18 JANUARI 1984. - Koninklijk besluit betreffende de informatie van de werknemers over de staat van hun prestaties wanneer het arbeidsstelsel georganiseerd is overeenkomstig de artikelen 20, § 2, 20bis en 26bis van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Art. 1-3, 3bis, 3ter, 4-6
Artikel 1. In geval van toepassing van een arbeidsstelsel gebaseerd op de artikelen 20, § 2, en 26bis van de Arbeidswet van 16 maart 1971, maakt de werkgever voor elke betrokken werknemer een staat op van zijn prestaties in verhouding met de dagelijkse en wekelijkse arbeidsduur die hij gehouden is te presteren.
Deze inlichtingen worden gegeven aan de werknemer bij elke definitieve betaling samen met de afrekening die bedoeld is in het artikel 15 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon van de werknemers.
Art.2. Wanneer het arbeidsstelsel geen overschrijding inhoudt van het werkrooster opgelegd door het arbeidsreglement, vermeldt de werkgever :
1° het aantal uren dat op het einde van de vorige betaalperiode gepresteerd werd boven of onder het gemiddelde bedoeld in het artikel 26bis, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971;
2° het aantal uren dat gepresteerd is in de loop van de betaalperiode;
3° het aantal uren dat op het einde van de betaalperiode gepresteerd werd boven of onder het gemiddelde bedoeld in artikel 26bis, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Art.3. Wanneer het arbeidsstelsel een overschrijding van het werkrooster opgelegd door het arbeidsreglement inhoudt, vermeldt de werkgever :
1° het aantal uren inhaalrust dat nog moest worden toegekend op het einde van de vorige betaalperiode;
2° het aantal gepresteerde uren per dag;
3° het aantal uren inhaalrust dat toegekend wordt per dag;
4° het aantal uren inhaalrust dat nog moet toegekend worden op het einde van de betaalperiode.
Deze inlichtingen worden elke dag vermeld en de werknemer kan er op elk ogenblik kennis van nemen.
Het bijhouden van deze staat is nochtans niet vereist wanneer de overschrijding van het werkrooster opgelegd door het arbeidsreglement enkel voortvloeit uit de toepassing van een arbeidsstelsel gebaseerd op artikel 22, 3°, van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Art. 3bis. <KB 1985-04-11/31, art. 2, 002> Bij toepassing van een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten krachtens artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, vermeldt de werkgever :
1° het aantal uren dat op het einde van de vorige betaalperiode gepresteerd werd boven of onder het gemiddelde bepaald krachtens artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971;
2° het aantal uren dat elke dag werd gepresteerd;
3° het aantal uren dat op het einde van de betaalperiode gepresteerd werd boven of onder het gemiddelde bepaald krachtens artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971.
De bepalingen van artikel 3, tweede lid, zijn van toepassing op de bij het 2° bedoelde inlichtingen.
Art. 3ter. <KB 1985-04-11/31, art. 3, 002> In afwijking op artikel 3, tweede lid, en op artikel 3bis, tweede lid, moet de werkgever die over een register of over geschikte apparaten beschikt, die het juiste uur registreren waarop de werknemer zijn arbeidsdag begint en eindigt en die de inlichtingen die zij bevatten ter beschikking houdt van de werknemers en ze bewaart overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, de inlichtingen bedoeld bij artikel 3, eerste lid, 2° en 3°, en bij artikel 3bis, 2°, niet dagelijks vermelden.
Art.4. De staten bedoeld in artikel 1 moeten worden bewaard overeenkomstig de modaliteiten voorzien in artikel 25 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1984.
Art. 6. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.