Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 APRIL 1984. - Besluit van de Executieve van de Franse gemeenschap tot regeling van de sociale betrekkingen in de instellingen van openbaar nut die onder de Franse gemeenschap ressorteren. <Vertaling - opgeheven wat de instelling "Office de la naissance et de l'enfance" betreft, KB 1990-08-02/30, art. 33, 1°, Inwerkingtreding : 01-10-1990> - (NOTA : niet van toepassing op de RTBF, met uitzondering van artikel 9; DFG 1997-07-14/30, art. 35, Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-04-1984 en tekstbijwerking tot 28-08-1997.)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Doel en werkingssfeer van de wet.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Onderhandelingen.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Overleg.
Art. 4-6
HOOFDSTUK IV. - Sociale Diensten.
Art. 7
HOOFDSTUK V. - Representativiteit.
Art. 8-11
HOOFDSTUK VI. - Erkenning.
Art. 12-13
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Art. 14-15
Bijlage 1. Regels inzake de werkwijze van de onderhandelingscomités. <Om praktische redenen werd die bijlage in fiktieve artikelen onderverdeeld : 1N1-12N1> (Zie NOTA'S onder TITEL)
1. Het comité.
Art. 1N1-2N1
2. De uitnodigingen.
Art. 3N1
3. De deskundigen.
Art. 4N1
4. De agenda.
Art. 5N1
5. De vergaderingen.
Art. 6N1-9N1
6. Notulen en protocollen.
Art. 10N1
7. Documentatie.
Art. 11N1
8. Diverse bepalingen.
Art. 12N1, N2-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1996029437  2000029095 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Doel en werkingssfeer van de wet.
Artikel 1. <Zie NOTA'S onder TITEL> <ACF 1991-07-03/37, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 25-09-1991> De bij dit besluit ingestelde regeling is toepasselijk op :
  1° het statutair en contractueel personeel (...); <DFG 1997-07-14/30, art. 35, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >;
  2° (Opgeheven) <BFG 1996-11-28/35, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 07-12-1996>

HOOFDSTUK II. - Onderhandelingen.
Art.2. (Zie NOTA'S onder TITEL) § 1. Behoudens in spoedgevallen en in andere door Ons vastgestelde gevallen, kunnen de bevoegde administratieve overheden slechts na onderhandeling met de representatieve vakorganisaties in de daartoe opgerichte comités, vaststellen :
  1° de grondregelingen inzake :
  a) het administratief statuut, met inbegrip van de vakantie- en verlofregeling;
  b) de bezoldigingsregeling;
  c) de pensioenstelsels;
  d) de betrekkingen met de vakorganisaties;
  e) de organisatie van de sociale diensten.
  (f) (...) de werving van het contractueel personeel (...).) <ACF 1991-07-03/37, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-09-1991> <BFG 1996-11-28/35, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 07-12-1996> <DFG 1997-07-14/30, art. 35, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >
  Desgevallend worden de grondregelingen door Ons bepaald, met vermelding, hetzij van de daarin behandelde materies, hetzij van de daarin opgenomen bepalingen. De daartoe vast te stellen besluiten worden voorafgegaan door de in dit artikel voorgeschreven onderhandelingen.
  2° verordeningsbepalingen, algemene maatregelen van inwendige orde en algemene richtlijnen met het oog op de latere vaststelling van de personeelsformatie of inzake arbeidsduur en organisatie van het werk.
  § 2. Vooraleer ontwerpen van decreet betreffende een van de in § 1 bedoelde aangelegenheden worden ingediend, wordt eveneens onderhandeld overeenkomstig die bepaling.

Art.3. (Zie NOTA'S onder TITEL) § 1. Er wordt een onderhandelingscomité opgericht voor elke bij artikel 1 bedoelde instelling. Dat comité is bevoegd voor aangelegenheden die betrekking hebben op het personeel van de instelling van openbaar nut waarvoor het werd opgericht.
  § 2. Het onderhandelingscomité functioneert volgens de regelen bepaald in bijlage 1 bij onderhavig besluit.
  § 3. Het onderhandelingscomité is samengesteld als volgt :
  1. één of meer leden van de Executieve aangewezen door de Executieve, of hun gemachtigde afgevaardigden;
  2. de leden van de Nationale Regering die Openbaar Ambt onder hun bevoegdheid hebben, of hun gemachtigde afgevaardigden;
  3. ten minste twee afgevaardigden van elke representatieve vakorganisatie.
  De leidinggevende ambtenaar van de instelling van openbaar nut (maakt eveneens deel uit van het comité. <DFG 1997-07-14/30, art. 35, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >
  § 4. De in § 3, 2° bedoelde afvaardiging neemt slechts deel aan de onderhandelingen aangaande de kwesties waarvoor de instemming van de Minister van Openbaar Ambt is vereist krachtens artikel 13, § 6 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 houdende hervorming van de instellingen.
  § 5. Het protocol m.b.t. de onderhandelingen bedoeld in artikel 10, § 2, van bijlage 1 bij onderhavig besluit wordt door de voorzitter van het onderhandelingscomité aan de Executieve doorgestuurd.
  De Executieve is door bovengenoemd protocol gebonden indien het door alle betrokken partijen is ondertekend.

HOOFDSTUK III. - Overleg.
Art.4. (Zie NOTA'S onder TITEL) § 1. In elke instelling van openbaar nut vermeld in artikel 1 wordt een algemeen overlegcomité opgericht.
  § 2. (de overlegcomités kunnen worden opgericht binnen deze instelling per dienst of per groep van diensten, door het algemeen overlegcomité). <BFG 1985-03-15/36, art. 60>
  § 3. Het geheel van de bevoegdheden van de overlegcomités stemt overeen met die van het algemeen overlegcomité.
  § 4. Elk overlegcomité en elk algemeen overlegcomité is bevoegd voor de materies bedoeld in artikel 6 die uitsluitend betrekking hebben op het personeel dat onder hem ressorteert.
  § 5. (opgeheven) <BFG 1985-03-15/36, art. 60>
  § 6. De overlegcomités bedoeld in de §§ 1 en 2 van onderhavig artikel, zijn samengesteld als volgt :
  1. (een voorzitter aangesteld door de overheid belast met het beheer van de instelling van openbaar nut.
  2. effectieve leden aangesteld naar rata van twee leden voor elke representatieve vakorganisatie en een gelijk aantal leden aangesteld door de overheid belast met het beheer van de instelling van openbaar nut). <BFG 1985-03-15/36, art. 60>
  Elke opdracht in een overlegcomité kan slechts worden toevertrouwd aan personeelsleden die ten minste reeds één jaar in de betrokken dienst werkzaam zijn.
  De plaatsvervangers worden aangewezen volgens dezelfde modaliteiten als die voor de aanstelling van de werkende leden.
  Het plaatsvervangend lid heeft zitting in de vergadering indien het werkend lid afwezig is.
  § 7. Het overlegcomité vergadert volgens de regelen vastgelegd in de artikelen 3 en volgende van bijlage II bij onderhavig besluit.
  § 8. De in een onderhandelingscomité vertegenwoordigde vakorganisaties zijn gemachtigd afgevaardigden voor te dragen die zitting zullen hebben in de betrokken overlegcomités.

Art.5. (opgeheven) <DFG 1997-07-14/30, art. 35, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art.6. (Zie NOTA'S onder TITEL) § 1. Behoudens in dringende gevallen door ons bepaald en in de andere gevallen door Ons bepaald, is het de bevoegde administratieve autoriteiten niet mogelijk, zonder voorafgaand overleg met de vakorganisaties vertegenwoordigd in de overlegcomités, te nemen :
  1° beslissingen inzake de vaststelling van het personeelskader van de diensten die onder het bewuste overlegcomité ressorteren;
  2° de regelingen die door Ons, krachtens artikel 2, § 1, 1°, laatste alinea, niet als grondregelingen werden beschouwd, alsmede die met betrekking tot de arbeidsduur en de organisatie van het werk eigen aan de betrokken diensten.
  Het voorafgaand overleg is eveneens verplicht inzake de maatregelen van inwendige orde en de richtlijnen met betrekking tot een van de in alinea 1, 2° vermelde materies.
  De overlegcomités brengen een gemotiveerd advies uit over de voorstellen die hun bij toepassing van onderhavige paragraaf worden voorgelegd. Volgens dezelfde modaliteiten kunnen bij deze overlegcomités, voorstellen worden aanhangig gemaakt die ertoe strekken de menselijke betrekkingen te verbeteren of de produktiviteit te verhogen.
  § 2. Elk overlegcomité kan door Ons worden belast met de bevoegdheden die in de privé-onderneming worden toevertrouwd aan de Comités voor Veiligheid, Gezondheid en Verfraaiing van de werkplaatsen.

HOOFDSTUK IV. - Sociale Diensten.
Art.7. (Zie NOTA'S onder TITEL) De Executieve bepaalt volgens welke regelen de administratieve overheden die sociale diensten hebben opgericht, het volledig beheer daarvan opdragen aan de representatieve vakverenigingen.

HOOFDSTUK V. - Representativiteit.
Art.8. (Zie NOTA'S onder TITEL) Wordt in elke instelling van openbaar nut beschouwd als representatief, elke vakorganisatie die :
  1° haar activiteiten uitoefent op nationaal vlak;
  2° aangesloten is bij een vakorganisatie die representatief is in de Nationale Arbeidsraad;
  3° de belangen verdedigt van alle categorieën van het personeel van de instelling van openbaar nut;
  4° een aantal bijdrageplichtige leden telt dat ten minste 10 % van het aantal personeelsleden van de instelling van openbaar nut vertegenwoordigt.

Art.9. (Zie NOTA'S onder TITEL) § 1. Om de zes jaar, vanaf een door Ons vast te stellen datum, onderzoekt een commissie of de vakorganisatie die zitting hebben of vragen om zitting te hebben in de onderhandelingscomités, de voorwaarden vervullen met betrekking tot het aantal bijdrageplichtige aangesloten bepaald in artikel 8.
  Deze commissie is samengesteld uit drie door Ons aangestelde leden, magistraten van de rechterlijke macht. De commissie beraadslaagt geldig indien er twee leden aanwezig zijn. Zij beslist eenparig.
  De in alinea 1 bedoelde vakorganisaties bezorgen de commissie, indien zij erom vraagt, de bewijsstukken die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bewuste alinea.
  De instellingen van openbaar nut waarvan de personeelsleden onderworpen zijn aan het bij dit besluit ingesteld stelsel, moeten de voorzitter van de commissie, indien hij erom vraagt, de lijst met de namen van hun personeel voorleggen.
  De leden van de commissie en desgevallend de personeelsleden die hen bijstaan, moeten het beroepsgeheim bewaren met betrekking tot de door de vakorganisaties gegeven inlichtingen.
  Een afgevaardigde van de betrokken vakorganisatie mag aanwezig zijn bij elke verificatie die haar aanbelangt.
  § 2. Een vakorganisatie waarvan door de commissie werd vastgesteld dat zij niet voldoet aan de bepalingen bedoeld in § 1, alinea 1, mag een nieuw onderzoek aanvragen indien zij meent sedert die vaststelling wel aan de gestelde voorwaarden te voldoen.
  Dit nieuw onderzoek kan ten vroegste gebeuren twee jaar na de jongste telling en uiterlijk twee jaar vóór het verstrijken van de termijn van zes jaar.
  Indien uit het nieuw onderzoek blijkt dat de vakorganisatie de gestelde voorwaarden vervult, dan krijgt zij onmiddellijk zitting in de comités waarvoor zij als representatief wordt beschouwd.

Art.10. (Zie NOTA'S onder TITEL) Het tellen van de bijdrageplichtige leden wordt vastgesteld op basis van de reglementering tot vaststelling van de voorwaarden met betrekking tot de toekenning van de vakbondspremie, met uitzondering van de onderstaande bepalingen :
  1° het referentiejaar is het jaar dat het jaar van de telling voorafgaat;
  2° het in aanmerking te nemen aantal is dat per 31 december van het referentiejaar;
  3° het minimumbedrag van de maandelijkse individuele bijdrage wordt vastgesteld op 0,85 % van de geïndexeerde gewaarborgde maandelijkse brutowedde op 1 juli van het jaar dat het referentiejaar voorafgaat;
  4° de bijdrage moet maandelijks, driemaandelijks of bij ontstentenis vooruit zijn betaald.

Art.11. (Zie NOTA'S onder TITEL) Onverminderd de prerogatieven die hun door dit besluit worden toegekend, mogen de representatieve vakorganisaties onder de door Ons vastgestelde voorwaarden :
  1° de prerogatieven van de erkende vakorganisaties uitoefenen;
  2° de vakbondsbijdragen innen in de lokalen, tijdens de diensturen;
  3° aanwezig zijn op de vergelijkende examens en op de examens die voor de personeelsleden worden georganiseerd onverminderd de prerogatieven van de examencommissie;
  4° vergaderingen organiseren in de lokalen.

HOOFDSTUK VI. - Erkenning.
Art.12. (Zie NOTA'S onder TITEL) De vakorganisaties van de personeelsleden op wie de bij dit besluit ingestelde regeling van toepassing is, worden erkend, behoudens in de gevallen door Ons bepaald, zodra zij zich bij de betrokken overheid kenbaar maken door het toezenden, bij een ter post aangetekende brief, van een afschrift van hun statuten en van de lijst van hun verantwoordelijke leiders.
  Zij blijven hun erkenning slechts behouden indien zij aan de betrokken overheid de wijzigingen mededelen die zij in hun statuten of in de lijst van hun verantwoordelijke leiders aanbrengen.

Art.13. (Zie NOTA'S onder TITEL) De erkende vakorganisaties mogen, onder de voorwaarden door Ons bepaald :
  1° stappen doen bij de overheid in het gemeenschappelijk belang van het personeel dat zij vertegenwoordigen of in het bijzonder belang van een personeelslid;
  2° een personeelslid dat zijn daden vóór de administratieve overheid moet rechtvaardigen, op zijn verzoek bijstaan;
  3° in de lokalen van de diensten berichten aanplakken;
  4° de algemene documentatie ontvangen betreffende het beheer van het personeel dat zij vertegenwoordigen.

HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Art.14. (Zie NOTA'S onder TITEL) De onderscheiden bepalingen van dit besluit worden door Ons in werking gesteld en toepasselijk verklaard op de data en volgens de regeling door Ons bepaald.

Art.15. (Zie NOTA'S onder TITEL) Onze Minister-Voorzitter van de Executieve van de Franse Gemeenschap, belast met de culturele aangelegenheden en buitenlandse betrekkingen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage 1. Regels inzake de werkwijze van de onderhandelingscomités. (Zie NOTA'S onder TITEL)
1. Het comité.
Art. 1N1. § 1. Een lid van de afvaardiging van de Executieve van de Franse Gemeenschap is voorzitter van het comité.
  § 2. De voorzitter bepaalt de agenda en de data van de vergaderingen; hij leidt de debatten en staat in voor de goede orde van de bijeenkomst.
  § 3. Elk lid van het comité en alle vakverenigingen vertegenwoordigd in het comité krijgen een exemplaar van de notulen.
  § 4. De door de bevoegde overheid genomen beslissingen in verband met onderwerpen die tot de bevoegdheid van het comité behoren, worden binnen een periode van één maand ter kennis van het comité gebracht.

Art. 2N1. _ Een door de voorzitter aangesteld personeelslid wordt belast met het secretariaat van het comité : hij maakt de notulen van de vergaderingen op, evenals het protocol dat uit de onderhandelingen voortvloeit.

2. De uitnodigingen.
Art. 3N1. § 1. Het comité wordt bijeengeroepen op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van één van de afvaardigingen van de representatieve vakorganisaties.
  § 2. Behoudens dringende gevallen worden de uitnodigingen uiterlijk acht dagen vóór de datum van de vergaderingen toegestuurd aan alle leden en aan de vakverenigingen die in het comité vertegenwoordigd zijn.
  Bij de uitnodigingen worden de agenda en de voor de bespreking vereist stukken gevoegd.

3. De deskundigen.
Art. 4N1. § 1. De diverse afvaardigingen kunnen zich laten vergezellen door evenveel deskundigen als er agendapunten zijn.
  § 2. De voorzitter dient vooraf van de aanwezigheid van die deskundigen in kennis te worden gesteld.
  § 3. Per afvaardiging mogen tegelijkertijd twee deskundigen de vergadering bijwonen.

4. De agenda.
Art. 5N1. § 1. Alleen de voorstellen die op de agenda zijn ingeschreven mogen door het comité worden besproken.
  § 2. De agenda wordt evenwel steeds afgesloten met een punt " diverse kwesties "; naar aanleiding daarvan kunnen de leden vragen stellen.

5. De vergaderingen.
Art. 6N1. § 1. De vergaderingen van het comité worden geopend en gesloten door de voorzitter.
  § 2. De voorzitter vergewist zich van de aanwezigheid van de leden en van de geldigheid van hun mandaten.

Art. 7N1. <BFG 1985-03-15/36, art. 61> Het Comité dient een protocol uit te werken waarin het besluit van de onderhandelingen is vervat, binnen een periode van twee maanden vanaf de dag waarop het punt voor het eerst op de agenda van een vergadering wordt ingeschreven. Die periode kan worden verlengd wanneer de aanwezige delegaties het erover eens zijn.
  Bij hoogdringendheid kan voormelde periode tot tien werkdagen worden beperkt, op verzoek van de afvaardiging van de Executieve.

Art. 8N1. § 1. De ontwerpen van notulen (...) worden overgemaakt aan alle leden van het comité. Zij beschikken over 10 werkdagen, vanaf de datum van verzending, om hun opmerkingen kenbaar te maken. Indien geen wijzigingen worden voorgesteld, dan worden de notulen (...) definitief goedgekeurd. <BFG 1985-03-15/36, art. 61>
  In tegengestelde gevallen, worden zij pas na goedkeuring tijdens de eerstvolgende vergadering definitief.
  § 2. (De voorzitter legt de ontwerpen van protocol voor akkoord aan de andere leden van de afvaardiging van de overheid voor, evenals aan de vakorganisaties binnen twee weken die volgen op het einde van de onderhandelingen.
  De leden van de afvaardiging van de overheid en de vakorganisaties beschikken over tien werkdagen, vanaf de verzending van het document bij een ter post aangetekend schrijven, om hun opmerkingen aan de voorzitter mede te delen; de postdatum geldt als bewijs van verzending.
  De voorzitter kan evenwel, op voorstel van een afvaardiging en nadat hij, binnen de voormelde termijn van tien dagen, de overige betrokken delegaties heeft gehoord, die termijn wijzigen.
  Zo geen enkele tekstwijziging wordt voorgesteld, wordt het ontwerp de definitieve tekst van het protocol. In het tegengestelde geval, worden de opmerkingen onderzocht tijdens een vergadering die plaats heeft binnen de maand die volgt op de voormelde termijn van tien dagen. Aan de hand van het onderzoek dat tijdens die vergadering gebeurt, maakt de voorzitter de definitieve tekst van het protocol op. Die tekst wordt door de afvaardigingen geparafeerd. De leden van de afvaardigingen en de vakorganisaties krijgen een afschrift van de definitieve tekst van het protocol toegestuurd. De voorzitter verzoekt de leden van de afvaardigingen en de vakorganisaties, die het protocol wensen te ondertekenen, zulks te doen binnen een termijn van dertig dagen.
  De voorzitter kan die termijn verlengen, nadat hij de betrokken vakorganisaties heeft gehoord.) <BFG 1985-03-15/36, art. 61>
  (§ 3. Zo een punt bij hoogdringendheid wordt onderzocht, kan de tekst van de notulen of van het protocol tijdens de vergadering worden opgesteld en goedgekeurd.) <BFG 1985-03-15/36, art. 61>

Art. 9N1. De volgorde van de te onderzoeken kwesties kan worden gewijzigd, met de instemming van de meerderheid van de afvaardigingen.

6. Notulen en protocollen.
Art. 10N1. § 1. De notulen omvatten een korte samenvatting van de besprekingen.
  § 2. Het protocol omvat de tekst met de eenparige instemming van alle partijen, ofwel hun respectieve standpunten.
  Een beknopte nota opgemaakt door één van de afvaardigingen kan eventueel bij het protocol worden gevoegd.

7. Documentatie.
Art. 11N1. Alle originele of gecopieerde dossiers worden ondergebracht in het archief van het secretariaat dat voor de bewaring instaat.
  Hetzelfde geldt voor alle desbetreffende documentatie.
  De leden kunnen er ter plaatse kennis van nemen.

8. Diverse bepalingen.
Art. 12N1. Over de gevallen die niet in dit reglement zijn bepaald wordt, in de mate van het mogelijke, onmiddellijk door het Comité beslist; de beslissingen worden voor goedkeuring aan de Executieve van de Franse Gemeenschap voorgelegd.
  Indien de voormelde aangelegenheden niet onmiddellijk kunnen worden geregeld, dan zal het Comité beraadslagen en een gemotiveerd voorstel voor goedkeuring bij de Executieve van de Franse Gemeenschap indienen.

Art. N2. Bijlage II. (opgeheven) <DFG 1997-07-14/30, art. 35, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art. N3. Bijlage III. (opgeheven) <DFG 1997-07-14/30, art. 35, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >