24 MAART 1986. - Koninklijk besluit houdende wijziging van de reglementering betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de wet naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.
HOOFDSTUK I. Wijziging van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden der rijksbesturen en der andere rijksdiensten, van sommige leden van het personeel der gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en der gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en beroepsoriëntering, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
Art. 1-15
HOOFDSTUK II. Wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de leden en van het personeel van het Rekenhof, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
Art. 16
HOOFDSTUK III. Wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden der instellingen van openbaar nut, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
Art. 17-18
HOOFDSTUK IV. Wijziging van het koninklijk besluit van 5 januari 1971 betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten in de overheidssector.
Art. 19-25
Overgangsbepaling.
Art. 26
HOOFDSTUK V. Slotbepalingen
Art. 27-28
HOOFDSTUK I. _ Wijziging van het koninklijk besluit van 24 januari 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden der rijksbesturen en der andere rijksdiensten, van sommige leden van het personeel der gesubsidieerde onderwijsinrichtingen en der gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra en diensten voor studie- en beroepsoriëntering, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
Artikel 1. <wijzigingsbepaling>
Art.2. <wijzigingsbepaling>
Art.3. <wijzigingsbepaling>
Art.4. <wijzigingsbepaling>
Art.5. <wijzigingsbepaling>
Art.6. <wijzigingsbepaling>
Art.7. <wijzigingsbepaling>
Art.8. <wijzigingsbepaling>
Art.9. <wijzigingsbepaling>
Art.10. <wijzigingsbepaling>
Art.11. <wijzigingsbepaling>
Art.12. <wijzigingsbepaling>
Art.13. <wijzigingsbepaling>
Art.14. <wijzigingsbepaling>
Art.15. <wijzigingsbepaling>
HOOFDSTUK II. _ Wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 1969 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de leden en van het personeel van het Rekenhof, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
Art.16. <wijzigingsbepaling>
HOOFDSTUK III. _ Wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de schadevergoeding, ten gunste van de personeelsleden der instellingen van openbaar nut, voor arbeidsongevallen en voor ongevallen op de weg naar en van het werk
Art.17. <wijzigingsbepaling>
Art.18. <wijzigingsbepaling>
HOOFDSTUK IV. _ Wijziging van het koninklijk besluit van 5 januari 1971 betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten in de overheidssector.
Art.19. <wijzigingsbepaling>
Art.20. <wijzigingsbepaling>
Art.21. <wijzigingsbepaling>
Art.22. <wijzigingsbepaling>
Art.23. <wijzigingsbepaling>
Art.24. <wijzigingsbepaling>
Art.25. <wijzigingsbepaling>
Overgangsbepaling.
Art.26. § 1. Wanneer een beroepsziekte een ongeschiktheid veroorzaakt die een blijvend karakter vertoont vóór 6 april 1984, wordt de waarde van de rente die krachtens artikel 12 van de wet geheel of gedeeltelijk in kapitaal moet worden uitbetaald, berekend op basis van de rente waarop vooraf de verhoging ingevolge de koppeling aan het indexcijfer der kleinhandelsprijzen toegepast is, overeenkomstig de regeling bepaald in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Wanneer de wet voorschrijft dat de rente in kapitaal moet worden omgezet, is de in aanmerking te nemen leeftijd die welke de gerechtigde had op het tijdstip waarop de ongeschiktheid een blijvend karakter vertoont of van het overlijden van de getroffene.
Wanneer de omzetting van de rente in kapitaal wordt aangevraagd, is de in aanmerking te nemen leeftijd die welke de gerechtigde had op het tijdstip van zijn aanvraag.
§ 2. Indien de gerechtigde in het in paragraaf 1 bepaalde geval gebruik maakt van het recht bepaald in artikel 12, § 1, eerste lid, van de wet wordt het deel van de rente dat als kapitaal betaalbaar is, vastgesteld op grond van de totale rente berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van de wet :
1° wanneer, bij toepassing van artikel 6 van de wet, de rente beperkt is tot 25 pct. van de bezoldiging op grond waarvan zij vastgesteld is;
2° wanneer bij toepassing van artikel 7 van de wet, de rente slechts tot 100 pct. of tot 150 pct. van de laatste bezoldiging met het rustpensioen mag gecumuleerd worden.
In geen geval mag het in kapitaal omgezette deel van de rente, eventueel vermeerderd met het overblijvende deel van de rente, de in de artikelen 6, § 1, en 7, § 1, van de wet bedoelde percentages overschrijden.
§ 3. In het in paragraaf 1 bepaalde geval, wordt het kapitaal uitgekeerd binnen zestig dagen volgend op :
1° de in artikel 12, § 1, eerste lid, van de wet voorgeschreven aanvraag;
2° de beslissing van de overheid of de in kracht van gewijsde gegane beslissing, in geval van toepassing van artikel 12, § 1, tweede lid, van de wet.
HOOFDSTUK V. _ Slotbepalingen
Art.27. § 1. De artikelen 11, 12, 13 en 26 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 6 april 1984.De artikelen 11 en 13 zijn evenwel niet van toepassing op de arbeidsongevallen, op de ongevallen op de weg naar en van het werk en op de beroepsziekten indien de datum van de consolidatie of het tijdstip waarop de ongeschiktheid een blijvend karakter gaat vertonen, vóór 6 april 1984 ligt.
§ 2. Artikel 18 van dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 1974.
§ 3. De overige artikelen van dit besluit treden in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
De artikelen 7, 8, 9, 10 en 22 zijn evenwel niet van toepassing op de arbeidsongevallen, de ongevallen op de weg naar en van het werk en de beroepsziekten in dien de datum van de consolidatie of het tijdstip waarop de ongeschiktheid een blijvend karakter gaat vertonen, vóór de in het eerste lid bepaalde datum ligt.
Art. 28. Onze Minister en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.