Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

15 JULI 1985. - Wet betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, [anti-hormonale, beta-adrenergische of produktie-stimulerende werking]. <W 1994-07-11/48, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 1994-10-14> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-04-1992 en tekstbijwerking tot 28-02-2014)



Inhoudstafel:


Art. 1-4, 4bis, 5-9, 9bis, 9ter, 9quater, 10-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. <W 1994-07-11/48, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 1994-10-14>
  Deze wet beoogt de regeling van het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of produktie-stimulerende werking.

Art.2.<W 1997-03-17/46, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997> Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
  1° landbouwdieren : de huisdieren van de soorten runderen, varkens, schapen en geiten en de als huisdieren gehouden eenhoevigen, pluimvee en konijnen, alsmede de wilde dieren van voornoemde soorten en wilde herkauwers voor zover ze op een bedrijf worden gehouden;
  2° aquicultuurdieren : alle visserijproducten die onder door de mens gecontroleerde omstandigheden uit eieren worden voortgebracht en opgekweekt totdat ze als levensmiddel in de handel worden gebracht. Zee- en zoetwatervis of zee- en zoetwaterschaaldieren die in het juveniele stadium in hun natuurlijke milieu zijn gevangen en zijn opgekweekt tot ze de gewenste maat hebben bereikt om voor menselijke consumptie te worden afgezet, worden eveneens als aquicultuurdieren beschouwd. Vis en schaaldieren van voor de handel geschikte maat die zijn gevangen in hun natuurlijke milieu en levend zijn gehouden om op een later tijdstip te worden verkocht, worden niet als aquicultuurdieren beschouwd als zij in visvijvers alleen in leven worden gehouden en niet wordt getracht om hun maat of gewicht te doen toenemen;
  3° verhandelen : invoeren, uitvoeren, vervoeren, houden, te koop aanbieden, kopen, verkopen, ter slachting aanbieden, slachten, afstaan om niet of onder bezwarende titel;
  4° therapeutische behandeling :
  - (de individuele toediening door een dierenarts of onder zijn rechtstreekse verantwoordelijkheid aan een landbouwdier,) <W 2004-07-09/30, art. 224, 009; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  - [2 ofwel van stoffen met oestrogene, androgene of gestagene werking voor de individuele behandeling van een fertiliteitsstoornis, met inbegrip van de onderbreking van een ongewenste dracht. Evenwel worden geneesmiddelen voor orale toediening die allyltrenbolon bevatten toegestaan voor zover deze middelen overeenkomstig de specificaties van de fabrikant worden gebruikt]2,
  - [2 ofwel van stoffen met beta-adrenergische werking voor de behandeling van tocolyse bij vrouwelijke runderen tijdens het kalven, alsmede voor de behandeling van ademhalingsstoornissen, hoefkatrol, hoefbevangenheid en tocolyse bij paardachtigen, voor zover deze middelen overeenkomstig de specificaties van de fabrikant worden gebruikt;]2
  - of de individuele toediening aan een landbouwdier van een stof bedoeld in artikel 3, §§ 3 en 4, voor de individuele behandeling van een door een dierenarts geconstateerde pathologische toestand;
  5° zoötechnische behandeling : de toediening door een dierenarts of onder diens rechtstreekse verantwoordelijkheid,
  - of op een individuele wijze aan een landbouwdier van een stof waarvan het gebruik is toegestaan om, na onderzoek van dit dier door een dierenarts, de bronst te synchroniseren of donor- en receptordieren op een embryotransplantatie voor te bereiden,
  - of aan aquicultuurdieren, en wel aan een groep productiedieren, van toegelaten producten met het oog op geslachtsverandering.
  [1 6° monster : staal genomen op het dier of op om het even welke stof of materiaal.]1
  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 78, 011; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
  (2)<W 2009-12-23/03, art. 40, 012; Inwerkingtreding : 08-01-2010>

Art.3.<W 1997-03-17/46, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997> § 1. Het voorschrijven en het toedienen [1 aan dieren, waarvan het vlees en de producten ervan bestemd zijn voor menselijke consumptie]1 van stilbenen, stilbeenderivaten, zouten en esters ervan, van stoffen met thyreostatische werking (17 ss oestradiol en zijn esterachtige derivaten), evenals van niet-geregistreerde diergeneesmiddelen die stoffen bedoeld in §§ 2, 3 et 4 van dit artikel bevatten, is verboden. De Koning kan de lijst van de stoffen bedoeld in deze paragraaf aanvullen. <W 2004-07-09/30, art. 225, 009; Inwerkingtreding : 14-10-2004>
  § 2. Het voorschrijven en het toedienen aan landbouwdieren en aquicultuurdieren van stoffen met een oestrogene, androgene of gestagene werking, evenals van stoffen met beta-adrenergische werking andere dan deze bedoeld in §, is eveneens verboden.
  § 3. Het voorschrijven en het toedienen aan landbouwdieren en aan aquicultuurdieren van stoffen met hormonale of anti-hormonale werking andere dan die bedoeld in de §§ 1 en 2 zijn verboden, behalve voor een therapeutische behandeling.
  § 4. Het voorschrijven en het toedienen aan landbouwdieren en aan aquicultuurdieren van stoffen met productiestimulerende werking, waarvan de lijst wordt vastgesteld door de Koning, zijn verboden, behalve voor een therapeutische behandeling.
  (§ 5. Het voorschrijven en het toedienen aan landbouwdieren en aquacultuurdieren van stoffen die de opsporing van de substanties vermeld in de §§ 1, 2, 3 en 4 van dit artikel belemmeren, en waarvan de lijst wordt vastgesteld door de Koning, zijn verboden.) <W 2004-07-09/30, art. 225, 009; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  ----------
  (1)<W 2009-12-23/03, art. 41, 012; Inwerkingtreding : 08-01-2010>

Art.4.<KB 1992-02-17/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
  § 1. (Onverminderd de toepassing van de wetgeving op de uitoefening van de diergeneeskunde, zijn in afwijking van artikel 3, § 2, het voorschrijven en het toedienen aan landbouwdieren en aan aquicultuurdieren van stoffen met oestrogene, androgene of gestagene werking of van stoffen met beta-adrenergische werking toegestaan met het oog op een therapeutische of zoötechnische behandeling van een dier dat niet wordt vetgemest.) <W 1997-03-17/46, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997>
  (In afwijking van de bepalingen van artikel 3, § 1, is het toedienen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die 17 ss oestradiol of esterachtige derivaten daarvan bevatten voor het opwekken van bronst bij runderen, paarden, schapen of geiten nog toegestaan tot 14 oktober 2006.) <W 2004-07-09/30, art. 226, 009; Inwerkingtreding : 14-10-2004>
  § 1bis. [1 ...]1.
  § 1ter. [2 In afwijking van artikel 3, §§ 1 en 3, is het voorschrijven en het toedienen aan landbouwdieren van diergeneesmiddelen die hormonale of antihormonale stoffen bevatten, toegestaan, voor zover deze middelen :
   -ofwel beschikken over een vergunning voor het in de handel brengen die toegekend werd op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en gebruikt worden volgens de specificaties van de fabrikant;
   - ofwel een gebruikstoelating voor klinische proeven verkregen in overeenstemming met artikel 16 van de Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad.]2
  § 2. De Koning kan de fysiologische maximumgrenzen vaststellen van de natuurlijke stoffen met hormonale of met anti-hormonale werking bedoeld in § 1 van dit artikel.
  § 3. (De Koning kan voor therapeutische en zoötechnische behandelingen fysiologische maximumgrenzen vaststellen voor de stoffen bedoeld in artikel 3, §§ 2, 3 en 4, en in § 1 van dit artikel.) <W 1994-07-11/48, art. 5, 2°, 004; Inwerkingtreding : 1994-10-14>
  § 4. De Koning kan de lijst vaststellen van stoffen, zoals bepaald in § 1 van dit artikel, die mogen voorgeschreven en toegediend worden.
  ----------
  (1)<W 2009-12-23/03, art. 42, 012; Inwerkingtreding : 08-01-2010>
  (2)<W 2014-02-07/16, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 10-03-2014>

Art. 4bis. <ingevoegd bij W 1994-07-11/48, art. 6, Inwerkingtreding : 1994-10-14>
  De Koning kan de modaliteiten vaststellen met betrekking tot de registratie van de (behandelingen) van dieren met stoffen bedoeld in artikel 3, §§ 2, 3 en 4, en in artikel 4, § 1, alsook de voorwaarden en de modaliteiten voor het voorschrijven en toedienen van deze stoffen. (Err. 11-07-1994; B.St. 13-10-1995, p. 29117)

Art.5. <KB 1992-02-17/32, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-06-1992> § 1. (Onverminderd het bepaalde in artikel 9, is het verboden landbouwdieren te verhandelen waaraan stoffen bedoeld in de artikelen 3 en 4 werden toegediend met overtreding van de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan.) <W 1994-07-11/48, art. 7, 1°, 004; Inwerkingtreding : 1994-10-14>
  § 2. (Wanneer evenwel dieren werden behandeld met stoffen bedoeld in artikel 3, §§ 2, 3 en 4, en in artikel 4, overeenkomstig de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, is het verboden deze dieren ter slachting aan te bieden tot wanneer het residugehalte de voor de betrokken stoffen toegelaten grenzen of fysiologische normen niet langer overschrijdt.) <W 1994-07-11/48, art. 7, 2°, 004; Inwerkingtreding : 1994-10-14>
  Deze periode mag geenszins korter zijn dan de voor de betrokken bereiding voorgeschreven wachttijd.
  Deze dieren mogen voor het einde van de verbodstijd voor slachting worden aangeboden indien (het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen) voor de geplande slachtdatum daarvan in kennis is gesteld en de slachtplaats werd aangegeven. Deze dieren moeten vergezeld zijn van een door (het voormelde Agentschap) opgemaakt getuigschrift waarop met name de identificatie van het dier, het bedrijf van herkomst en de aard van de toegediende stoffen vermeld zijn. Elk geslacht dier wordt officieel (op kosten van de betrokkene) onderworpen aan een analyse op de betrokken residu's en wordt bewaard tot de uitslag van de analyse bekend is. <W 1997-03-17/46, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997> <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.6. Onverminderd de ambtsbevoegdheid van de officieren van de gerechtelijke politie worden de overtredingen van deze wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld (door de statutaire of contractuele ambtenaren van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen die hiertoe door de Minister zijn aangewezen of door andere door Ons aangewezen ambtenaren). <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  Hun processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift ervan wordt binnen de (dertig) werkdagen na de vaststelling aan de overtreders gezonden. <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  (De in het eerste lid bedoelde personen mogen monsters nemen al dan niet in aanwezigheid van de eigenaar of de houder van de dieren en deze door een daartoe krachtens artikel 7 erkend laboratorium laten ontleden.) <W 1994-07-11/48, art. 8, 2°, 004; Inwerkingtreding : 1994-10-14>
  In de uitoefening van hun ambt mogen zij te allen tijde iedere plaats betreden waar dieren zich kunnen bevinden, behoudens de plaatsen die tot woning dienen.
  Zij kunnen zich alle inlichtingen doen verstrekken en bescheiden doen voorleggen die voor het uitoefenen van hun controletaak nodig zijn en alle nuttige vaststellingen doen.

Art.7. (§ 1.) De Koning kan (de wijze, het tarief en de voorwaarden van monsterneming), de analysemethoden, het tarief van de analyses, (de methode voor en de kosten van het afmaken van de dieren, met inbegrip van de controle- en transportkosten, bedoeld in artikel 9bis, § 1,) en de voorwaarden inzake erkenning en werking van de analyselaboratoria vaststellen. <W 1994-07-11/48, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 1994-10-14> <W 1997-03-17/46, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997>
  (§ 2. (De verantwoordelijke van het laboratorium of ieder ander persoon die analyses uitvoert buiten het kader van deze wet moet alle resultaten van deze analyses uiterlijk de tweede dag volgend op die van het bekomen van het onderzoeksresultaat) aan de Diergeneeskundige Diensten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw (, alsmede aan het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen) meedelen wat betreft de aanwezigheid van de in artikelen 3 en 4 bedoelde stoffen gevonden bij dieren of dierlijke producten evenals de aanwezigheid van dezelfde stoffen in preparaten of producten bestemd voor de dierenvoeding.) <W 1997-03-17/46, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997> <W 2001-08-10/88, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 09-11-2001>
  (Het in vorig lid bedoeld laboratorium wijst één of meer personen aan die verantwoordelijk zijn voor de voornoemde mededeling.) <W 2001-08-10/88, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 09-11-2001>

Art.8.<W 1997-03-17/46, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997> Wanneer [de in artikel 6 bedoelde personen] over aanwijzingen beschikken dat stoffen bedoeld in de artikelen 3 en 4 werden toegediend in overtreding met de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, nemen zij bij administratieve maatregel alle dieren die vetgemest worden op het bedrijf, voorlopig in beslag met het oog op het nemen van monsters. Deze voorlopige inbeslagneming neemt van rechtswege een einde bij het verstrijken van de eenentwintigste dag na de dag van de monsterneming. Deze termijn wordt in voorkomend geval verlengd tot op het ogenblik dat de uitslag van het tegenonderzoek bekend is. <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  Indien de uitslag van het onderzoek van alle genomen monsters of, in voorkomend geval, van het tegenonderzoek, negatief is, wordt de voorlopige inbeslagneming opgeheven.
  [1 Indien tenminste één uitslag van het onderzoek van de genomen monsters of, in voorkomend geval, van het tegenonderzoek, positief is, worden alle voorlopig in beslag genomen dieren onder permanente controle geplaatst door de in artikel 6 bedoelde personen op het bedrijf van de betrokkene en op diens kosten. Er moeten bijkomende monsters worden genomen door de in artikel 6 bedoelde personen met het oog op de opsporing van niet toegelaten stoffen bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze wet.]1
  Indien de uitslag van het onderzoek of, in voorkomend geval, van het tegenonderzoek van de monsters bedoeld in het vorig lid, negatief is, wordt de permanente controle opgeheven door [de persoon bedoeld in artikel 6] die de maatregelen genomen heeft, voor zover de eigenaar bewijst dat alle kosten, bedoeld in dit artikel, betaald zijn. <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  Indien de uitslag van het onderzoek of, in voorkomend geval, van het tegenonderzoek, positief is, wordt de voorlopige inbeslagneming of permanente controle omgezet in een definitieve inbeslagneming, door (de persoon bedoeld in artikel 6), die deze maatregelen genomen heeft, overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 [1 ...]1. <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  De kosten voor het nemen en het onderzoek van alle monsters die in toepassing van artikel 6 en van dit artikel werden genomen, moeten worden betaald binnen zestig dagen na overhandiging van de factuur aan de eigenaar of houder van de dieren wanneer uit het onderzoek en in voorkomend geval het tegenonderzoek blijkt dat
  - ofwel minstens één dier, bemonsterd op het bedrijf, behandeld is in overtreding met de bepalingen van deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan;
  - ofwel dat stoffen bedoeld in artikel 3, §§ 1 en 2, aanwezig zijn op het bedrijf in overtreding met de bepalingen van deze wet, of met de bepalingen van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, of van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, of van de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders, of hun uitvoeringsbesluiten.
  ----------
  (1)<W 2009-05-06/03, art. 79, 011; Inwerkingtreding : 29-05-2009>


Art.9. <W 1994-07-11/48, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 1994-10-14> Wanneer, ingevolge bekentenis, betrapping op heterdaad of uit het onderzoek van monsters, in voorkomend geval bevestigd door het tegenonderzoek, vaststaat dat stoffen bedoeld in de artikelen 3 en 4 werden toegediend met overtreding van de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, nemen (de in artikel 6 bedoelde personen) de dieren behandeld met overtreding van die zelfde bepalingen definitief in beslag en plaatsen ze onder permanente controle op het bedrijf van de betrokkene en op zijn kosten tot op het ogenblik dat uit de ontleding van de monsters, op zijn verzoek genomen door de personen bedoeld in artikel 6, blijkt dat geen enkel residu van stoffen bedoeld in de artikelen 3 en 4 meer aanwezig is. <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  Zodra blijkt dat geen enkel residu meer aanwezig is, (worden) het definitieve beslag en de permanente controle opgeheven door (de persoon bedoeld in artikel 6) die de maatregelen genomen heeft, op voorwaarde dat de betrokkene het bewijs levert dat de kosten bedoeld in (de artikelen 8 en 9bis) en in dit artikel betaald zijn. (Err. 11-07-1994; B.St. 13-10-1995, p. 29117) <W 1997-03-17/46, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997> <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art. 9bis. <ingevoegd bij W 1994-07-11/48, art. 12, Inwerkingtreding : 1994-10-14>
  § 1. Wanneer evenwel het onderzoek van de monsters, in voorkomend geval bevestigd door het tegenonderzoek, bewijst dat in artikel 3, §§ 1 en 2, bedoelde stoffen toegediend werden aan dieren, met overtreding van de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, bevelen (de in artikel 6 bedoelde personen) (het onmiddellijk afmaken van deze dieren op kosten van de betrokkene) met het oog op hun vernietiging. <W 1997-03-17/46, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997> <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  § 2. Wanneer het onderzoek van de monsters, in voorkomend geval bevestigd door het tegenonderzoek, bewijst dat stoffen bedoeld in de artikelen 3 en 4 werden toegediend met overtreding van de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, worden de invoer, de uitvoer, het vervoer, de aankoop, de verkoop, het ter slachting aanbieden, het afstaan om niet of onder bezwarende titel van alle dieren die op het bedrijf vetgemest worden gedurende een periode (van drie maanden verboden, te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de uitslag van het onderzoek bedoeld in artikel 6 of van het eerste onderzoek, bedoeld in artikel 8, eerste lid). <W 1997-03-17/46, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997>
  (§ 3. De vergoedingen bedoeld bij artikel 8 van de wet van 24 maart 1987 betreffende de dierengezondheid mogen niet verleend worden voor de definitief in beslag genomen dieren of voor de dieren waarop een permanente controle wordt uitgevoerd krachtens artikelen 8 en 9, evenals voor de dieren die onder de toepassing vallen van de bepalingen van dit artikel.) <W 1997-03-17/46, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997>
  (§ 4. Onafhankelijk van de resultaten van de analyse, wordt de bekentenis door de eigenaar van de betrokken dieren, van de toediening aanzien als een bevestigd positief resultaat en zijn de maatregelen voorzien in §§1 tot 3 ambtshalve van toepassing.) <W 2004-07-09/30, art. 227, 009; Inwerkingtreding : 25-07-2004>

Art. 9ter. <W 1997-03-17/46, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997> De aanvragen voor een tegenonderzoek, bedoeld in de artikelen 8, 9 en 9bis, moeten ingediend worden binnen de vijf werkdagen, te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de uitslag van het betrokken onderzoek.

Art. 9quater. <voorheen art. 9ter, ingevoegd bij W 1994-07-11/48, art. 13, Inwerkingtreding : 1994-10-14; 9quater geworden bij W 1997-03-17/46, art. 11, Inwerkingtreding : 25-08-1997> (De gedelegeerd bestuurder van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen of zijn afgevaardigde) en het erkende analyselaboratorium kunnen, in geval van wanbetaling, de kosten bedoeld in de artikelen 8 en 9 terugvorderen door zich respectievelijk namens de Belgische Staat (...) en namens het betrokken laboratorium burgerlijke partij te stellen voor het strafgerecht waar een strafvordering aanhangig werd gemaakt wegens overtreding van de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan. Dit recht kan zelfs voor het eerst in hoger beroep worden uitgeoefend. <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003>

Art.10. <W 1994-07-11/48, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 1994-10-14>
  § 1. Onverminderd de toepassing van strengere straffen in het Strafwetboek gesteld :
  1° wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van duizend tot vijftigduizend frank of met één van die straffen alleen, hij die zich verzet tegen bezoeken, inspecties, controles, monsternemingen of vragen naar inlichtingen of documenten door (de in artikel 6 bedoelde personen) of die onjuiste inlichtingen of documenten verstrekt ((evenals de verantwoordelijke van het laboratorium en ieder ander persoon die) de in artikel 7, § 2, bedoelde verplichting tot aangifte niet naleeft.); <W 1997-03-17/46, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997> <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003> <W 2001-08-10/88, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 09-11-2001>
  (1° bis. Wordt eveneens gestraft met de straffen bedoeld in 1°, hij die instructies heeft gegeven of daden heeft gesteld die hebben geleid tot de niet naleving van de in artikel 7, § 2, bedoelde verplichting tot aangifte of die door beloften of bedreigingen dit verzuim heeft uitgelokt.) <W 2001-08-10/88, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 09-11-2001>
  2° wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met een geldboete van zesduizend tot honderdtwintigduizend frank of met één van die straffen alleen :
  a) hij die stoffen bedoeld in deze wet voorschrijft of toedient met overtreding van de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan;
  b) hij van wie men redelijkerwijze kan aannemen dat hij weet of moet weten dat hij dieren verhandelt waaraan stoffen werden toegediend met overtreding van de bepalingen van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan;
  c) hij die de verbodsperioden waarin artikel 9bis, § 2, voorziet, niet in acht neemt.
  (De poging tot de misdrijven omschreven in het eerste lid wordt gestraft met dezelfde straffen als het misdrijf zelf.
  De veroordeelden kunnen van de uitoefening van hun rechten ontzet worden, overeenkomstig artikel 33 van het Strafwetboek.) <W 1997-03-17/46, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997>
  De rechter kan, in geval van veroordeling op grond van de 2° van het eerste lid, daarenboven de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van de inrichting van de veroordeelde voor een termijn van minstens één maand en ten hoogste één jaar en, gedurende dezelfde termijn, de veroordeelde het verbod opleggen op enigerlei wijze, rechtstreeks of onrechtstreeks, landbouwdieren te verhandelen of een veebedrijf te exploiteren. (De niet-naleving van de bevolen sluiting of iedere overtreding van het verbod tot verhandelen of exploiteren) wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaar en met geldboete van tienduizend tot honderdtwintigduizend frank of met één van die straffen alleen. <W 1997-03-17/46, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997>
  (De sluiting van de inrichting van de veroordeelde, het verbod om op enigerlei wijze landbouwdieren te verhandelen of een veebedrijf te exploiteren gaat in de vijfde dag na die waarop het openbaar ministerie de kennisgeving aan de veroordeelde heeft gedaan. Bij gebreke aan vrijwillige sluiting gebeurt deze op initiatief van het openbaar ministerie op kosten van de veroordeelde. De Minister van Justitie vordert deze kosten namens de Belgische Staat terug van de veroordeelde.) <W 2001-08-10/88, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 09-11-2001>
  § 2. In geval van herhaling binnen drie jaar na de veroordeling wegens één der misdrijven omschreven in § 1, worden de gevangenisstraffen en geldboeten verdubbeld.
  § 3. Onverminderd de toepassing van de artikelen 42, 43 en 43bis van het Strafwetboek kan de rechter in geval van veroordeling op grond van § 1, 2°, of van § 2, de bijzondere verbeurdverklaring uitspreken van de zaken die het voorwerp van het misdrijf uitmaken of die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf, zelfs wanneer deze niet de eigendom zijn van de veroordeelde.
  § 4. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van Hoofdstuk VII en artikel 85, maar uitgezonderd Hoofdstuk V, zijn van toepassing op de door deze wet bepaalde misdrijven.
  § 5. De in § 1 bepaalde straffen worden verminderd tot een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en tot een geldboete van honderd tot vijfhonderd frank of tot één van die straffen alleen ten aanzien van een ieder die, na het begin van de vervolging voor de correctionele rechtbank, aan de overheid de identiteit onthult van degene die hem de stoffen heeft geleverd, die gediend hebben tot het plegen van de hem ten laste gelegde misdrijven.
  Wordt vrijgesteld van die zelfde straffen, hij die, vóór elke vervolging voor de correctionele rechtbank, aan de overheid de identiteit heeft onthuld van degene die hem de stoffen heeft geleverd, die gediend hebben tot het plegen van de hem ten laste gelegde misdrijven.
  (§ 6. Indien hiertoe een voldoende hoeveelheid van de stoffen bedoeld in artikel 3 in beslag is genomen, wordt een gedeelte daarvan ter beschikking gesteld van het nationaal referentielaboratorium voor wetenschappelijk onderzoek.) <W 1997-03-17/46, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997>
  (§ 7. Alle arresten of vonnissen van veroordeling, uitgesproken krachtens artikel 10, § 1, 2°, bevelen dat het arrest of vonnis van veroordeling, op kosten van de veroordeelde, bij uittreksel zal worden bekendgemaakt in een nederlandstalig dagblad met verspreiding over het hele land, een franstalig dagblad met verspreiding over het hele land, een streekblad en een landbouwblad.
  Die uittreksels bevatten :
  1. de naam, de voornamen, de plaats en de datum van geboorte van de veroordeelden alsmede, in voorkomend geval, de naam van de rechtspersoon waarin de activiteit wordt uitgeoefend;
  2. de datum van het arrest of van het vonnis van veroordeling en het gerecht dat het heeft uitgesproken;
  3. de overtredingen die tot de veroordelingen aanleiding hebben gegeven en de uitgesproken straffen.) <W 1997-03-17/46, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-08-1997>

Art. 11. <KB 2001-02-22/33, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2003> § 1. In het belang van de gezondheid van de verbruiker en binnen het toepassingsgebied van deze wet, kan de Koning alle maatregelen treffen die nodig zijn voor de uitvoering van verplichtingen die voortvloeien uit internationale verdragen en akten die voor de uitvoering ervan zijn tot stand gekomen; deze maatregelen kunnen de opheffing of wijziging van wettelijke bepalingen inhouden.
  Over de besluiten tot wijziging of opheffing van wettelijke bepalingen wordt in Ministerraad overlegd.
  § 2. De strafbepalingen van deze wet zijn van toepassing op de inbreuken op de besluiten die zijn getroffen ter uitvoering van § 1 van dit artikel alsook op de verordeningen van de Europese Unie die van kracht zijn in het Koninkrijk en die betrekking hebben op de materies die, overeenkomstig deze wet, behoren tot de verordenende macht van de Koning.
  § 3. Een schending van de bepalingen die zijn genomen krachtens internationale verdragen en internationale akten bepaald in § 1, en die niet als misdrijf strafbaar is gesteld door de strafbepalingen van deze wet, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een boete van zesentwintig tot vijftienduizend frank of met een van deze straffen alleen.
  De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, binnen de in het vorig lid bepaalde perken, de inbreuken en straffen die van toepassing zijn op elk hiervan.
  (§ 4. In zoverre de besluiten bedoeld in § 1 zijn genomen ter uitvoering van verplichtingen die aan de staten de keuze laten van de middelen om een bepaald resultaat te bereiken, dat is opgelegd bij het internationaal verdrag of bij de uit een internationaal verdrag tot stand gekomen akte, en in zoverre die besluiten de bepalingen van deze wet wijzigen, zijn ze van rechtswege opgeheven indien zij niet binnen een jaar na hun inwerkingtreding door de wetgever zijn bekrachtigd.) <W 2001-07-19/51, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 28-08-2001>