5 AUGUSTUS 1986. - Koninklijk besluit nr. 427 betreffende de financiering van de financiële instellingen van openbaar nut. (NOTA : In toepassing van artikel 274 van de wet 1991-06-17/30 is het huidig koninklijk besluit niet meer van toepassing op de publiekrechtelijke naamloze vennootschappen als bedoeld in titel I en II van boek I van bovenvermelde wet, vanaf de datum waarop zij zijn opgericht of omgevormd) (NOTA : dit KB is niet meer van toepassing op de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid; KB 1994-07-20/31, art. 4, Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-06-1994 en tekstbijwerking tot 28-06-1994)
Art. 1-6
Artikel 1. (Zie nota onder titel.) Dit besluit is van toepassing op de Algemene Spaar- en Lijfrentekas, de Nationale Maatschappij voor krediet aan de nijverheid, het Centraal Bureau voor hypothecair krediet, het Nationaal Instituut voor landbouwkrediet, de Nationale Kas voor beroepskrediet, het Gemeentekrediet van België en de (Federale Investeringsmaatschappij). <KB 1994-06-16/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.2. (Zie nota onder titel.) De in artikel 1 vermelde instellingen kunnen door de Minister van Financiën en door de andere Ministers waarvan ze afhangen, gezamenlijk optredend, worden gemachtigd om al dan niet door beroep te doen op het publiek aantrekken van spaargelden, achtergestelde obligaties uit te geven.
Deze obligaties genieten de Staatswaarborg niet, zelfs wanneer deze bepaald is in de organieke wet van de instelling.
Er kan bepaald worden dat deze obligaties benevens op een vaste rente, recht geven op deelneming in de winst van de instelling.
De Minister van Financiën keurt de voorwaarden goed waaraan deze obligaties moeten beantwoorden.
Art.3. (Zie nota onder titel.) Voor de toepassing van artikel 2, dient men onder achtergestelde obligatie te verstaan degene die haar houder rechtens stelt na de chirographaire schuldeisers wanneer de emitterende instelling wordt vereffend.
Art.4. (Zie nota onder titel.) De Koning kan, desgevallend, bij in Ministerraad overlegd besluit, de statuten van de betrokken instellingen in overeenstemming brengen met de bepalingen van dit besluit.
Art.5. (Zie nota onder titel.) Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6. (Zie nota onder titel.) Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister die landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Middenstand, Onze Staatssecretaris voor Landbouw en Onze Staatssecretaris voor Middenstand, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.