Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 JULI 1985. - Besluit van de Vlaamse Executieve houdende erkenning en subsidiëring van de kinderopvangcentra, moedertehuizen en kinderdag- en nachtverblijven.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Subsidiëring.
Art. 4-7
HOOFDSTUK III. - Ouderbijdrage.
Art. 8
HOOFDSTUK IV. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art. 9-12
Bijlage.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1983023453 



Uitvoeringsbesluit(en):

1994035204  1994035777  1995036060 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De ondergeschikte openbare besturen, verenigingen van die besturen, de instellingen van openbaar nut en verenigingen zonder winstoogmerk, kunnen voor voorzieningen die zij organiseren voor bijzondere opvang van kinderen en moeders, hierna genoemd "voorzieningen" worden erkend en gesubsidieerd, volgens de bepalingen van dit besluit.
  § 2. Onder voorzieningen wordt verstaan kinderdag- en nachtverblijven, kinderopvangcentra en moedertehuizen.

Art.2. (Zie NOTA onder TITEL) Kunnen worden gesubsidieerd de voorzieningen die door het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn, hierna genoemd "N.W.K." worden erkend.

Art.3. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De erkenning van voorzieningen geschiedt door het N.W.K. volgens normen die door het N.W.K. worden bepaald en door de Gemeenschapsminister die het N.W.K. onder zijn bevoegdheid heeft, hierna genoemd "de Gemeenschapsminister" worden goedgekeurd en gepubliceerd.
  § 2. De subsidiëring van de voorzieningen geschiedt door het N.W.K. binnen de perken van het krediet dat is uitgetrokken op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het N.W.K. en volgens de bepalingen van dit besluit.

HOOFDSTUK II. - Subsidiëring.
Art.4. (Zie NOTA onder TITEL) <BVR 1994-05-11/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1994; Opheffing : 31-12-1994> § 1. De personeelsuitgaven en werkingskosten van de voorzieningen worden gesubsidieerd als volgt :
  1° De kinderdag- en nachtverblijven ontvangen per dag en per kind een toelage van 1 385 frank;
  2° De kinderopvangcentra ontvangen per dag en per kind :
  - een toelage van 1 355 frank voor de kinderen van twee tot zes jaar en voor hen die deze leeftijdsgrens in de loop van de eerste verblijfsperiode met maximaal zes maanden overschrijden;
  - een toelage van 1 143 frank voor de kinderen ouder dan zes jaar, evenals voor de kinderen die, ofschoon nog geen zes jaar, uit hoofde van de leerplicht in een tehuis voor kinderen van ouder dan zes jaar worden opgenomen;
  - een toelage van 693 frank voor de kinderen opgenomen in een kinderopvangcentrum voor gehandicapten;
  3° De moedertehuizen ontvangen een toelage van 1 385 frank per dag en per persoon die in het moedertehuis wordt opgenomen;
  4° De moedertehuizen ontvangen per gemiddeld vijf aanstaande moeders of moeders met een kind jonger dan twaalf maanden die er verblijven gedurende de vorige twee kalenderjaren, een personeelssubsidie voor een halftijds tewerkgestelde maatschappelijk assistent(e) op basis van de salarisschaal bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector.
  Het aantal begeleide moeders per jaar wordt berekend door hun opvangdagen verhoogd met tien procent, te delen door 365.
  Ten minste 75 % van de bedragen, vermeld onder 1°, 2° en 3° moeten besteed worden aan personeelsuitgaven.
  § 2. Een extra subsidie per dag en per kind of persoon wordt uitbetaald als bewezen kan worden dat de salarissen en andere voordelen, uitbetaald aan het personeel van deze voorzieningen, 100 % bereiken van de salarissen en andere voordelen die gesubsidieerd worden in de bijzondere jeugdbijstand voor personeel met dezelfde functieomschrijving, zoals bedoeld in het voormelde besluit van 15 december 1993.
  Deze extra subsidie bedraagt per dag en per kind of persoon voor de onderscheiden erkenningscategorieën :
  1° kinderdag- en nachtverblijven : 563 frank;
  2° kinderopvangcentra voor kinderen van 2 tot 6 jaar : 545 frank;
  kinderopvangcentra voor kinderen van meer dan 6 jaar : 545 frank;
  kinderopvangcentra voor kinderen opgenomen in een kinderopvangcentrum voor gehandicapten : 316 frank;
  3° moedertehuizen : 457 frank.
  § 3. De moedertehuizen krijgen een supplementaire toelage van 300 frank per opgenomen persoon, als de betrokkene geplaatst werd op last van hetzij de jeugdrechter, hetzij het Comité voor Bijzondere Jeugdbijstand.
  (§ 4. Bijkomend aan de extra subsidie toegekend overeenkomstig de hierboven vermelde § 2 wordt voor het jaar 1994 een bijkomende subsidie per dag en per kind of persoon uitbetaald.
  Deze extra subsidie bedraagt per dag en per kind of persoon voor de onderscheiden erkenningscategorieën :
  1° kinderdag- en nachtverblijven : 421 frank;
  2° kinderopvangcentra voor kinderen van 2 tot 6 jaar : 412 frank;
  kinderopvangcentra voor kinderen meer dan 6 jaar : 348 frank;
  kinderopvangcentra voor kinderen opgenomen in een kinderopvangcentrum voor gehandicapten : 211 frank;
  3° moedertehuizen : 421 frank.) <BVR 1995-04-06/09, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1994; Opheffing : 31-12-1994>

Art.5. (Zie NOTA onder TITEL) De in artikel 4 voornoemde toelagen worden slechts verleend :
  a) voor de personen van wie de opneming behoorlijk gerechtvaardigd wordt;
  b) voor zover geen enkele dagelijkse toelage voor dezelfde begunstigde door een andere openbare instantie wordt gestort, daargelaten de tussenkomst van een openbare instantie in de persoonlijke bijdrage of ouderbijdrage voorzien in artikel 8.
  Wanneer een andere openbare instantie een gedeelte van de in artikel 4 bepaalde toelage betaalt, dan wordt het verschil tussen deze tussenkomst en de toelage aan de voorziening door het N.W.K. betoelaagd;
  c) wat de kinderopvangcentra betreft, voor zover de kinderen die worden opgenomen woonachtig zijn in het gebied waar het kinderopvangcentrum werkzaam is.
  De omschrijving van dit gebied vindt plaats in onderling overleg tussen het N.W.K. en het kinderopvangcentrum.
  Elke afwijking inzake de opname van kinderen woonachtig buiten het omschreven gebied moet worden gemotiveerd.

Art.6. (Zie NOTA onder TITEL) In afwijking van of in aanvulling op het in artikel 4, 2° bepaalde kan het N.W.K. een overeenkomst afsluiten met kinderopvangcentra die bij wijze van specifieke projecten pogen :
  - een bijzondere functie te vervullen in het geheel van de residentiële en ambulante crisisopvang van kinderen en/of
  - nieuwe methodieken te ontwikkelen met betrekking tot de wijze van begeleiding van kinderen en ouders en tot de wijze van samenwerken met sociale diensten en/of
  - alternatieve opvangmogelijkheden uit te werken.
  Deze overeenkomst kan maximaal voor een duur van twee jaar gelden. Ze bevat onder meer de bepaling van een globale toelage per jaar.

Art.7. (Zie NOTA onder TITEL) (§ 1. De subsidie, bepaald in artikel 4, § 1, is gekoppeld aan het spilindexcijfer van kracht op 1 januari 1994 en evolueert overeenkomstig het bepaalde in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.) <BVR 1994-05-11/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1994; Opheffing : 31-12-1994>
  § 2. Het N.W.K. kan elk kwartaal aan de voorzieningen een voorschot verlenen ten belope van maximum 70 % van het bedrag van de toelagen verschuldigd voor het voorafgaande kwartaal. Dit voorschot wordt teruggevorderd wanneer de voorziening haar activiteiten staakt.

HOOFDSTUK III. - Ouderbijdrage.
Art.8. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De voorzieningen waarvan sprake in artikel 4, 1° en 2° zijn gehouden van de ouders of de personen die het kind wettelijk ten laste hebben, voor elke dag dat het aanwezig is, een bijdrage te vragen die berekend wordt volgens de bepalingen vervat in bijlage van dit besluit.
  § 2. De voorzieningen waarvan sprake in artikel 4, 3° zijn gehouden een bijdrage te vragen overeenkomstig de bepalingen vervat in § 4 van de bijlage van dit besluit.
  § 3. Wanneer de ouders of personen die het kind wettelijk ten laste hebben in de onmogelijkheid verkeren de minimale ouderbijdrage van 100 frank geheel of gedeeltelijk te betalen wordt het verschil door het N.W.K. bijgepast, voor zover het een voorziening betreft zoals bepaald in artikel 4, 2°. Die onmogelijkheid moet blijken uit een maatschappelijk onderzoek ingesteld door een sociaal verpleegkundige of maatschappelijk assistent van de voorziening. Het beloop van de bijdrage wordt voorgesteld in het onderzoeksverslag, opgemaakt volgens een door het N.W.K. voorgeschreven model.

HOOFDSTUK IV. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen.
Art.9. (Zie NOTA onder TITEL) In afwachting van de goedkeuring en publicatie van de erkenningsnormen bedoeld in artikel 3, § 1 blijven de erkenningsnormen van kracht die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit door het N.W.K. zijn uitgevaardigd.

Art.10. (Zie NOTA onder TITEL) Het besluit van de Vlaamse Executieve van 13 juli 1983 tot vaststelling van de Gemeenschapsbijdrage in de werkingskosten van de door het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn erkende kinderopvangcentra, moedertehuizen en kinderdag- en nachtverblijven en van de toelagen voor vakantiecentra en dagkuren wordt opgeheven. De artikelen 5 en 6 van dit besluit zijn niet meer van toepassing vanaf 1 januari 1984.

Art.11. (Zie NOTA onder TITEL) Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1985.

Art.12. (Zie NOTA onder TITEL) De Gemeenschapsminister bevoegd voor Gezin en Welzijnszorg en de Gemeenschapsminister bevoegd voor Gezondheidsbeleid zijn met de uitvoering van dit besluit belast.

Bijlage.
Art. N. (Zie NOTA onder TITEL) Bijdrageschaal in kinderopvangcentra, kinderdag- en nachtverblijven en tehuizen voor jonge moeders.
  1. De dagelijkse ouderbijdrage wordt bepaald op basis van het samengevoegd netto maandelijks inkomen van de ouders of van de personen die het kind wettelijk ten laste hebben of in voorkomend geval van de persoon opgenomen in een tehuis voor moeders.
  Onder netto maandelijks inkomen wordt verstaan :
  - het bedrag van het jongste loonbriefje afgeleverd door de werkgever of van het vervangingsinkomen;
  - bij ontstentenis daarvan het bedrag van het meest recente aanslagbiljet voor de rechtstreekse personenbelasting, gedeeld door twaalf.
  2. De dagelijkse ourderbijdrage beloopt 1/300e van het maandinkomen, met dien verstande dat ze in geen geval lager mag zijn dan 100 frank of hoger dan 400 frank. Voor de ouders die geen bewijs willen leveren van hun inkomen is de financiële bijdrage vastgesteld op 400 frank per dag en per kind.
  3. Bij gelijktijdige opneming van meer dan één kind uit eenzelfde gezin wordt de totale ouderbijdrage berekend volgens de formule :
  x n - a n
  waarbij a = 10 %, n = aantal opgenomen kinderen, x = dagelijkse ouderbijdrage voor één kind.
  4. Voor de personen, moeders en kinderen opgenomen in tehuizen voor moeders gelden dezelfde belastingen, zoals vervat in de bovenstaande §§ 1 tot en met 3, met dien verstande dat het begrip "ouderbijdrage" ten opzichte van meerderjarige en ontvoogde minderjarige moeders en hun kind(eren) dient verstaan te worden als een "persoonlijke bijdrage", bepaald op basis van het samengevoegd netto maandelijks inkomen van de moeder en haar echtgenoot of de persoon met wie zij een gezin vormt.