8 JUNI 1983. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het minimumbedrag van de middelen van bestaan waarover een vreemdeling die in België wenst te studeren, moet beschikken(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-10-2021 en tekstbijwerking tot 19-10-2021)
Art. 1-3
2000000466 2001000786 2002000492 2003000537 2004000345 2005015099 2006000507 2007000617 2008000708 2009000436 2010000362 2011000571 2012000379 2013000394 2014000476 2016000404 2017012523 2018012727 2019013206 2021022219 2021042031
Artikel 1.Afgezien van het aanvullend inschrijvingsgeld of schoolgeld dat overeenkomstig de geldende reglementering van hem kan worden vereist, dient de vreeemdeling die in België wenst te studeren bij toepassing van [1 titel II, hoofdstuk III,]1 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, vanaf het school- of academiejaar 1983-1984, te beschikken over middelen van bestaan waarvan het minimumbedrag op [1 300 EUR]1 per maand is vastgesteld.
----------
(1)<KB 2021-10-13/01, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
Art.2.Het bedrag bepaald in artikel 1 komt overeen met het indexcijfer 175.02.
Vanaf het school- of academiejaar 1984-1985 zal dit bedrag jaarlijks worden aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de voorafgaande maand [1 januari]1. Het bekomen resultaat wordt naar boven [1 tot op de euro]1 afgerond. (Nota: zie uitvoering beslsuit).
----------
(1)<KB 2021-10-13/01, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 19-10-2021>
Art. 3. Onze Ministers van Onderwijs en Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.