Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

9 FEBRUARI 1984. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de bijzondere uitvoeringsmaatregelen van de bepalingen betreffende de stage van jongeren in het onderwijs.



Inhoudstafel:


Art. 1-17
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976121707 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder de wet : de wet van 22 december 1977 betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978.

Art.2. Dit besluit is van toepassing :
  a) op de onderwijsinstellingen met volledig leerplan georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat, met uitzondering van het universitair onderwijs, en op de psycho-medisch-sociale centra georganiseerd of gesubsidieerd door de Staat;
  b) op de personen die houder zijn van een bekwaamheidsbewijs dat hen ertoe machtigt, overeenkomstig de reglementering die van kracht is in het Rijksonderwijs of in het gesubsidieerd onderwijs, een ambt uit te oefenen in de categorie van het onderwijzend personeel of van het opvoedend hulppersoneel, van het administratief personeel en van leden van het paramedisch personeel in de onderwijsinrichtingen;
  c) op de personen die houder zijn van een bekwaamheidsbewijs dat hen ertoe machtigt, overeenkomstig de reglementering die van kracht is in de psycho-medisch-sociale centra van de Staat of in de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, een ambt uit te oefenen in de categorie van het technisch personeel.

Art.3. Voor de toepassing van dit besluit op de instellingen, bedoeld in artikel 2, a), onderscheidt men drie besturen in de zin van artikel 49, § 1, van de wet. Elk van hen is samengesteld uit het geheel van de instellingen die onder de respectievelijke bevoegdheid vallen van de "Ministre de l'Education nationale" en van de Minister van Onderwijs, en die georganiseerd zijn door :
  1° de Staat;
  2° de gesubsidieerde officiële inrichtende machten;
  3° de gesubsidieerde vrije inrichtende machten.

Art.4. Onder beroepsactiviteit in de zin van artikel 48 van de wet verstaat men elke bezoldigde arbeid verricht na het einde van de studies.
  Worden echter niet geacht een beroepsactiviteit te hebben uitgeoefend, de personen die :
  a) een beroepsactiviteit van ten hoogste zes maanden hebben uitgeoefend; om de duur van de beroepsactiviteit vast te stellen in het onderwijs, of in de psycho-medisch-sociale centra, komen enkel in aanmerking de perioden van tijdelijk werk die een ononderbroken duur hebben ofwel van veertien weken in geval van voltijdse betrekking of van achtentwintig weken in geval van deeltijdse werkzaamheid gelijk aan of hoger dan een halftijdse betrekking;
  b) tijdens het voorgaande schooljaar een stage in het onderwijs volbracht hebben waarvan de duur gelijk is of minder dan zes maand;
  c) een beroepsopleiding genoten hebben door toedoen van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening na al dan niet een beroepsactiviteit uitgeoefend te hebben;
  d) seizoenarbeid verricht hebben;
  e) arbeidsprestaties hebben verricht in het kader van de tewerkstellingsovereenkomst van studenten, geregeld bij titel VI van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art.5. De stagiair wordt in overeenstemming met zijn bekwaamheidsbewijs toegevoegd aan een personeelslid dat ten minste dezelfde kwalificatie heeft of hetzelfde ambt bekleedt.
  Dit personeelslid moet :
  _ hetzij vastbenoemd zijn of toegelaten tot de stage in het Rijksonderwijs of in een psycho-medisch-sociaal centrum van de Staat;
  _ hetzij genieten van een benoeming gelijkgesteld met een vaste benoeming in het gesubsidieerd onderwijs of in een gesubsidieerd psycho-medisch-sociaal centrum.
  De stagiair mag geen betrekking bekleden bestaande op grond van de criteria geldend voor de categorie van het personeel waarin hij zijn stage volbrengt, met uitzondering van vervangingen van minder dan tien werkdagen.

Art.6. § 1. In het hoger onderwijs van het korte type zijn de voorwaarden voorzien in de artikelen 12, 16 en 17 van het koninklijk besluit van 22 april 1969 betreffende de bekwaamheidsbewijzen vereist van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel en van het paramedisch personeel der rijksinrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen, geen geldigheidsvoorwaarden voor de stage.
  § 2. In het secundair onderwijs zijn de voorwaarden voorzien in artikel 12 van het voornoemd koninklijk besluit van 22 april 1969 en in artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 juli 1975 geen geldigheidsvoorwaarden voor de stage.

Art.7. De kandidaat-stagiair is ertoe gehouden elk stageaanbod te aanvaarden dat hem gedaan wordt door :
  _ een officiële inrichtende macht indien hij in het bezit is van een basisdiploma uitgereikt door een officiële onderwijsinrichting;
  _ een vrije inrichtende macht indien hij in het bezit is van een basisdiploma uitgereikt door een vrije onderwijsinrichting.

Art.8. De stage wordt afgesloten voor een periode van maximum negen maanden begrepen in de periode gaande van 1 oktober tot 30 juni.
  Een stagiair onder de wapens geroepen of een stagiair in zwangerschapsverlof wordt vervangen door een andere stagiair waarvan het stagecontract beperkt wordt tot de duur van deze vervanging.

Art.9. De stagiairs zijn belast met een voltijdse, halftijdse of 4/5 voltijdse betrekking.
  Vanaf 1 december 1983 worden enkel stagiairs met een 4/5 voltijdse betrekking geëngageerd.
  De 4/5 voltijdse betrekking moet niet noodzakelijk in vier werkdagen worden uitgevoerd.

Art.10. § 1. Voor de deeltijdse stagiairs wordt de stagevergoeding bedoeld in artikel 53, § 1, van de wet, verminderd in evenredigheid met de duur van de gepresteerde diensten.
  § 2. Er wordt rekening gehouden met de stagevergoeding voor de berekening van de vergoedingen, bijdragen en premies in het kader van de sociale zekerheid en de sociale verzekeringen, zoals zij bedoeld zijn in artikel 53, § 3 van de wet.
  Nochtans wordt er voor de berekening van de prestaties, in het kader van de ziekteverzekering-invaliditeit (sectie vergoedingen) van de arbeidsongevallen en beroepsziekten, rekening gehouden met de bezoldiging dienend voor de vaststelling van de stagevergoeding.

Art.11. § 1. Wat het Rijksonderwijs en de psycho-medisch-sociale centra van de Staat betreft, kiest de Minister onder de jongeren die een stage wensen door te maken en die beantwoorden aan de toelatingsvoorwaarden, de persoon die het best beantwoordt aan de noden van de inrichting waar de stage volbracht wordt.
  § 2. Wat het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra betreft, laat de Minister van Onderwijs de aanwerving van een stagiair toe. De vertegenwoordiger van de gesubsidieerde inrichtende macht kiest onder de jongeren die een stage wensen door te maken en die beantwoorden aan de toelatingsvoorwaarden, de persoon die het best beantwoordt aan de noden van de instelling waar de stage volbracht wordt.

Art.12. Het aantal voltijdse betrekkingen te verdelen wordt op een jaarlijkse basis vastgesteld van 1,5 pct. van het personeelsbestand van de in artikel 3 bedoelde administraties, berekend in volledige dienstprestaties op 30 juni van het voorgaande schooljaar.

Art.13. De schriftelijke overeenkomst ten laatste bij het begin van de stage tussen één van de overheden bedoeld in artikel 11 of door hen gemandateerde en de stagiair gesloten, is conform aan bijgevoegd model. Met het oog op controle op het aantal aangeworven stagiairs, moet een kopij van het contract binnen de drie werkdagen, te tellen vanaf het begin van de stage, gestuurd worden naar de Minister van Onderwijs en naar de directeur van de subregionale tewerkstellingsdienst.

Art.14. § 1. Vanaf het in werking treden van dit besluit zal elk lopend en eventueel hernieuwbaar stagecontract, enkel hernieuwd kunnen worden in het kader van een 4/5 voltijdse betrekking; het zal onvermijdelijk eindigen op 30 juni 1984.
  § 2. In afwijking van artikel 52, § 2, van de wet, kan de Minister van Onderwijs elke hernieuwde en op 1 september 1983 lopende stage verlengen in het kader van een 4/5 voltijdse betrekking tot 30 juni 1984, wat ook de vorige duur van de stage moge geweest zijn.

Art.15. Het koninklijk besluit van 17 december 1976 houdende vaststelling van de bijzondere uitvoeringsmaatregelen op het onderwijs, van de wet van 30 maart 1976 betreffende de economische herstelmaatregelen, wordt opgeheven.
  Nochtans blijft het, behalve voor wat in artikel 14 vermeld wordt, van kracht op de stages die aan de gang zijn op het ogenblik dat dit besluit in werking treedt en tot aan het einde van deze stages.

Art.16. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1983.

Art.17. Onze Ministers van Onderwijs en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. _ Stagecontract voor vier vijfden van een voltijds ambt.
  <Niet opgenomen. Zie B.St. 20-3-1984, p. 3523-3524>