13 DECEMBER 1982. - Koninklijk besluit nr. 110 waarbij het begrotingsevenwicht wordt opgelegd aan de provincies, aan de gemeenten en aan de agglomeraties en federaties van gemeenten.
Art. 1-4
Artikel 1. De begroting van de uitgaven en de inkomsten van de provincies, de gemeenten, de agglomeraties en federaties van gemeenten mag, ten laatste te rekenen vanaf het begrotingsjaar 1988, in geen enkel geval, een deficitair saldo op de gewone of de buitengewone dienst, noch een fictief evenwicht of een fictief batig saldo, vertonen.
Art.2. <KB145 1982-12-3078, art 1> De in artikel 1 bedoelde publiekrechtelijke rechtspersonen die, te rekenen vanaf het dienstjaar 1984, in gebreke blijven om een sluitende begroting in de zin van artikel 1 in te dienen :
1° mogen op hun personeelsleden, met inbegrip van degenen die functies uitoefenen welke inherent zijn aan de bijzondere werkzaamheden van die publiekrechtelijke rechtspersonen, de bezoldigingsregeling en de weddeschalen van het personeel der ministeries toepassen;
2° mogen, vanaf 1 oktober 1984, aan de leden van hun onderwijzend personeel slechts de wedde toekennen waarop de betrokkenen rekening houdend met hun bekwaamheidsgetuigschriften, recht zouden hebben indien zij lid waren van het personeel van het Rijksonderwijs, alleen vermeerderd met de vergoedingen en toelagen die in het Rijksonderwijs worden toegekend;
3° mogen van 1 oktober 1983 tot uiterlijk 1 oktober 1986, personeelsleden in overtal ten opzichte van de nationale reglementering inzake schoolbevolkingsnormen niet meer tijdelijk of definitief vervangen wanneer die personeelsleden definitief hun ambt hebben neergelegd.
Dezelfde publiekrechtelijke rechtspersonen die, te rekenen vanaf het dienstjaar 1985, in gebreke blijven om een sluitende begroting in de zin van artikel 1 in te dienen, mogen, vanaf 1 oktober 1986, de aan de hoedanigheid van lid van het onderwijzend personeel verbonden bezoldiging niet meer toekennen aan een personeelslid in overtal ten opzichte van de nationale reglementering inzake schoolbevolkingsnormen, evenmin als aan een personeelslid dat niet in het bezit is van de vereiste of van de als voldoende geachte getuigschriften.
Art.3. <Opgeheven, voor het Vlaamse Gewest bij, DVR 1995-02-22/30, art. 25 3°, Inwerkingtreding : 01-04-1995> <Opgeheven, voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, bij ORD 1998-05-14/34, art. 19, 7°, Inwerkingtreding : 01-09-1998>
Indien de provincie, de gemeente, de agglomeratie of de federatie van gemeenten geen begroting zoals bedoeld in artikel 1 voorlegt, kan de overheid belast met het administratieve toezicht inzake begroting elke noodzakelijke maatregel nemen om de uitgaven te verminderen en de ontvangsten te verhogen.
Art. 4. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt is belast met de uitvoering van dit besluit.