27 OKTOBER 1986. - Koninklijk besluit houdende de algemene bepalingen aangaande de aanwerving en de benoeming in de graad van politieagent en van veldwachter (II). (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 05-11-1997)
HOOFDSTUK I. - Reglement.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toelatingsvoorwaarden.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Aanwerving en selectie.
Art. 3-4, 4bis, 5-8
HOOFDSTUK IV. - Toelating als aspirant, benoeming als stagedoende of in vast verband.
Art. 9-11
HOOFDSTUK V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 12-15
1993000321 1994000377 1994000378 1995000406 1995801642 1997000779 1998000026 1998000178
HOOFDSTUK I. - Reglement.
Artikel 1. De gemeenteraad stelt een reglement vast betreffende de aanwerving en de benoeming in de graad van politieagent of van veldwachter.
HOOFDSTUK II. - Toelatingsvoorwaarden.
Art.2. Het reglement moet inzonderheid de volgende toelatingsvoorwaarden bepalen :
1° Belg zijn;
2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
3° van onberispelijk gedrag zijn;
4° voldoen aan de dienstplichtwetten.
HOOFDSTUK III. - Aanwerving en selectie.
Art.3. <KB 1991-09-10/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 30-09-1991> (§ 1.) Het reglement bepaalt :
1° de minimumleeftijd die vereist is voor de indiensttreding, die niet lager mag zijn dan achttien jaar;
2° de leeftijdsgrens voor het indienen van de kandidaturen, die niet hoger mag zijn dan vijfendertig jaar;
3° (de vereiste lichamelijke geschiktheid en inzonderheid de lichaamslengte, die niet lager mag zijn dan 1 m 63 cm;) <KB 1993-05-14/32, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 05-06-1993>
4° de vereiste diploma's of getuigschriften die ten minste gelijkwaardig moeten zijn met deze die in aanmerking worden genomen voor de aanwerving in de betrekkingen voor niveau 2 bij de Rijksbesturen;
5° de nadere regels in verband met de openbare oproep tot de gegadigden die ten minste in twee dagbladen moet worden bekendgemaakt.
De oproep vermeldt de te begeven betrekkingen in de personeelsformatie en de uiterste inschrijvingsdatum voor de kandidaturen, evenals een samenvatting van de te vervullen voorwaarden, de opgelegde proeven en de verplichte vakken.
6° de bekwaamheids- en selectieproeven waarvoor de kandidaat moet geslaagd zijn binnen een periode van drie jaar voor het indienen van zijn kandidatuur.
(§ 2. Wat evenwel de voorwaarden waarin de vastbenoemde hulpagent van politie als aspirant-politieagent kan worden toegelaten betreft, bepaalt het reglement :
1° de leeftijdsgrens voor het indienen van de kandidaturen, die niet hoger mag zijn dan (veertig) jaar; <KB 1994-06-23/40, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 22-07-1994>
2° de vereiste lichamelijke geschiktheid, welke identiek is aan deze voorzien voor de aspirant-politieagent en de aspirant-veldwachter;
3° de vereiste diploma's en studiegetuigschriften die ten minste gelijkwaardig moeten zijn met het gehomologeerd getuigschrift van lager secundaire studies;
4° de vereiste anciënniteit bij de gemeente in de hoedanigheid van hulpagent van politie, die ten minste drie jaar moet bedragen;
5° de vereiste tot het slagen in de bekwaamheids- en selectieproeven voorzien door artikel 4 van dit besluit.
De korpschef geeft een met redenen omkleed advies over de kandidaturen, waarvan de betrokken hulpagent van politie een afschrift ontvangt.) <KB 1991-10-16/38, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 10-11-1991>
Art.4. <KB 1991-09-10/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 30-09-1991> De bekwaamheids- en selectieproeven omvatten :
1° een lichamelijke proef om de lenigheid, het uithoudingsvermogen, de kracht en het evenwicht van de gegadigde te beoordelen;
2° een schriftelijke proef;
3° een psycho-technisch onderzoek aan de hand waarvan de gemeenteraad kan oordelen over het evenwichtige van de persoonlijkheid van de kandidaat en over het vermogen om zijn koelbloedigheid te bewaren in alle omstandigheden waarin hij door zijn beroep kan komen te staan;
4° een mondelinge proef aan de hand waarvan geoordeeld kan worden over de motivatie van de gegadigde en over diens bekwaamheid om zich uit te drukken, om een gesprek over een algemeen onderwerp te voeren en om plaatsen, personen en door hem geconstateerde feiten te beschrijven.
Art. 4bis. (Opgeheven) <KB 1991-09-10/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 30-09-1991>
Art.5. <KB 1991-09-10/31, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 30-09-1991> De proeven bedoeld in artikel 4, 1° en 4°, worden georganiseerd, hetzij door de gemeente, hetzij door een trainings- en opleidingscentrum dat opgericht of erkend is door de Minister van Binnenlandse Zaken.
Beslist de gemeente dat zijzelf deze proeven zal organiseren, dan geeft het reglement de nadere regels aan voor de organisatie ervan, inzonderheid wat betreft het waarderingssysteem en de samenstelling van de examencommissie.
Art.6. <KB 1991-09-10/31, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 30-09-1991> De proef bedoeld in artikel 4, 2°, wordt georganiseerd door een trainings- en opleidingscentrum dat opgericht of erkend is door de Minister van Binnenlandse Zaken.
Het onderzoek bedoeld in artikel 4, 3°, wordt georganiseerd, ofwel door een trainings- en opleidingscentrum dat opgericht of erkend is door de Minister van Binnenlandse Zaken, ofwel door een dienst die erkend is door de Minister van Binnenlandse Zaken, op voordracht van de Provinciegouverneur.
Art.7. Het reglement kan voorzien in een wervingsreserve.
De geldigheidsduur van de reserve mag niet meer bedragen dan drie jaar, ingaande de eerste van de maand volgend op die waarin het proces-verbaal van de examens is afgesloten.
Als echter uitzonderlijke omstandigheden het verantwoorden, kan de duur van die wervingsreserve met maximum een jaar worden verlengd.
Art.8. Het reglement van twee of meer gemeenten kan bepalen dat zij samen de werving en de selectie organiseren. In dat geval preciseert het reglement of de wervingsreserve die eventueel wordt samengesteld, één is voor die gemeenten.
HOOFDSTUK IV. - Toelating als aspirant, benoeming als stagedoende of in vast verband.
Art.9. Het reglement verzekert de naleving van de volgende bepalingen :
(1° De kandidaten die alle voorwaarden vervullen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van dit besluit worden toegelaten als aspirant-politieagent of aspirant-veldwachter of worden, in voorkomend geval, ingeschreven in de wervingsreserve.) <KB 1991-09-10/31, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 30-09-1991>
2° Om toegelaten te worden als aspirant, moet de geslaagde een geneeskundig onderzoek ondergaan tot vaststelling van zijn geschiktheid voor de dienst of voor het volgen van de opleiding.
(3° De aspirant-politieagenten en veldwachters volgen de opleidingslessen die georganiseerd worden overeenkomstig het (artikel 2, 1° van het koninklijk besluit van 11 october 1997 betreffende de basisopleiding van de gemeentepolitie). <KB 1997-10-11/39, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 15-11-1997>
Zolang zij het eerste luik van de opleiding voorzien in het artikel 2, § 1, 1° van het (voormelde koninklijk besluit van 11 oktober 1997) volgen, mogen zij geen enkele opdracht van bestuurlijke noch gerechtelijke politie uitvoeren. <KB 1997-10-11/39, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 15-11-1997>
De aspirant-politieagenten en veldwachters die slaagden in de examens georganiseerd na beëindiging van het eerste luik van de voormelde opleiding, worden in het bezit gesteld van een getuigschrift dat het slagen bevestigt.
Achteraf kunnen zij slechts de in artikel 217, derde lid, van de nieuwe gemeentewet voorziene opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie uitvoeren.
Daarenboven mogen zij, gedurende de periode die slaat op het tweede luik van de opleiding bedoeld in artikel 2, § 1, 1° van het (voormelde koninklijk besluit van 11 oktober 1997), de taken waarvan sprake in de voormelde alinea slechts uitoefenen voor zover zij kaderen binnen de opleiding.) <KB 1994-06-23/40, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 22-07-1994> <KB 1997-10-11/39, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 15-11-1997>
(4° Om tot stagedoend politieagent of stagedoend veldwachter benoemd te worden, dient de aspirant het getuigschrift afgeleverd na beëindiging van het tweede luik van de opleiding bedoeld in artikel 2, § 1, 1° van het (voormelde koninklijk besluit van 11 oktober 1997), binnen een termijn van maximum drie jaar behaald te hebben.) <KB 1994-06-23/40, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 22-07-1994> <KB 1997-10-11/39, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 15-11-1997>
Art.10. <KB 1993-06-07/30, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 09-07-1993> De stage omvat ten minste zeshonderd vierentachtig effectief in het politiekorps gepresteerde werkuren. In uitzonderlijke omstandigheden inzonderheid in het geval dat de oorspronkelijke voorziene duur van de stage duidelijk onvoldoende is om de kwaliteit van de prestaties te beoordelen, kan zij ten hoogste met dezelfde duur verlengd worden.
Na afloop van die periode kan de geschikt bevonden stagiair vast benoemd worden, na een met redenen omkleed advies van zijn korpschef.
In het geval waarin de korpschef in de materiële onmogelijkheid verkeert een dergelijk advies te verstrekken, wordt het advies door de burgemeester verstrekt.
Noch de korpschef, noch de burgemeester mogen een dergelijk advies verstrekken indien, tijdens de aan de gang zijnde benoemingsprocedure, een der gegadigden hun bloed- of aanverwant tot en met de tweede graad is.
De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt de nadere regels volgens welke het gemotiveerde advies aan de gegadigde overhandigd wordt, alsook de regels volgens welke de gegadigde die zich door het advies benadeeld acht, zijn commentaar kan meedelen.
Art.11. Het reglement bepaalt de nadere regels van het ontslag tijdens de in de artikelen 9 en 10 bedoelde periodes.
Het bepaalt in elk geval :
1° de dag waarop de opzeggingstermijn ingaat;
2° de duur van de opzeggingstermijn;
3° de dienstvrijstellingen voor het zoeken van een nieuwe betrekking;
4° de gronden tot schorsing van de opzeggingstermijn.
HOOFDSTUK V. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art.12. De voorwaarden voor de toelating als aspirant-politieagent en de voorwaarden voor de benoeming tot stagedoend of vast politieagent blijven van toepassing op de gegadigden voor wie de wervingsprocedure begonnen is vóór de inwerkingtreding van dit besluit.
Als begin van de wervingsprocedure in de zin van het eerste lid wordt beschouwd, de uiterste datum van inschrijving voor de door de gemeente georganiseerde wervingsexamens.
Art.13. De procedure die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit begonnen is met het oog op de vaste benoeming tot de graad van veldwachter, kan voortgezet worden op voorwaarde dat de gegadigde voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 9, 4°, en in artikel 10.
Als begin voor de in het eerste lid bedoelde procedure wordt beschouwd, de uiterste datum van inschrijving die voorzien is in de openbare oproep tot de gegadigden.
Art.14. Het koninklijk besluit van 10 juli 1924 houdende de aannemingsvereisten tot de betrekking van veldwachter en het koninklijk besluit van 2 april 1979 tot vaststelling van de algemene voorwaarden inzake benoeming tot de graad van politieagent, worden opgeheven.
Art. 15. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt is belast met de uitvoering van dit besluit.