16 JULI 1987. - Koninklijk besluit houdende oprichting van een overlegcomité voor het kaderpersoneel.
Art. 1-12
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, moet verstaan worden onder de Minister, de Minister die de Tewerkstelling en de Arbeid in zijn bevoegdheid heeft.
Art.2. Bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid wordt een Overlegcomité voor het Kaderpersoneel ingesteld, hierna het Comité genoemd.
Art.3. Het Comité heeft tot taak, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Minister adviezen uit te brengen, onderzoekingen te verrichten dan wel wettelijke of verordeningsmaatregelen voor te stellen ten aanzien van alles wat rechtstreeks of onrechtstreeks verband houdt met het kaderpersoneel.
Ter vervulling van zijn taak kan het comité alle nodige inlichtingen inwinnen en een beroep doen op deskundigen die niet tot zijn leden behoren.
Art.4. § 1. Het Comité is samengesteld uit :
1° een voorzitter en een ondervoorzitter door de Minister benoemd buiten de representatieve kader- en werkgeversorganisaties;
2° ten hoogste twaalf leden en ten hoogste twaalf plaatsvervangende leden, benoemd door de Minister uit de kandidaten die door de representatieve kaderorganisaties in dubbeltal worden voorgedragen;
3° ten hoogste twaalf leden en ten hoogste twaalf plaatsvervangende leden, benoemd door de Minister uit de kandidaten die door de representatieve werkgeversorganisaties in dubbeltal worden voorgedragen;
4° de afgevaardigde van de Minister bij de Nationale Arbeidsraad;
5° een secretaris aangeduid door de Minister.
§ 2. De leden zijn benoemd voor een duur van vier jaar en zijn herbenoembaar.
§ 3. Onder representatieve organisaties van kaderleden dient te worden verstaan de organisaties die bevoegd zijn tot het voordragen van de kandidatenlijsten zoals voorzien in artikel 20ter van de wet van 20 september 1948 houdende de organisatie van het bedrijfsleven.
Art.5. De werkzaamheden van het Comité worden geleid door de voorzitter. Deze wordt bijgestaan door een bureau, dat benevens de voorzitter en de ondervoorzitter een lid van het Comité per in het Comité vertegenwoordigde organisatie omvat.
De ondervoorzitter vervangt de voorzitter als deze afwezig of verhinderd is.
Art.6. De voorzitter nodigt ten minste tien maal per jaar en ten minste eenmaal per twee maand de Commissie uit om te vergaderen.
Art.7. Met het oog op het vervullen van zijn opdrachten, kan het Comité in zijn schoot subcommissies oprichten, die worden voorgezeten door een lid van het bureau.
Art.8. Om geldig te beraadslagen en te besluiten, moet de helft van de leden van het Comité aanwezig zijn.
Art.9. De adviezen van het Comité zijn aan de Minister gericht, die ze overmaakt aan de Nationale Arbeidsraad. De Minister beslist over hun bekendmaking.
Art.10. Het Comité stelt zijn huishoudelijk reglement op.
Art.11. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en houdt op uitwerking te hebben op 31 december 1989, behoudens tegengesteld advies van het Comité. <NOTA : "... verlengd voor onbepaalde duur." art. 1 van KB 1991-01-09/39, Inwerkingtreding : 01-01-1990>
Art. 12. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.