22 APRIL 1985. - Koninklijk besluit houdende financiering van een speciaal fonds voor het onderzoek in de universitaire instellingen. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR 1994-07-20/62, art. 14, 2°, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1994) (NOTA : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap bij DFG 2007-03-30/55, art. 18, 2°; Inwerkingtreding : 01-01-2007) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-12-1986 en tekstbijwerking tot 04-07-2007)
Art. 1-10
1986021229 1988021005 1988021140 1992029559 1993029309 1995029010 1995029011 1995029411 1995029414 1996029228 1996029229 1998029030 1998029038 1998029456 1998091850 2001029046 2001029049 2001029413 2001029414 2006200263 2006200292
Artikel 1. (Zie NOTA onder TITEL) In het kader van het meerjarenplan ter bevordering van het wetenschappelijk potentieel van België, bepaald in artikel 82 van de herstelwet van 31 juli 1984, onder de voorwaarden bepaald bij dit besluit en voor zover de begrotingswet het toelaat, kan de Koning, op voordracht van de Minister van Wetenschapsbeleid en van de Ministers van Onderwijs en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, subsidies toekennen aan universitaire inrichtingen die zijn gemachtigd diploma's van de tweede en derde cyclus uit te reiken voor de financiering van speciale fondsen voor het onderzoek in deze inrichtingen.
Art.2. (Zie NOTA onder TITEL) Om de subsidies te genieten waarvan sprake in artikel 1 moet elke inrichting :
1° een speciaal fonds voor het onderzoek oprichten; de in het kader van dit besluit aan de inrichting verleende subsidies zijn voor dit fonds bestemd;
2° (van haar middelen, de werkingsuitkeringen meegerekend, een minimum bedrag afnemen dat gelijk is aan een bepaald percentage van de subsidies die haar krachtens dit besluit worden toegekend en dit bedrag inbrengen in het speciale fonds waarvan sprake in 1° hiervoor.
(Het percentage bedoeld in 2° van het eerste lid wordt voor de dienstjaren 1985, 1986 en 1987 vastgesteld op 10 pct. en voor het dienstjaar 1988 op 15 pct. Voor de volgende dienstjaren wordt het vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit).) <KB 1986-11-28/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 28-12-1986> <KB 1988-10-25/31, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 15-11-1988>
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 2. (Zie NOTA onder TITEL) (FRANSE GEMEENSCHAP)
Om de subsidies te genieten waarvan sprake in artikel 1 moet elke inrichting :
1° een speciaal fonds voor het onderzoek oprichten; de in het kader van dit besluit aan de inrichting verleende subsidies zijn voor dit fonds bestemd;
2° (van haar middelen, de werkingsuitkeringen meegerekend, een minimum bedrag afnemen dat gelijk is aan een bepaald percentage van de subsidies die haar krachtens dit besluit worden toegekend en dit bedrag inbrengen in het speciale fonds waarvan sprake in 1° hiervoor.
(Het percentage bedoeld bij 2° van lid 1 is vastgesteld op 17,5 % voor het jaar 2005. Voor de volgende jaren zal dat percentage bij besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap vastgesteld worden.) <BFG 2005-12-16/72, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 02-03-2006>
++++++++++
Art.3. (Zie NOTA onder TITEL) De financiële middelen bedoeld in artikel 2 worden uitsluitend aangewend voor de financiering van het onderzoek uitgevoerd in de universitaire inrichtingen.
Art.4. (Zie NOTA onder TITEL) De subsidies vastgelegd in artikel 1 worden als volgt verdeeld :
1° 55 % is bestemd voor de inrichtingen van het Nederlandse taalstelsel en 45 % voor de inrichtingen van het Franse taalstelsel;
(2° binnen ieder taalstelsel, onder elke inrichting naar rata van het aantal Belgische gediplomeerden van de 2e en 3e cyclus die hun diploma hebben bekomen tijdens het laatst afgesloten academiejaar. Worden hier bedoeld de diploma's die de instelling heeft uitgereikt aan studenten van Belgische nationaliteit wier inschrijving in het laatste studiejaar voor het bekomen van de graad waarop het diploma betrekking heeft, in aanmerking werd genomen voor het vaststellen van het aantal studenten in toepassing van artikel 27 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen.
De universitaire inrichtingen bezorgen elk jaar vóór 30 november, aan de bevoegde Minister van Onderwijs en de Minister van Wetenschapsbeleid een door de Regeringscommissaris of -afgevaardigde geviseerd overzicht van het aantal gediplomeerden waarvan sprake in het eerste lid, 2°.) <KB 1988-01-06/31, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 31-01-1988>
Art.5. (Zie NOTA onder TITEL) De bevoegde Minister van Onderwijs en de Minister van Wetenschapsbeleid delen elk jaar, vóór 31 december, aan elke universitaire inrichting gezamenlijk het bedrag mee van de subsidies die hun het volgende dienstjaar zullen worden toegekend.
Art.6. (Zie NOTA onder TITEL) De subsidies vastgelegd in artikel 1 worden driemaandelijks vereffend.
Art.7. (Zie NOTA onder TITEL) Het gebruik van de subsidies, vastgelegd in artikel 1 van dit besluit, is onderworpen aan de controle van de regeringscommisarissen en -afgevaardigden, die is ingesteld bij artikel 45 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instellingen.
Art.8. (Zie NOTA onder TITEL) De universitaire inrichtingen bezorgen elk jaar, vóór 31 maart, de bevoegde Minister van Onderwijs en de Minister van Wetenschapsbeleid een verslag over de aanwending van het speciaal fonds voor het onderzoek in verband met het afgelopen kalenderjaar.
Art.9. (Zie NOTA onder TITEL) Dit besluit treedt in werking de dag van zijn publikatie in het Belgisch Staatsblad.
Art. 10. (Zie NOTA onder TITEL) Onze Ministers van Onderwijs en Onze Minister van Wetenschapsbeleid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 april 1985.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Minister van Onderwijs,
D. COENS
De Minister van Wetenschapsbeleid,
Ph. MAYSTADT
Voor de Minister van Onderwijs, afwezig,
De Minister van Openbare Werken,
L. OLIVIER