2 SEPTEMBER 1985. - Koninklijk besluit betreffende brood en andere bakkerijprodukten. - (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 19-03-2002 en tekstbijwerking tot 06-07-2009)
Art. 1, 1bis, 2-11
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° brood : het produkt van de broodbakkerij bekomen door het bakken van gekneed en gegist deeg en dat is bereid met meel van bakwaardige graangewassen, drinkwater, gist of zuurdesem en zout.
De volgende meelsoorten mogen aangewend worden :
a) gebuild tarwemeel;
b) gebuild meel van andere bakwaardige graangewassen met of zonder toevoeging van gebuild tarwemeel;
c) volgraanmeel of gedeeltelijk volgraanmeel van bakwaardige graangewassen.
Brood mag daarenboven een minieme hoeveelheid vetstoffen, suikers, moutmeel of moutextrakt bevatten.
Aan brood mogen andere voedingsmiddelen toegevoegd worden mits voorafgaandelijke toelating van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;
2° speciaal brood : brood bereid uit de in 1° vermelde ingrediënten waaraan één of meer van de volgende bijkomende ingrediënten werden toegevoegd, ofwel als dusdanig, ofwel vermengd in de vorm van een bereidingsmiddel voor de broodbakkerij :
a) al of niet geëmulgeerde eetbare vetstoffen (met inbegrip van boter);
b) honing, suikers;
c) voedingszetmelen;
d) melk, melkconserven, karnemelk, caseïne, caseïnaten;
e) maltodextrinen, maltose;
f) moutmeel, moutextracten, meel van peulvruchten;
g) gluten.
Bovendien mag speciaal brood komijn bevatten en mag het aan de buitenkant versierd zijn met sesamzaad, maanzaad of komijnzaad.
Aan speciaal brood mogen andere voedingsmiddelen toegevoegd worden mits voorafgaande toelating van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;
3° produkten van de broodbakkerij andere dan brood : produkten die dezelfde basisingrediënten bevatten als de in 1° en 2° bedoelde broden en waarvan het gewicht niet hoger is dan 300 g en waarin enkel de in die broden toegestane bijkomende ingrediënten mogen voorkomen;
4° produkten van de fijnbakkerij : produkten die dezelfde ingrediënten bevatten als deze bedoeld onder 1° tot 3° en die hiervan verschillen door de aanwezigheid of toevoeging in de aangegeven hoeveelheden van één of meer van de volgende ingrediënten of mengsels hetzij als dusdanig, hetzij onder de vorm van een bereidingsmiddel voor gegiste deeg :
a) suikers, al of niet geëmulgeerde eetbare vetstoffen, alleen dan wel samen gebruikt : minimum 10 pct.;
b) eieren, kippeëiprodukten : minimum 5 pct.;
c) gedroogde vruchten en/of geconfijte vruchten : minimum 5 pct.;
d) cacao, chocolade;
e) confituur, marmelade, gelei.
Produkten van de fijnbakkerij mogen daarenboven aroma's en specerijen bevatten.
Art. 1bis. <Ingevoegd bij KB 2002-02-04/46, art. 1; Inwerkingtreding : 19-03-2002> De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op producten die wettelijk gefabriceerd en/of in de handel gebracht worden in de andere lidstaten van de Europese Unie of in de landen medeondertekenaars van het Akkoord op de Europese Economische Ruimte, onverminderd artikel 30 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Art.2. § 1. Zijn toegestaan bij de fabricage van de in dit besluit bedoelde waren :
a) de bij artikel 1 bepaalde bereidingswijzen;
b) het gebruik van door de vigerende reglementering toegelaten toevoegsels.
§ 2. Bij het bakken van de in dit besluit bedoelde waren is het verboden voor de rechtstreekse verwarming van de bakruimte aan te wenden :
a) minerale oliën;
b) beschilderd hout of hout, dat behandeld is met voor de gezondheid schadelijke stoffen;
c) kunststoffen of geplastifieerde stoffen.
§ 3. De in dit besluit bedoelde waren, die voorgesneden zijn, moeten verpakt in de handel worden gebracht.
Art.3. De in dit besluit bedoelde waren moeten aan de volgende samenstellingseisen voldoen :
1° wat de in artikel 1 bedoelde waren betreft :
a) uitsluitend verkregen of gefabriceerd zijn uit meel, dat voldoet aan de bepalingen van de reglementering betreffende meel;
b) uitsluitend verkregen of gefabriceerd zijn vanaf grondstoffen of voedingsmiddelen bepaald in artikel 1;
2° wat de in artikel 1, 1° tot 3° bedoelde waren betreft : het gehalte aan keukenzout, uitgedrukt in natriumchloride, berekend op de droge stof, mag niet hoger zijn dan 2,0 pct.;
3° wat de in artikel 1, 1° bedoelde waren betreft :
_ mag de minieme hoeveelheid vetstoffen, gebruikt om het vóórsnijden mogelijk te maken, niet hoger zijn dan 0,5 pct., berekend op het gebruikte meel;
_ mag de hoeveelheid suikers, moutmeel of moutextrakt, gebruikt om de gisting te bevorderen, niet hoger zijn dan 1 pct., berekend op het gebruikte meel;
4° wat de in artikel 1, 2° bedoelde waren betreft : de hoeveelheid bijkomende ingrediënten bedoeld in artikel 1, 2° mag niet meer bedragen dan 6 pct. noch minder dan 2 pct. berekend op het gebruikte meel, met dien verstande dat de hoeveelheid vetstoffen niet meer dan 3 pct. berekend op het gebruikte meel, mag bedragen;
5° in afwijking van het 4°, en voor wat de in artikel 1, 1° tot 3° bedoelde waren betreft, die geheel of gedeeltelijk met volgraanmeel bereid zijn, mag, benevens de gluten afkomstig van het gebruikte meel, een hoeveelheid tarwegluten toegevoegd worden; die hoeveelheid mag niet meer bedragen dan de hoeveelheid berekend vanaf het procent gebruikte volgraanmeel volgens de formule : 0,8 y
waarin y = pct. volgraanmeel/10
6° wat de in artikel 1, 1° en 2° bedoelde waren betreft, die hoofdzakelijk vanaf tarwemeel bereid zijn : het gehalte aan droge stof op het ogenblik van het in de handel brengen mag niet lager zijn dan 62 pct. wanneer het brood niet in gesneden vorm te koop wordt aangeboden of 61 pct. wanneer het brood gesneden te koop wordt gesteld.
Indien deze waren hoofdzakelijk vanaf roggemeel bereid zijn, mogen de voormelde gehalten niet lager zijn dan respectievelijk 55 pct. en 54 pct.
Indien brood of speciaal brood geheel of gedeeltelijk bereid is met volgraanmeel en met toevoeging van tarwegluten zoals bedoeld onder 5°, mag het gehalte aan droge stof van de hiervoor vastgestelde waarden afwijken. De vermindering van het droge stofgehalte van het brood mag een half procent per aan het meel toegevoegd procent tarwegluten bedragen.
Art.4. De in artikel 1, 1° en 2° bedoelde waren mogen uitsluitend onder één van de volgende vormen voorkomen :
1° rond met kruimzijden;
2° rond, ovaal of rechthoekig zonder kruimzijden;
3° langwerpig en tenminste 11 centimeter per 100 gram metend en op het bovenvlak ingekerfd.
Art.5. § 1. De in dit besluit bedoelde waren mogen enkel onder de volgende benamingen in de handel worden gebracht :
1° wat de in artikel 1, 1° bedoelde waren betreft : de benaming "brood".
De waar bedoeld in artikel 1, 1° die aangeboden wordt onder de vorm bedoeld in artikel 4, 1° moet evenwel "huishoudbrood" genoemd worden;
2° wat de in artikel 1, 2° bedoelde waar betreft : de benaming "speciaal brood".
De benaming "melkbrood" moet worden gebruikt wanneer in het speciaal brood volle melk of volle melkpoeder wordt aangewend in respectieve hoeveelheid van ten minste 42 l of 5,5 kg per 100 kg meel.
3° Wanneer de toevoeging van voedingsmiddelen werd toegelaten overeenkomstig artikel 1, 1°, laatste lid, of 2°, laatste lid, moet de waar aangeduid worden met de vermelding : "...brood" of "speciaal ...brood" aangevuld met de naam van het toegevoegde voedingsmiddel. Die benaming moet aangevuld worden met het percentage van de toevoeging;
4° wat de in artikel 1, 3° en 4° bedoelde waren betreft : de voor elk dezer waren gebruikelijke benaming.
§ 2. De in § 1, 1° en 2° bedoelde benamingen moeten aangevuld worden met de naam van het graangewas waarvan het gebruikte meel afkomstig is, voor zover het geen tarwemeel is.
Wanneer meel van meerdere graansoorten gebruikt wordt, moeten ze vermeld worden in afnemende volgorde van belangrijkheid waarin ze in het mengsel voorkomen.
Nochtans, indien een mengsel van tarwe- en roggemeel gebruikt wordt, mogen de benamingen aangevuld worden met het woord "masteluin".
§ 3. De in § 1, 1° en 2° bedoelde benamingen moeten aangevuld worden met de aanduiding :
1° "volgraan" indien volgraanmeel gebruikt werd bij de bereiding van de waar;
2° "gedeeltelijk volgraan" of "bruin" gevolgd door het percentage volgraanmeel, indien gedeeltelijk volgraanmeel gebruikt werd bij de bereiding van de waar.
Deze aanduiding mag vervangen worden door de aanduiding : "half volgraan", indien de waar bereid werd met een mengsel van gelijke hoeveelheden volgraanmeel en gebuild meel.
§ 4. De in § 1, 1° en 2° bedoelde benamingen moeten aangevuld worden met de aanduiding :
1° "boulot", "galet", "plaat" of "carré" indien de waar beantwoordt aan de eisen gesteld in artikel 4, 2°;
2° "Frans" of "stok" indien de waar beantwoordt aan de eisen van artikel 4, 3°.
§ 5. De §§ 2 en 3 van dit artikel zijn eveneens van toepassing op de waren bedoeld in artikel 1, 3°.
§ 6. In de reclame mogen de termen "volgraan", "integraal", alsmede ieder woord met dergelijke betekenis, slechts gebruikt worden voor de waren die de aanvullende aanduidingen voorzien in § 3 van dit artikel moeten dragen.
§ 7. De in § 1 tot 4 bedoelde benamingen en aanduidingen moeten hetzij op de verpakking hetzij tegenover elke soort waar aangebracht worden op een zichtbare, goed leesbare en onuitwisbare wijze.
Art.6.
§ 1. [1 ...]1
§ 2. Het gewicht van de in artikel 1, 1° en 2° bedoelde waren moet aan volgende voorwaarden voldoen :
1° het werkelijke gewicht van de ongesneden waar mag gemiddeld niet kleiner zijn dan de [1 aangeduide nominale hoeveelheid]1;
2° de maximaal toegelaten afwijking in minus van de individuele ongesneden waar mag niet meer dan 4 pct. bedragen van de [1 aangeduide nominale hoeveelheid]1;
3° het verlies bij het snijden van de waar mag 1,5 pct. van de [1 aangeduide nominale hoeveelheid ]1 niet overschrijden.
§ 3. De Minister die Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft kan voor de in artikel 1, 1° en 2° bedoelde waren het bijkomend gewichtsverlies ingevolge uitdroging bepalen, alsmede de controlevoorschriften inzake het gewicht.
----------
(1)<KB 2009-06-19/09, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 16-07-2009>
Art.7. Het is verboden de in dit besluit bedoelde waren te fabriceren of in de handel te brengen, die niet voldoen aan de eisen voorzien in artikelen 2 tot 6.
Art.8. Overtredingen van dit besluit worden opgespoord, vervolgd en gestraft overeenkomstig de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten, voor wat betreft de artikelen 2, 3 en 5 en de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken voor wat betreft de artikelen 4 en 6.
Art.9. Worden opgeheven : het koninklijk besluit van 20 mei 1964 betreffende de bereiding, het gewicht en de handel in brood en andere met meel bereide produkten van brood- en banketbakkerijen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 18 januari 1965 en 5 januari 1968, en het koninklijk besluit van 31 augustus 1976 betreffende brood en andere produkten van de broodbakkerij, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 maart 1977, 22 december 1977, 15 december 1978 en 6 juli 1979.
Art.10. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de dertiende maand volgend op die gedurende dewelke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 11. Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Volksgezondheid en Leefmilieu zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.