10 OKTOBER 1985. - Ministerieel besluit betreffende het bekwaamheidsgetuigschrift van de met het schieten belaste schietmeesters in open ontginningswerken van graverijen en groeven. (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest <BVR2011-07-15/41, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 06-09-2013>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-09-1988 en tekstbijwerking tot 06-09-2011)
Art. 1-12
Artikel 1. Om het bekwaamheidsgetuigschrift te bekomen waarvan sprake is in het eerste lid van artikel 6 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1959 tot reglementering van het gebruik van springstoffen in open ontginningswerken van groeven en graverijen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 maart 1966, 9 april 1976 en 9 oktober 1985 moet iedere schietmeester en iedere persoon die geroepen is om hem te vervangen aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° ten minste 21 jaar oud zijn;
2° ten minste zes maanden in open ontginningswerken van graverijen of groeven gewerkt hebben, of in een onderneming die voor rekening van derden schietwerk verricht in zulke ontginningswerken;
3° sinds drie jaar niet veroordeeld zijn wegens inbreuk op de reglementering op de graverijen, de groeven of de springstoffen;
4° een bewijs van goed zedelijk gedrag waarop het strafregister vermeld is voorleggen;
5° een theoretische en praktische vorming gekregen hebben over de stof waarop het in paragraaf 8 hierna vermelde examen slaat;
(6° opgeheven) <MB 1988-07-27/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1988-09-02>
(6°) in gezelschap van een ervaren schietmeester een stage in een open ontginningswerk van een graverij of een groeve doorgemaakt hebben en gedurende deze stage ten minste vijfmaal het schieten van mijnen bijgewoond hebben; <MB 1988-07-27/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1988-09-02>
(7°) geslaagd zijn voor een bekwaamheidsexamen dat overeenstemt met het gebruik van springstoffen volgens het hierna vermelde onderscheid en met het gebruik van munitie en aanzetmiddelen:
a) (uitsluitend gebruik van zwart buskruit, behalve voor massaal schieten en dempmijnen : getuigschrift A;) <MB 1988-07-27/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1988-09-02>
b) gebruik van andere springstoffen dan zwart buskruit, behalve voor massaal schieten: getuigschrift B;
c) gebruik van springstoffen, behalve voor massaal schieten: getuigschrift C;
d) (uitsluitend gebruik van zwart buskruit, ook voor massaal schieten en dempmijnen : getuigschrift D;) <MB 1988-07-27/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1988-09-02>
e) gebruik van andere springstoffen dan zwart buskruit, ook voor massaal schieten : getuigschrift E;
f) gebruik van springstoffen, ook voor massaal schieten: getuigschrift F.
Art.2. Het bekwaamheidsexamen omvat een mondelinge proef en voor de getuigschriften D, E en F bovendien een schriftelijke proef.
De mondelinge proef omvat:
1° het lezen en praktisch uitleggen van een tekst van het reglement op het gebruik van springstoffen in gesteente in open ontginningswerken van graverijen en groeven;
2° de kennis van de reglementaire voorschriften die door de schietmeesters moeten worden in acht genomen;
3° de kennis van de praktische regels die door de schietarbeiders en de hulp-schietarbeiders moeten worden in acht genomen;
4° de praktijk van het schieten.
De schriftelijke proef omvat:
1° een schietschets;
2° eenvoudige vraagstukken over de toepassing van de vier hoofdbewerkingen in verband met schietverrichtingen.
Art.3. De bevoegde hoofdingenieur-directeur der mijnen stelt een examen-commissie samen voor iedere onderneming of groep ondernemingen die dat vraagt.
Deze examencommissie bestaan uit ten minste drie leden. Ze wordt voorgezeten door een ingenieur van de administratie van het mijnwezen en telt ten minste één geschoolde vertegenwoordiger van een graverij of een groef en één afgevaardigde-werkman voor het toezicht op de groeven en graverijen.
Het secretariaat wordt waargenomen door een onderneming of een groep ondernemingen.
Het getuigschrift kan alleen met de toestemming van de voorzitter worden afgeleverd.
Art.4. De examencommissie richt periodiek een examenzitting in waarop zich de gegadigden kunnen aanmelden die hiervoor een schriftelijke aanvraag hebben ingediend bij de administratie van het mijnwezen of die door een bedrijfshoofd van een graverij of een groef zijn voorgedragen en aan de voorwaarden van artikel 1, 1° tot en met 7° voldoen.
Ze levert een bekwaamheidsgetuigschrift af aan de gegadigden die volgens haar de vereiste morele eigenschappen bezitten en ten minste zes tiende van de punten behaald hebben.
Art.5. De geldigheidsduur van het bekwaamheidsgetuigschrift is beperkt tot tien jaar.
Art.6. De hernieuwing van een bekwaamheidsgetuigschrift dat verstreken is wordt verricht door een examencommissie die volgens de voorschriften van artikel 3 is samengesteld. Bij deze gelegenheid kan de examencommissie de schietmeester van alle of van een deel van de in artikel 2 vermelde proeven vrijstellen.
Art.7. Als een schietmeester dienst neemt in een andere onderneming, blijft zijn getuigschrift geldig op voorwaarde dat deze schietmeester enkel werken van dezelfde aard verricht als die welke door zijn getuigschrift worden toegestaan.
Art.8. Het bekwaamheidsgetuigschrift wordt bewaard in de onderneming waar de schietmeester in dienst is en wordt steeds ter beschikking van de administratie van het mijnwezen gehouden.
Het getuigschrift wordt aan de betrokkene overhandigd wanneer hij de onderneming verlaat.
Art.9. De examencommissie kan een bekwaamheidsgetuigschrift altijd intrekken bij een met redenen omklede beslissing en na de betrokkene te hebben gehoord.
Art.10. Om de door de schietmeesters opgedane kennis te behouden en uit te breiden, worden jaarlijkse voordrachten gegeven waarin de reglementaire voorschriften en de schietvoorschriften evenals de schietincidenten aangehaald en toegelicht worden; deze voordrachten worden gegeven door bevoegde personen aangewezen door de onderneming of door een groep ondernemingen of bij ontstentenis daarvan, door de administratie van het mijnwezen.
De schietmeesters moeten deze voordrachten bijwonen.
Art.11. Voor het bekomen van het bekwaamheidsgetuigschrift kunnen de schietmeesters die bij de inwerkingtreding van dit besluit in dienst zijn door de examencommissie vrijgesteld worden van alle of van een deel van de in artikel 2 vermelde proeven; de voorwaarden 5° tot en met 7° van artikel 1 kunnen niet vereist worden.
Art. 12. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.