29 APRIL 1987. - Koninklijk besluit houdende oprichting van de studiecommissie tot hervorming van het consumentenrecht.
Art. 1-12
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, moet verstaan worden onder de Minister, de Minister die Economische Zaken in zijn bevoegdheid heeft.
Art.2. Er wordt een commissie opgericht belast met het bestuderen van de hervorming van het consumentenrecht, hierna genoemd de commissie.
Zij wordt onder het gezag van de Minister geplaatst.
Art.3. De commissie heeft als opdracht voorstellen uit te brengen betreffende:
1° de coördinatie van de wettelijke en reglementaire bepalingen die het consumentenrecht uitmaken;
2° de codificatie van deze bepalingen;
3° de hervorming van het consumentenrecht door het voorleggen van nieuwe bepalingen die nog niet opgenomen zijn in de huidige wetgeving en reglementering.
Art.4. § 1. De commissie is samengesteld als volgt:
1° een door Ons benoemde voorzitter;
2° twaalf personen gekozen door de Minister omwille van hun bijzondere bevoegdheid in diverse domeinen inzake het consumentenrecht;
3° een vertegenwoordiger van de Administratie van de Handel van het Ministerie van Economische Zaken, aangeduid door de Minister;
4° een vertegenwoordiger van de Minister van Economische Zaken en een vertegenwoordiger van de Minister van Justitie;
5° een secretaris aangeduid door de Minister onder de beambten van de Administratie van de Handel van het Ministerie van Economische Zaken.
§ 2. De leden zijn aangeduid voor een duur van drie jaar, hernieuwbaar.
Art.5. De Minister kan in geval van verhindering van één van de leden voorzien in de vervanging van deze.
Art.6. De commissie vergadert op initiatief van zijn voorzitter. De Minister heeft het recht aan de zittingen van de commissie deel te nemen telkens hij dit nuttig acht; in dat geval zit hij ze voor.
Art.7. De commissie kan een huishoudelijk reglement opstellen dat zij voorlegt ter goedkeuring aan de Minister. De commissie kan in afdelingen worden opgesplitst elk belast met de studie van één of verschillende bijzondere onderwerpen.
De leden van de commissie kunnen deel uitmaken van verschillende afdelingen.
Art.8. De commissie zal regelmatig aan de Minister een verslag voorleggen betreffende het verloop van haar werkzaamheden.
Art.9. § 1. De leden en de deskundigen die niet wonen op de plaats waar de vergadering gehouden wordt of waar zij zich in opdracht begeven, hebben recht op de terugbetaling van de reiskosten van hun woonplaats naar de plaats van de vergadering of de plaats van de opdracht, evenals van de verblijfkosten.
§ 2. De terugbetaling van de reiskosten gebeurt in overeenkomst met de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. De leden van de commissie hebben de toelating om hun eigen voertuig te gebruiken ten einde zich te begeven naar de plaats waar de vergadering wordt gehouden of waar ze hun opdracht moeten vervullen.
De buitenstaanders worden gelijkgesteld met ambtenaren met een graad die in de rangen 15 tot 17 is ingedeeld voor de terugbetaling van de reiskosten.
§ 3. De terugbetaling van de verblijfkosten van staatsambtenaren die lid zijn van de commissie, gebeurt in overeenkomst met de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen om verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel van de ministeries.
De terugbetaling van de verblijfkosten van de leden van de commissie dit buitenstaanders zijn, gebeurt in functie van de uitgaven die werkelijk werden gedaan, en op overlegging van een verantwoordingsmemorie.
Art.10. De uitgaven die voortvloeien uit de opdracht van de commissie en de werkingskosten zijn ten laste van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1987.
Art. 12. Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.