3 SEPTEMBER 1984. - Ministerieel besluit houdende de oprichting van een contactcommissie tussen de erkenningscommissie voor geneesheren-specialisten in klinische biologie en de commissie voor machtiging van de apothekers die bevoegd zijn om verstrekkingen te verrichten die tot de klinische biologie behoren.
Art. 1-4
Artikel 1. Er wordt een contactcommissie opgericht tussen de erkenningscommissie voor de geneesheren specialisten in klinische biologie en de commissie voor machtiging van de apothekers die bevoegd zijn om verstrekkingen te verrichten die tot de klinische biologie behoren.
De commissie wordt samengesteld uit een voorzitter, twee ondervoorzitters en acht leden benoemd door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.
Als leden worden aangesteld de voorzitter van iedere bevoegde erkenningscommissie en een lid van elke kamer van deze commissies behorend tot het universitair midden of niet-universitair naargelang het geval.
De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft duidt een secretaris aan onder de ambtenaren van het Departement van Volksgezondheid en Leefmilieu.
Art.2. De secretaris stuurt de uitnodigingen en stelt het verslag op van de vergaderingen waarvan hij minuten bijhoudt. Hij stuurt copie naar de leden na iedere vergadering.
Art.3. Alvorens een beslissing te treffen legt de Minister de besluiten van de erkenningscommissies voor klinische biologie van geneesheren en van apothekers voor advies over aan de contactcommissie, die de overeenstemming ervan met de wettelijke bepalingen in het kader van een harmonieuse toepassing onderzoekt.
De contactcommissie brengt haar advies uit binnen de twee maanden te rekenen vanaf het overleggen van de besluiten aan de Minister.
Art. 4. § 1. De contactcommissie zal ambtshalve aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, adviezen kunnen verstrekken die in het bijzonder betrekking hebben op de toelatingsvoorwaarden tot het beroep, de opleiding alsook op de modaliteiten die toelaten een parallellisme en een gelijkwaardigheid tussen de twee beroepen in te voeren.
§ 2. De commissie zal, binnen de twee maanden van een aanvraag gericht door de Minister, hem een aanbeveling en een uitvoerig advies geven over de materies die hij heeft willen voorleggen ter onderzoek en met betrekking tot dezelfde onderwerpen als deze beoogd in § 1.