8 DECEMBER 1986. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en de werkwijze van de Raad voor veterinaire keuring ingesteld bij het Instituut voor veterinaire keuring. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-12-1986 en tekstbijwerking tot 17-08-1999)
Art. 1-11
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° De Raad: de Raad voor veterinaire keuring bedoeld in artikel 6 van de wet van 13 juli 1981 tot oprichting van een Instituut voor veterinaire keuring.
2° De Minister: de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.
Art.2. § 1. De Raad is als volgt samengesteld:
1° 2 vertegenwoordigers van de Belgische faculteiten diergeneeskunde;
2° 2 vertegenwoordigers van de beroepsorganisaties van dierenartsen;
3° 2 vertegenwoodigers van de Orde der Dierenartsen;
§ 2. De inspecteur-generaal van het Hoofdbestuur of, bij zijn afwezigheid, een inspecteur-generaal van de inspectiediensten van het Instituut voor veterinaire keuring door de Minister aangeduid, neemt het voorzitterschap van de Raad waar. Hij neemt aan de beraadslagingen deel met raadgevende stem.
§ 3. Een ambtenaar van minstens rang 10 van het Instituut voor veterinaire keuring, aangeduid door de Minister, neemt het secretariaat van de Raad waar.
§ 4. Indien de voorzitter daarin toestemt kan de vergadering worden bijgewoond door ambtenaren van het Instituut voor veterinaire keuring of deskundigen.
Art.3. § 1. De leden bedoeld in artikel 2, § 1, worden door Ons benoemd voor een hernieuwbare periode van zes jaar uit dubbele lijsten van kandidaten die door de betrokken groepen worden voorgedragen.
§ 2. Voor elk van de leden bedoeld in artikel 2, § 1, wordt door Ons een plaatsvervanger benoemd overeenkomstig dezelfde procedure als voor de effectieve leden.
(§ 3. Met het oog op de continuïteit der werkzaamheden blijven de leden wier benoemingsduur verstreken is, hun mandaat evenwel verder uitoefenen tot in hun vervanging is voorzien.) <KB 1999-06-28/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-08-1999>
Art.4. Indien er in de loop van de ambtsperiode een vacature ontstaat, wordt er voor de verdere duur van de ambtstermijn een nieuw lid benoemd dat aan dezelfde vereisten als zijn voorganger voldoet.
Art.5. De voorzitter roept de Raad bijeen hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Minister of zijn gemachtigde, hetzij op gemotiveerde aanvraag van alle vertegenwoordigers van één van de groepen bedoeld in artikel 2, § 1.
Art.6. Wanneer de Raad op grond van artikel 6 van de voornoemde wet van 13 juli 1981 binnen de twee maand advies dient uit te brengen, gaat de termijn in op de vijfde dag na de datum van het verzenden van de uitnodiging voor de vergadering, die geldt als adviesaanvraag.
In dit geval vergadert de Raad slechts geldig indien voor elk van de in artikel 2, § 1 bedoelde groepen ten minste één vertegenwoordiger of plaatsvervanger aanwezig is.
Art.7. De voorzitter en de leden van de Raad, hun plaatsvervangers, de ambtenaar van het secretariaat, de deskundigen en allen die aanwezig zijn op de zitting van de Raad, zijn verplicht het ambtsgeheim te bewaren inzake alle inlichtingen waarvan zij tijdens de vergaderingen van de Raad, alsmede langs de notulen om, kennis gekregen hebben, behalve afwijking toegestaan door de voorzitter en in de notulen geacteerd.
Art.8. De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op.
Art.9. De leden van de Raad en de deskundigen hebben recht op:
1° de terugbetaling van de reiskosten overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965, houdende algemene regeling inzake reiskosten;
2° de terugbetaling van de verblijfkosten, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries;
3° een presentiegeld, uitgezonderd voor de ambtenaren, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 januari 1960 tot wijziging van het besluit van de Regent van 15 juni 1946 dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt, welke uitgekeerd worden aan de leden van de vaste commissies die van het departement van Volksgezondheid en van het Gezin afhangen.
Voor de toepassing van het bepaalde in 1° en 2° van dit artikel worden de leden van de Raad en de deskundigen gelijkgesteld met de ambtenaren die een graad hebben van de rangen 10 tot 14.
Art.10. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 11. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.