10 MAART 1980. - Wet betreffende het verlenen van de eretitel van hun ambt aan de burgemeesters, aan de schepenen en aan de voorzitters van de raden van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of van de gewezen commissies van openbare onderstand. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR2005-07-15/51, art. 303, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007) (NOTA : opgeheven voor het Brusselse Gewest voor wat betreft het verlenen van de eretitel aan de burgemeester, de schepenen en de gemeenteraadsleden bij ORD2020-07-17/22, art. 95, 008; Inwerkingtreding : 09-08-2020) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-03-2000 en tekstbijwerking tot 30-07-2020)
Art. 1
Art. 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 1 Vlaams Gewest
Art. 2-4
Art. 4 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 5
Art. 5 Vlaams Gewest
Art. 5bis
Art. 5bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 5bis Vlaams Gewest
Art. 6
Art. 6 Vlaams Gewest
Artikel 1.Een aftredend burgemeester die zijn ambt gedurende ten minste tien jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, kan de Koning verzoeken hem de eretitel van zijn ambt te verlenen.
(Evenzo kan een aftredend burgemeester die zijn ambt gedurende ten minste zes jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, de Koning verzoeken hem de eretitel van zijn ambt te verlenen, op voorwaarde dat hij voor zijn ambt, in dezelfde gemeente gedurende ten minste zes jaar een schepenambt of twaalf jaar een mandaat van Gemeenteraadslid bekleed heeft.
Voor de berekening van die termijnen wordt rekening gehouden met de tijdspanne tijdens welke de bestendige Deputatie de Gemeenteraadsverkiezingen hetzij heeft vernietigd overeenkomstig artikel 75 van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 ingeval de Raad van State die beslissing teniet heeft gedaan, hetzij heeft opgeschort overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van de wet van 7 juli 1994 die de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt.) <gewijzigd bij W 2000-02-10/48, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 08-04-2000>
Het verzoek kan met instemming van de betrokkene ook door de gemeenteraad worden ingediend.
(De uitoefening van een ambt in een gemeente die later samengevoegd wordt met andere gemeenten of daaraan wordt aangehecht, wordt beschouwd als een ambt uitgeoefend in de gemeente die de samengevoegde of aangehechte gemeenten bevat.) <W 2001-07-04/63, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 06-10-2001>
Art.1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Een aftredend burgemeester die zijn ambt gedurende ten minste tien jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, kan de Koning verzoeken hem de eretitel van zijn ambt te verlenen. (Evenzo kan een aftredend burgemeester die zijn ambt gedurende ten minste zes jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, de Koning verzoeken hem de eretitel van zijn ambt te verlenen, op voorwaarde dat hij voor zijn ambt, in dezelfde gemeente gedurende ten minste zes jaar een schepenambt of twaalf jaar een mandaat van Gemeenteraadslid bekleed heeft. Voor de berekening van die termijnen wordt rekening gehouden met de tijdspanne tijdens welke de bestendige Deputatie de Gemeenteraadsverkiezingen hetzij heeft vernietigd overeenkomstig artikel 75 van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 ingeval de Raad van State die beslissing teniet heeft gedaan, hetzij heeft opgeschort overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van de wet van 7 juli 1994 die de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt.) <gewijzigd bij W 2000-02-10/48, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 08-04-2000> (Voor de berekening van die termijn wordt eveneens rekening gehouden met het mandaatjaar waarvan de duur elf maanden bedraagt, begrepen tussen de 1 januari 2006 en de datum van de installatie van de nieuwe gemeenteraden die uit de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006 zijn voortgekomen. In dit opzicht wordt dat jaar als een volledig jaar beschouwd.) <ORD 2007-07-19/73, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 03-09-2007> Het verzoek kan met instemming van de betrokkene ook door de gemeenteraad worden ingediend. (De uitoefening van een ambt in een gemeente die later samengevoegd wordt met andere gemeenten of daaraan wordt aangehecht, wordt beschouwd als een ambt uitgeoefend in de gemeente die de samengevoegde of aangehechte gemeenten bevat.) <W 2001-07-04/63, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 06-10-2001>
Art.1_VLAAMS_GEWEST. Een aftredend burgemeester die zijn ambt gedurende ten minste tien jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, kan de Koning verzoeken hem de eretitel van zijn ambt te verlenen. (Evenzo kan een aftredende burgemeester, die zijn ambt gedurende ten minste zes jaar in eenzelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, de Vlaamse regering verzoeken hem de eretitel van zijn ambt te verlenen, op voorwaarde dat hij in dezelfde gemeente aansluitend aan zijn ambt, ofwel ervoor en/of erna ten minste zes jaar een schepenambt bekleed heeft, ofwel ervoor en/of erna ten minste twaalf jaar een mandaat als gemeenteraadslid bekleed heeft.) <DVR 2004-03-26/39, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 22-05-2004> (Voor de berekening van die termijnen wordt rekening gehouden met de tijdspanne tijdens welke de bestendige Deputatie de Gemeenteraadsverkiezingen hetzij heeft vernietigd overeenkomstig artikel 75 van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 ingeval de Raad van State die beslissing teniet heeft gedaan, hetzij heeft opgeschort overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van de wet van 7 juli 1994 die de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt.) <gewijzigd bij W 2000-02-10/48, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 08-04-2000> Het verzoek kan met instemming van de betrokkene ook door de gemeenteraad worden ingediend. (De uitoefening van een ambt in een gemeente die later samengevoegd wordt met andere gemeenten of daaraan wordt aangehecht, wordt beschouwd als een ambt uitgeoefend in de gemeente die de samengevoegde of aangehechte gemeenten bevat.) <W 2001-07-04/63, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 06-10-2001>
Art.2. Evenzo kan, op zijn verzoek, tot het voeren van de eretitel van zijn ambt worden gemachtigd de burgemeester die ten gevolge van een samenvoeging, aanhechting of wijziging van de grenzen van gemeenten is afgetreden, voor zover hij gedurende ten minste tien jaar, waarvan ten minste vijf als burgemeester, lid geweest is van het college van burgemeester en schepenen van een zelfde gemeente.
Het verzoek kan met instemming van de betrokkene ook door de gemeenteraad worden ingediend.
Art.3. De burgemeester van een gemeente die uit samenvoeging of uit aanhechting van gemeenten ontstaan is, kan de jaren ambtsuitoefening als burgemeester van een der samengevoegde of aangehechte gemeenten in aanmerking doen nemen voor het berekenen van de in artikel 1 bepaalde anciënniteit.
In geval van wijziging van de grenzen van een gemeente, kan de burgemeester van de gemeente waaraan het overgegane deel van het grondgebied is aangehecht, de jaren ambtsuitoefening als burgemeester in de gemeente waartoe dat deel van het grondgebied behoorde, in aanmerking doen nemen voor het berekenen van de in artikel 1 bepaalde anciënniteit.
Art.4.Een aftredend schepen van een al dan niet samengevoegde gemeente kan door de gemeenteraad tot het voeren van de eretitel van zijn ambt worden gemachtigd onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 1, 2 en 3 van deze wet.
(Evenzo kan een aftredend schepen die zijn ambt gedurende ten minste zes jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, door de Gemeenteraad gemachtigd worden de eretitel van zijn ambt te voeren, op voorwaarde dat hij voorafgaandelijk gedurende ten minste twaalf jaar in dezelfde gemeente een mandaat van Gemeenteraadslid heeft bekleed.
Voor de berekening van die termijnen wordt rekening gehouden met de tijdspanne tijdens welke de bestendige Deputatie de Gemeenteraadsverkiezingen hetzij heeft vernietigd overeenkomstig artikel 75 van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 ingeval de Raad van State die beslissing teniet heeft gedaan, hetzij heeft opgeschort overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van de wet van 7 juli 1994 die de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt.) <gewijzigd bij W 2000-02-10/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-03-2000>
De titel van ereschepen van een ingevolge samenvoeging afgeschafte gemeente kan alsnog worden verleend door de raad van de nieuwe entiteit; die van ereschepen van een aangehechte gemeente door de gemeenteraad van de gemeente die heeft aangehecht.
Buiten de anciënniteit die de betrokken mandatarissen hebben verkregen als schepen, kunnen zij ook de daaraan voorafgaande jaren doen gelden gedurende welke zij een mandaat van burgemeester of voorzitter van de Commissie van Openbare Onderstand of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn zouden hebben uitgeoefend.
Art.4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Een aftredend schepen van een al dan niet samengevoegde gemeente kan door de gemeenteraad tot het voeren van de eretitel van zijn ambt worden gemachtigd onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 1, 2 en 3 van deze wet. (Evenzo kan een aftredend schepen die zijn ambt gedurende ten minste zes jaar in een zelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, door de Gemeenteraad gemachtigd worden de eretitel van zijn ambt te voeren, op voorwaarde dat hij voorafgaandelijk gedurende ten minste twaalf jaar in dezelfde gemeente een mandaat van Gemeenteraadslid heeft bekleed. Voor de berekening van die termijnen wordt rekening gehouden met de tijdspanne tijdens welke de bestendige Deputatie de Gemeenteraadsverkiezingen hetzij heeft vernietigd overeenkomstig artikel 75 van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 ingeval de Raad van State die beslissing teniet heeft gedaan, hetzij heeft opgeschort overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van de wet van 7 juli 1994 die de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt.) <gewijzigd bij W 2000-02-10/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-03-2000> (Voor de berekening van die termijn wordt eveneens rekening gehouden met het mandaatjaar waarvan de duur elf maanden bedraagt, begrepen tussen de 1e januari 2006 en de datum van de installatie van de nieuwe gemeenteraden die uit de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006 zijn voortgekomen. In dit opzicht wordt dat jaar als een volledig jaar beschouwd.) <ORD 2007-07-19/73, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 03-09-2007> De titel van ereschepen van een ingevolge samenvoeging afgeschafte gemeente kan alsnog worden verleend door de raad van de nieuwe entiteit; die van ereschepen van een aangehechte gemeente door de gemeenteraad van de gemeente die heeft aangehecht. Buiten de anciënniteit die de betrokken mandatarissen hebben verkregen als schepen, kunnen zij ook de daaraan voorafgaande jaren doen gelden gedurende welke zij een mandaat van burgemeester of voorzitter van de Commissie van Openbare Onderstand of het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn zouden hebben uitgeoefend.
Art.4_VLAAMS_GEWEST. Een aftredend schepen van een al dan niet samengevoegde gemeente kan door de gemeenteraad tot het voeren van de eretitel van zijn ambt worden gemachtigd onder de voorwaarden bepaald in de artikelen 1, 2 en 3 van deze wet. (Evenzo kan een aftredende schepen, die zijn ambt gedurende ten minste zes jaar in eenzelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, door de gemeenteraad gemachtigd worden de eretitel van zijn ambt te voeren, op voorwaarde dat hij in dezelfde gemeente aansluitend aan zijn ambt, ofwel ervoor en/of erna ten minste twaalf jaar een mandaat als gemeenteraadslid bekleed heeft.) <DVR 2004-03-26/39, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 22-05-2004> (Voor de berekening van die termijnen wordt rekening gehouden met de tijdspanne tijdens welke de bestendige Deputatie de Gemeenteraadsverkiezingen hetzij heeft vernietigd overeenkomstig artikel 75 van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 ingeval de Raad van State die beslissing teniet heeft gedaan, hetzij heeft opgeschort overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van de wet van 7 juli 1994 die de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt.) <gewijzigd bij W 2000-02-10/49, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 29-03-2000> De titel van ereschepen van een ingevolge samenvoeging afgeschafte gemeente kan alsnog worden verleend door de raad van de nieuwe entiteit; die van ereschepen van een aangehechte gemeente door de gemeenteraad van de gemeente die heeft aangehecht. (Buiten de anciënniteit die de betrokken mandatarissen hebben verkregen als schepen, kunnen zij ook de daaraan aansluitende jaren doen gelden gedurende welke zij, voor of na hun ambt als schepen, in dezelfde gemeente een mandaat van burgemeester zouden hebben uitgeoefend of van voorzitter van de commissie van openbare onderstand of van voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.) <DVR 2004-03-26/39, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 22-05-2004>
Art.5.De bepalingen van de artikelen 3 en 4 van deze wet kunnen door de raad voor maatschappelijk welzijn worden toegepast ten opzichte van zijn aftredende voorzitter, alsmede ten opzichte van de gewezen voorzitter of voorzitters van de commissie of commissies van openbare onderstand, die het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vervangt.
Buiten de anciënniteit die de betrokken mandatarissen hebben verkregen als voorzitter, kunnen zij ook de daaraan voorafgaande jaren doen gelden gedurende welke zij een mandaat van burgemeester of van schepen zouden hebben uitgeoefend in een van de gemeenten of gedeelten van gemeenten bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze wet.
Art.5_VLAAMS_GEWEST. De bepalingen van de artikelen 3 en 4 van deze wet kunnen door de raad voor maatschappelijk welzijn worden toegepast ten opzichte van zijn aftredende voorzitter, alsmede ten opzichte van de gewezen voorzitter of voorzitters van de commissie of commissies van openbare onderstand, die het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn vervangt. (Evenzo kan een aftredende voorzitter, die zijn ambt gedurende ten minste zes jaar in dezelfde gemeente heeft uitgeoefend en wiens gedrag onberispelijk is geweest, door de raad voor maatschappelijk welzijn gemachtigd worden de eretitel van zijn ambt te voeren, op voorwaarde dat hij in dezelfde gemeente aansluitend aan zijn ambt, ofwel ervoor en/of erna ten minste twaalf jaar een mandaat als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn bekleed heeft.) <DVR 2004-03-26/39, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 22-05-2004> (Buiten de anciënniteit die de betrokken mandatarissen hebben verkregen als voorzitter, kunnen zij ook de daaraan aansluitende jaren doen gelden gedurende welke zij, voor of na hun ambt als voorzitter, in dezelfde gemeente of gedeelten van gemeenten, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze wet, een mandaat van burgemeester of van schepen zouden hebben uitgeoefend.) <DVR 2004-03-26/39, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 22-05-2004>
Art. 5bis.<Ingevoegd door W 2001-07-04/63, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 06-10-2001> Een aftredend gemeenteraadslid of een aftredend OCMW-raadslid dat gedurende ten minste achttien jaar in dezelfde gemeenteraad of OCMW-raad zitting heeft gehad en wiens gedrag onberispelijk is geweest, kan door de gemeenteraad of de OCMW-raad tot het voeren van de eretitel van zijn mandaat worden gemachtigd.
Voor wat gemeenteraadsleden betreft wordt voor de berekening van die termijn rekening gehouden met de tijdspanne tijdens welke de bestendige deputatie de gemeenteraadsverkiezingen hetzij heeft vernietigd overeenkomstig artikel 75 van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 ingeval de Raad van State die beslissing heeft teniet gedaan, hetzij heeft opgeschort overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van de wet van 7 juli 1994 die de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt.
Art.5bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. <Ingevoegd door W 2001-07-04/63, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 06-10-2001> Een aftredend gemeenteraadslid of een aftredend OCMW-raadslid dat gedurende ten minste achttien jaar in dezelfde gemeenteraad of OCMW-raad zitting heeft gehad en wiens gedrag onberispelijk is geweest, kan door de gemeenteraad of de OCMW-raad tot het voeren van de eretitel van zijn mandaat worden gemachtigd. Voor wat gemeenteraadsleden betreft wordt voor de berekening van die termijn rekening gehouden met de tijdspanne tijdens welke de bestendige deputatie de gemeenteraadsverkiezingen hetzij heeft vernietigd overeenkomstig artikel 75 van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 ingeval de Raad van State die beslissing heeft teniet gedaan, hetzij heeft opgeschort overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van de wet van 7 juli 1994 die de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt. (Wat de gemeenteraadsleden betreft, wordt voor de berekening van die termijn, eveneens rekening gehouden met het mandaatjaar waarvan de duur elf maanden bedraagt, begrepen tussen de 1ste januari 2006 en de datum van de installatie van de nieuwe gemeenteraden die uit de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2006 zijn voortgekomen. In dit opzicht wordt dat jaar als een volledig jaar beschouwd.) <ORD 2007-07-19/73, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 03-09-2007>
Art.5bis_VLAAMS_GEWEST. <Ingevoegd door W 2001-07-04/63, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 06-10-2001> (Een aftredend gemeenteraadslid of een aftredend lid van de raad voor maatschappelijk welzijn, dat gedurende ten minste achttien jaar in dezelfde gemeenteraad of raad voor maatschappelijk welzijn zitting heeft gehad en wiens gedrag onberispelijk is geweest, kan door de gemeenteraad of de raad voor maatschappelijk welzijn tot het voeren van de eretitel van zijn mandaat worden gemachtigd.) <DVR 2004-03-26/39, art.5, 006; Inwerkingtreding : 22-05-2004> Voor wat gemeenteraadsleden betreft wordt voor de berekening van die termijn rekening gehouden met de tijdspanne tijdens welke de bestendige deputatie de gemeenteraadsverkiezingen hetzij heeft vernietigd overeenkomstig artikel 75 van de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 ingeval de Raad van State die beslissing heeft teniet gedaan, hetzij heeft opgeschort overeenkomstig de wettelijke bepalingen die van toepassing waren voor de inwerkingtreding van de wet van 7 juli 1994 die de gemeentekieswet van 4 augustus 1932 wijzigt.
Art.6.De eretitel van het ambt van burgemeester, schepen of voorzitter van de C.O.O. of het O.C.M.W. (of van het mandaat van gemeente- of OCMW-raadslid) mag niet worden gevoerd: <W 2001-07-04/63, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 06-10-2001>
1. gedurende de tijd dat een van deze mandaten werkelijk wordt uitgeoefend;
2. door een lid van een gemeenteraad of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
3. door een door een gemeente of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bezoldigde persoon.
Art. 6_VLAAMS_GEWEST. De eretitel van het ambt van burgemeester, schepen of voorzitter van de C.O.O. of het O.C.M.W. (of van het mandaat van gemeente- (of lid van de raad voor maatschappelijk welzijn) ) mag niet worden gevoerd: <W 2001-07-04/63, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 06-10-2001> <DVR 2004-03-26/39, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 22-05-2004> 1. gedurende de tijd dat een van deze mandaten werkelijk wordt uitgeoefend; 2. door een lid van een gemeenteraad of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn; 3. door een door een gemeente of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn bezoldigde persoon.