Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 FEBRUARI 1981. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders en tot bepaling, voor de handarbeiders en ermee gelijkgestelden die verzekeringsplichtig zijn ten opzichte van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, van het fictief loon voor de inactiviteitsdagen die met werkelijke arbeidsdagen worden gelijkgesteld door de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.



Inhoudstafel:

Beginsel.
Art. 1
Berekeningswijze.
Art. 2
Afwijkingsclausule
Art. 3
Bijzondere bepaling.
Art. 4
Inwerkingtreding.
Art. 5-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Beginsel.
Artikel 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 3 is het fictief dagloon voor de inactiviteitsdagen die volgens de wetgeving betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers met werkelijke arbeidsdagen worden gelijkgesteld, voor de handarbeider of voor de ermee gelijkgestelde die verzekeringsplichtig is ten opzichte van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, gelijk aan 80 pct. van zijn overeenkomstig artikel 2 vastgestelde gemiddelde dagloon, zonder evenwel 1 000 F of 800 F te mogen overschrijden naargelang de werknemer al dan niet de leeftijd bereikt heeft van minstens 18 jaar op 31 december van het vakantiedienstjaar.

Berekeningswijze.
Art.2. Het gemiddeld dagloon van de werknemer is gelijk aan het quotiënt van de deling met als deeltal 100/108 van het totaal der bezoldigingen van het vakantiedienstjaar die als basis hebben gediend voor de berekening van de bijdrage, die voor de samenstelling van het vakantiegeld verschuldigd was door de laatste werkgever die hem tewerkstelde voor de tot gelijkstelling aanleiding gevende gebeurtenis, en, met als deler het aantal bezoldigde dagen, door deze werkgever aangegeven over hetzelfde dienstjaar in toepassing van de wetgeving op de sociale zekerheid der werknemers.
  Wat evenwel de werknemer betreft, die van een vakantiefonds afhangt, waar de tewerkstellingsperioden bij verschillende werkgevers voor de toekenning van het vakantiegeld, getotaliseerd worden, is het gemiddeld dagloon gelijk aan het quotiënt van de deling van 100/108 van het totaal van de bezoldigingen over het vakantiedienstjaar, aangegeven door deze werkgevers, die als basis hebben gediend voor de berekening van de voor de samenstelling van het vakantiegeld verschuldigde bijdrage, door de som van de bezoldigde dagen over hetzelfde dienstjaar, die getotaliseerd werden.

Afwijkingsclausule
Art.3. Indien bij ontstentenis van bezoldigde dagen, het gemiddeld dagloon niet overeenkomstig artikel 2 kan worden vastgesteld, wordt het vakantiegeld van de werknemer voor de gelijkgestelde dagen, berekend op basis van een als volgt vastgestelde forfaitaire bezoldiging :
  1° andere werknemers dan die bedoeld onder 2° :
  a) werknemers van 18 jaar of meer op 31 december van het vakantiedienstjaar : 885 F;
  b) werknemers van minder dan 18 jaar op 31 december van het vakantiedienstjaar : 640 F.
  2° leerlingen wier leerovereenkomst of gecontroleerde leerverbintenis overeenkomstig de reglementering betreffende de voortdurende opleiding in de middenstand werd erkend en leerlingen wier leerovereenkomst onder het toezicht van het Paritair Comité voor de diamantnijverheid en -handel werd afgesloten : 320 F.

Bijzondere bepaling.
Art.4. Artikel 28, 1°, van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "....."

Inwerkingtreding.
Art.5. Dit besluit is voor de eerste maal van toepassing voor de berekening van het vakantiegeld van het vakantiejaar 1981.

Art. 6. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.