De stagedienst moet het bewijs kunnen leveren van regelmatige patiëntenbespreking en/of bijsturing of bespreking van verpleegplannen;
5° De verantwoordelijke voor de stage in de stageinstelling of -dienst moet een gegradueerde verpleger of gegradueerde verpleegster of een vroedvrouw zijn. Deze moet functioneel verbonden zijn met het hoofd van de verpleegkundige diensten voor zover deze laatste niet zelf stageverantwoordelijke is.
§ 3. Bij de keuze van de stagedienst zal de school erover waken dat de studenten ter beschikking krijgen :
1° Een diversiteit aan verpleegkundige zorgen bepaald door de verschillende afhankelijkheidsgraad van patiënten en voldoende individuele zorgverlening aan patiënten;
2° Een waaier van gezondheids- en/of ziekte toestanden en medisch-sociale aspecten die overeenstemmen met de verschillende stadia van de opleiding.
Tijdens de stages moeten de studenten de mogelijkheid hebben om op progressieve wijze de verantwoordelijkheid op te nemen voor welbepaalde taken. De studenten moeten in staat gesteld worden een methodische evaluatie te maken van de verpleegkundige zorgen-verloskundige zorgen.
De leerervaringen opgedaan door de studenten moeten besproken worden met de docent verpleegkundigen/vroedvrouw en bij voorkeur ook met de verantwoordelijke van de stagedienst.
§ 4. Op advies van de Nationale Raad voor Verpleegkunde of de Hoge Raad van het verplegingswezen, kan bij de keuze van de verpleegkundige dienst of -eenheid voor het klinisch onderwijs afwijking verleend worden door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, van de specifieke vereisten opgenomen in de artikels 2 en 4 in het bijzonder wanneer het nieuwe ervaringen betreft in de gezondheidszorg.
Afdeling II. - Verdeling van het klinisch onderwijs.
Art.5. <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap; MB 1991-07-26/31, art. 9, Inwerkingtreding : 01-09-1991> § 1. De organisatie van het klinisch onderwijs moet een tussentijd van minstens 12 uren voorzien tussen twee opeenvolgende prestaties, met uitzondering van de zogenaamde " onderbroken diensten ".
§ 2. Voor het klinisch onderwijs 's nachts gelden de hierna volgende regels :
1° In het eerste leerjaar mag in geen geval 's nacht klinisch onderwijs georganiseerd worden;
2° In het tweede leerjaar moeten ten minste 4 nachten en maximum 8 nachten georganiseerd worden;
3° In de loop van het derde leerjaar dat leidt tot het diploma van gegradueerde ziekenhuis-, kinder-, psychiatrisch verpleger of verpleegster en vroedvrouw zullen de studenten minimum 4 nachten en maximum 8 nachten volbrengen in de respectievelijke gespecialiseerde verpleegkundige diensten of -eenheden;
4° De vereiste van opvoedkundig toezicht voorzien in artikel 3, 1° van dit besluit geldt niet voor het klinisch onderwijs dat 's nachts volbracht wordt;
5° De duur van de nachtprestaties moet ten minste 8 uur bedragen.
§ 3. Het klinisch onderwijs dat gedurende de dag of de nacht georganiseerd wordt, mag geen belemmering vormen voor het bijwonen van de lessen noch indruisen tegen de geldende arbeidstijdregeling van de betrokken sector.
Art.6. Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 3° vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs van het eerste en tweede leerjaar van de gegradueerde verpleger of -verpleegster/vroedvrouw minstens 1350 uren omvatten die als volgt moeten verdeeld worden :
1° Minstens 300 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemene geneeskunde en medische specialiteiten;
2° Minstens 300 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemene heelkunde en heelkundige specialiteiten;
3° Minstens 125 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde bij moeder en kind, welke de studenten moeten toelaten in contact te komen en deel te nemen aan de zorgen zowel aan de kraamvrouw, de pasgeborene, het gezonde en het zieke kind.
Dat klinisch onderwijs kan georganiseerd worden in materniteiten, in pediatrische diensten, bij gezonde kinderen in kribben, peutertuinen, kleuter- of lagere scholen, kindertehuizen, bij chronisch zieke en gehandicapte kinderen, in raadplegingen gericht op de gezondheidsopvoeding en moeder- en kinderzorg;
4° Minstens 150 uren klinisch onderwijs in bejaardenzorg en geriatrie welke de studenten moeten toelaten in contact te komen met gezonde, verzorgingsbehoevende en zieke bejaarden. Dat klinisch onderwijs in de bejaardenzorg en de geriatrie kan georganiseerd worden in rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, G-diensten, dagcentra voor bejaarden en in andere erkende diensten die overeenkomen met nieuwe initiatieven in het domein van de verpleegkunde aan bejaarde personen. De stages bij demente ouderen in gespecialiseerde instellingen en verpleegeenheden worden bij voorkeur in het tweede leerjaar georganiseerd;
5° Minstens 125 uren klinisch onderwijs in de geestelijke gezondheidszorg en de psychiatrie. Dat klinisch onderwijs kan o.a. georganiseerd worden in ziekenhuizen of psychiatrische diensten, in diensten met psycho-sociale oriëntatie, medisch-pedagogische instellingen, centra voor geesteshygiëne en familiale begeleiding, therapeutische clubs, beschermde werkplaatsen, diensten voor dag- en nacht hospitalisatie, beschermd wonen, crisiscentra en andere nieuwe en erkende initiatieven. Het klinisch onderwijs in de geestelijke gezondheidszorg en de psychiatrie wordt bij voorkeur in het tweede leerjaar volbracht;
6° 350 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze namelijk 100 uren naar keuze van de studenten welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 250 naar keuze van de onderwijsinstelling. Uit het stageboek inclusief de verslagen van studiebezoeken moet tevens blijken dat de student in de loop van de twee eerste jaren in contact is geweest met de eerstelijnsgezondheidszorg.
Art.7. § 1. Met het oog op het verwerven van het onder art. 3, 3° vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs voor het derde leerjaar van de studiën van vroedvrouw minstens 850 uren bedragen, die als volgt moeten verdeeld worden :
1° Minstens 100 uren klinisch onderwijs in de pre- en postnatale begeleiding. Dat klinisch onderwijs dient georganiseerd te worden in raadplegingen voor pre- en postnatale begeleiding waar jaarlijks minstens 1 000 onderzoeken verricht worden;
2° Minstens 400 uren klinisch onderwijs in de arbeids- en verloskamer;
3° Minstens 150 uren klinisch onderwijs in de verloskunde besteed aan de begeleiding van de kraamvrouw en de pasgeborene. Dat klinisch onderwijs dient georganiseerd te worden in materniteiten;
4° Minstens 80 uren klinisch onderwijs in de neonatologie. Dat klinisch onderwijs dient georganiseerd te worden op een afdeling voor niet-intensieve neonatale zorgen (n) of een dienst voor intensieve neonatale zorgen (N) waar de student zal moeten deelnemen aan de observatie en de verzorging van pasgeborenen die speciale zorgen nodig hebben;
5° 120 uren klinisch onderwijs in de verloskunde naar keuze van de onderwijsinstelling in functie van de opleidingsdoelstellingen tot vroedvrouw;
6° Uit het stageboek inclusief de verslagen van studiebezoeken moet tevens blijken dat de student in contact is geweest met de eerstelijnsgezondheidszorg. Naargelang de mogelijkheid om stages in extra-murale diensten en diensten voor thuiszorg te organiseren zal de student zijn opleidingsactiviteiten volbrengen onder voortdurende aanwezigheid van een vroedvrouw die de verantwoordelijkheid over de parturiente/kraamvrouw draagt;
7° Het klinisch onderwijs moet minstens in de verloskunde volgende componenten omvatten :
a) onderzoek van en voorlichting aan zwangere vrouwen (ten minste 100 prenatale onderzoekingen);
b) toezicht op en begeleiding van ten minste 40 zwangere vrouwen in partu;
c) eigenhandig verrichten door de student van ten minste 40 bevallingen; wanneer dit aantal niet kan worden bereikt, doordat er geen zwangere vrouwen beschikbaar zijn, kan dit tot minimaal 30 worden teruggebracht, mits de student daarnaast actief deelneemt aan 20 bevallingen;
d) actieve deelname aan bevallingen in stuitligging. Alléén wanneer tijdens de opleiding onvoldoende vaginale bevallingen in stuitligging plaatsvinden kan het klinisch onderwijs vervangen worden door een gestimuleerde situatie op het droge bekken;
e) verrichten van episiotomieën en het leren hechten. De student zal vertrouwd gemaakt worden met de hechtingstechniek door passieve deelname;
(voor de Franse Gemeenschap wordt punt e) door volgende bepaling vervangen :
e) praktijk van episiotomieën en het leren hechten. Het leren omvat een theoretisch onderwijs en klinische oefeningen. De praktijk van het hechten omvat het hechten van de episiotomieën en van de eenvoudige scheuren van de bilnaad, dat gesimuleerd kan worden indien zulks onontbeerlijk is;) <BFG 1991-12-30/45, art. 1, Inwerkingtreding : 28-02-1992>
f) toezicht houden op en verzorgen van 40 vrouwen bij wie gevaar voor complicaties bestaat tijdens de zwangerschap, tijdens de baring of na de bevalling;
g) toezicht op en verzorging, inclusief onderzoek van ten minste 100 kraamvrouwen en gezonde pasgeboren baby's;
h) observatie en verzorging van pasgeborenen die speciale zorg nodig hebben, o.a. te vroeg of te laat geboren, minder dan normaal wegen, of ziek zijn;
i) verpleging van vrouwen met gynaecologische en obstetrische pathologie.
§ 2. Met het oog op het verwerven van de onder art. 3, 3° vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs in de verpleegkunde voor het derde leerjaar van de studiën voor gegradueerde ziekenhuisverpleger of -verpleegster minstens 850 uren bedragen die als volgt moeten verdeeld worden :
1°
a) minstens 200 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in de diensten algemene geneeskunde en medische specialiteiten;
b) minstens 200 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in de diensten algemene heelkunde en heelkundige specialiteiten. Dat klinisch onderwijs moet de student toelaten zich te bekwamen in de verpleegkundige zorgen vóór, tijdens en na de heelkundige ingreep;
Tijdens de stages van geneeskunde en heelkunde moet de student in staat gesteld worden inzicht te verwerven over medische diagnosestelling in het geheel van het verpleegproces, eveneens moet de student kennis maken met de toepassing van nieuwe medische technologiëen zoals bijvoorbeeld kerngeneeskunde en hun impact op de verpleegkunde;
2° Minstens 100 uren klinisch onderwijs in de bejaardenzorg en geriatrie, welke de student moeten toelaten in contact te komen en deel te nemen aan de zorgen aan gezonde, verzorging behoevende en zieke bejaarden. Dat klinisch onderwijs in de bejaardenzorg en de geriatrie kan georganiseerd worden in rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, G-diensten, dagcentra voor bejaarden en in andere erkende diensten die overeenkomen met nieuwe initiatieven in het domein van de verpleegkunde aan bejaarde personen;
3° Minstens 100 uren klinisch onderwijs in de thuisverpleging en andere diensten van de eerstelijnsgezondheidszorg;
4° 250 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze namelijk 100 uren naar keuze van de studenten welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 150 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.
§ 3. Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 3°, vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs in de verpleegkunde voor het derde leerjaar van de studiën over gegradueerde psychiatrische verpleger of -verpleegster 850 uren bedragen die als volgt moeten verdeeld worden :
1° Minstens 300 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in de psychiatrische ziekenhuisdiensten voor opname behandeling, begeleiding en readaptatie van acute of chronische patiënten/klienten waar de student kan deelnemen aan diverse therapeutische programmas, individueel en/of groepen en dit bij verschillende leeftijdscategoriën;
2° minstens 200 uren klinisch onderwijs in de eerstelijnszorg en de extra-murale zorg. Dat klinisch onderwijs kan o.a. georganiseerd worden in diensten voor geesteshygiëne en begeleiding van jongeren, therapeutische clubs, beschermde werkplaatsen, dag- en nachthospitalisatiediensten, crisiscentra, beschutte woonvorm, thuisverpleging, diensten voor preventie en behandeling van alcoholisten, toxicomanen en ander nieuwe, erkende initiatieven;
3° minstens 100 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemeen verpleegkundige diensten. Dat klinisch onderwijs kan georganizeerd worden in de verpleegdiensten in algemene ziekenhuizen en diensten waar de studenten geconfronteerd worden met crisissituaties of psychosomatische problemen;
4° 250 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze, namelijk 100 uren naar keuze van de studenten welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 150 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.
§ 4. Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 3° vermelde bekwaamheden zal het derde leerjaar van de studiën voor gegradueerde kinderverpleger of -verpleegster 850 uren bedragen die als volgt moeten verdeeld worden :
1° Minstens 200 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemene en gespecialiseerde kinderchirurgie. Dat klinisch onderwijs moet de student toe laten zich te bekwamen in de verpleegkundige zorgen vóór, tijdens en na de heelkundige ingreep;
2° Minstens 200 uren klinisch onderwijs in algemene- en gespecialiseerde kindergeneeskunde;
3° Minstens 100 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde bij pasgeborenen enerzijds in materniteiten, bevallingskamer, de afdelingen voor niet-intensieve neonatale zorgen inbegrepen en/of anderzijds bij pasgeborenen in diensten voor intensieve neonatale zorgen;
4° Minstens 100 uren klinisch onderwijs in de zorgenverlening aan kinderen of groepen van kinderen in de eerstelijnsgezondheidszorg. Dat klinisch onderwijs kan georganiseerd worden in raadplegingen, pediatrische zorgen ten huize, observatiediensten voor kinderen, diensten met sociale oriëntering, diensten voor gehandicapte kinderen, diensten voor geesteshygiëne en andere nieuwe erkende initiatieven;
5° 250 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze, namelijk 100 uren naar keuze van de studenten welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 150 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.
§ 5. 1°. In ieder van de bovengenoemde stagedomeinen mag maximum 10 % van het minimum vereiste aantal uren worden besteed aan studiebezoeken voor zover de studenten hiervan een verslag maken in het stageboek. Het totaal aantal eraan bestede uren mag maximum 100 uren bedragen in de twee eerste leerjaren van de gegradueerde verpleger of verpleegster en maximum 50 uren in het derde leerjaar van de studiën van vroedvrouw, gegradueerde ziekenhuisverpleger of verpleegster, gegradueerde psychiatrische verpleger of verpleegster of gegradueerde kinderverpleger of -verpleegster;
2° De ministeriële toelating vermeld in art. 2, § 3 van dit besluit is niet vereist voor studiebezoeken buiten de landsgrenzen.
§ 6. Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 3°, vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs in de verpleegkunde voor het derde en het vierde leerjaar van de studiën voor gegradueerde sociale verpleger of -verpleegster 1 300 uren bedragen die als volgt verdeeld worden :
1° Deze uren moeten verwezenlijkt worden in instellingen die tot één van de volgende subgroepen behoren :
a) Groep I : de instellingen of diensten waar het accent van de werkzaamheden inzake de gezondheidszorg vooral ligt op het gebied van de primaire preventie en die op zijn beurt onderverdeeld wordt in drie subgroepen :
1. de diensten van " Kind en Gezin ";
2. de diensten voor medisch schooltoezicht, de psycho-medico-sociale centra en het bijzonder onderwijs;
3. de diensten voor arbeidsgeneeskunde;
b) Groep II : de instellingen of diensten waar het accent van de werkzaamheden inzake de gezondheidszorg vooral ligt op het gebied van de secundaire en de tertiaire preventie en die op zijn beurt onderverdeeld wordt in vier subgroepen :
1. diensten voor geestelijke gezondheidszorg;
2. consultatiebureaus voor sociale ziekten;3. revalidatiediensten;
4. diensten voor extramurale gezondheidszorg zoals sectoriële geneeskunde, geïntegreerde gezondheidscentra en thuisverzorging;
c) Groep III : de sociale of medisch sociale diensten in instellingen waar het accent van de werkzaamheden vooral ligt op het gebied van het individueel maatschappelijk werk en of groepswerk en die op zijn beurt onderverdeeld wordt in :
1. de sociale dienst van een verzorgingsinrichting zoals algemene ziekenhuizen, psychiatrische instellingen, bejaardeninstellingen;
2. de sociale dienst van een rechtbank en jeugdbescherming;
3. de sociale dienst van een openbaar of privé-centrum voor maatschappelijk welzijn;
2° Deze uren moeten als volgt verdeeld worden :
a) Minstens 150 uren per groep vermeld in 1° van deze paragraaf, zijnde in totaal minstens 450 uren. De keuze van het klinisch onderwijs binnen deze drie groepen wordt in overleg met de studenten gemaakt. Bij deze keuze wordt rekening gehouden met de plaatselijke mogelijkheden die het best beantwoorden aan de eisen van de opleiding. De drie gekozen perioden van klinisch onderwijs moeten betrekking hebben op verschillende leeftijdsgroepen en sociale klassen;
b) Minstens 450 uren naar keuze in het vierde leerjaar van de student waarbij hij/zij in de gelegenheid moet gesteld worden een meer volledige medisch-sociale werkzaamheid uit te oefenen die rechtstreeks verband houdt met de toekomstige beroepsuitoefening waarover hij/zij op het einde van zijn/haar studiën een eindwerk moet afleveren;
c) De studenten moeten in de loop van de opleiding, een stage van minstens 100 uren in een dienst voor thuisverpleging hebben gedaan;
d) 300 uren aanvullende stages naar keuze van de onderwijsinstelling;
e) In geen enkel geval mag meer dan 600 uren in éénzelfde instelling of dienst georganiseerd worden.
De instellingen of diensten die niet werden uitgekozen voor een periode van 200 uren of minder, moeten het voorwerp uitmaken van een bezoek en een volledig verslag dat besproken wordt in een groepsgesprek ten einde inlichtingen te verkrijgen over de werking van deze instellingen of diensten. Deze bezoeken kunnen als stageuren worden beschouwd;
3° De studenten moeten persoonlijke documentatie verzameld hebben, deelgenomen hebben aan groepswerkzaamheden en bezoeken met betrekking op de in de stage niet begrepen instellingen, evenwichtig verspreid over de 3 groepen. Maximum 130 uren kunnen besteed worden aan studiebezoeken in diensten van groep I-II-III.
Art. 8. <Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap; MB 1991-07-26/31, art. 9, Inwerkingtreding : 01-09-1991> § 1. De bepalingen van de artikelen 1, 2, 3, 4 en 5 van dit besluit treden in werking op 1 september 1988.
De overige artikelen van dit besluit treden evenwel per leerjaar progressief in werking vanaf het academiejaar 1988-1989. (Deze overige artikelen mogen evenwel voor wat het derde leerjaar van de studiën voor vroedvrouw, gegradueerde ziekenhuis-, psychiatrische-, pediatrische en sociale verpleger of verpleegster betreft reeds door de inrichtende machten van de scholen toegepast worden met ingang van 1 september 1988, met dien verstande dat deze uiterlijk op 1 september 1990 dienen toegepast te worden.) <MB 1988-04-26/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-05-1988>
§ 2. De bepalingen van het ministerieel besluit van 1 augustus 1963 houden de vaststelling van regelen omtrent de stages tot het bekomen van het diploma van vroedvrouw, gegradueerde verpleger en verpleegster, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 29 augustus 1969, 10 augustus 1973, 7 april 1975 en 12 januari 1978 worden progressief opgeheven naarmate de bepalingen van dit besluit van toepassing worden.