14 APRIL 1981. _ Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten inzake de uitbetaling van de voorschotten op het aandeel van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn dat aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Waalse Gewest toegekend wordt.
Art. 1-5
Artikel 1. Aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Waalse Gewest worden, in afwachting van de vaststelling van hun aandeel in het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn bedoeld in artikel 105 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij artikel 47 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, drie kwartaal voorschotten toegestaan.
Die voorschotten worden respectievelijk in de loop van het 1e, 2e en 3e kwartaal van ieder jaar uitgekeerd. Zij zijn voor elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gelijk aan 25 pct. van het aandeel in het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn dat voor het voorgaande of het voorlaatste jaar werd toegekend.
Het bedrag van de voorschotten komt in mindering van het aandeel in het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn dat voor het lopende jaar aan elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt toegekend.
Art.2. Is het totaal bedrag van de aan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gestorte voorschotten hoger dan het aan dit centrum toevallend aandeel in het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn, dan wordt het verschil verhaald door de (Gemeentekrediet-bank) die de voor het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn geopende rekening daarvoor debiteert. <W 1991-06-17/30, Art. 271, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.3. De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de vereffening van de bedragen die aan elk openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn toekomen.
Deze bedragen worden rechtstreeks gestort aan de (Gemeentekrediet-bank) voor boeking op de rekening van het betrokken openbaar centrum. <W 1991-06-17/30, Art. 271, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1981.
Art. 5. Onze Minister van de Franse Gemeenschap is belast met de uitvoering van dit besluit.