1 AUGUSTUS 1979. - Wet betreffende diensten bij een vreemde leger- of troepenmacht die zich op het grondgebied van een vreemde Staat bevindt. - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-08-1979 en tekstbijwerking tot 23-06-2003.)
Art. 1-7
Artikel 1. <W 2003-04-22/54, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 03-07-2003> Buiten de militaire technische bijstand welke een Staat aan een vreemde Staat verleent, en onverminderd de internationale verplichtingen van een Staat of zijn deelneming aan internationale politieoperaties waartoe besloten wordt door publiekrechtelijke instellingen waarvan de Staat lid is, worden de aanwerving van personen ten behoeve van vreemde legers of troepen die zich op het grondgebied van een vreemde Staat bevinden, en alle handelingen die zodanige aanwerving kunnen uitlokken of vergemakkelijken, gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar.
Er is evenwel geen sprake van een strafbaar feit ingeval :
1° van de aanwerving door een Staat van zijn eigen onderdanen; of
2° van de aanwerving door een Staat, op zijn grondgebied, van een vreemdeling als regelmatig lid van de strijdkrachten van die Staat, voorzover hij niet later wordt ingezet, buiten het grondgebied van die Staat, op een andere wijze dan in het kader van militaire technische bijstand die een Staat aan een andere Staat verleent en onverminderd de internationale verplichtingen van die Staat of zijn deelneming aan internationale politieoperaties waartoe besloten wordt door publiek rechterlijke instellingen waarvan het lid is; onverminderd de toepassing van de artikelen 135quater en 135quinquies van het Strafwetboek.
Art.2. <W 2003-04-22/54, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 03-07-2003> De dienstneming, het vertrek of de doorreis van personen met het oog op dienst bij een vreemde leger of troepenmacht die zich op het grondgebied van een vreemde Staat bevindt wordt, in de gevallen bepaald in een met redenen omkleed en in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit, gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar.
Er is evenwel geen sprake van een strafbaar feit ingeval de aangeworven persoon een persoon is als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van deze wet.
Art.3. <W 2003-04-22/54, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 03-07-2003> De poging tot inbreuk bedoeld in artikel 1 of in de besluiten genomen houdende toepassing van artikel 2 wordt gestraft met de straf welke geldt voor de gepleegde inbreuk.
Art.4. <W 2003-04-22/54, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 03-07-2003> Al de bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven bedoeld in deze wet.
Art.5. De correctionele rechtbanken nemen van deze misdrijven kennis, behoudens toepassing van de wet van 15 juni 1899, houdende titel I van het Wetboek van militaire strafrechtspleging en van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming.
Art.6. <Wijzigingsbepaling van art. 135quater SW>
Art. 7. Artikel 135ter van het Strafwetboek en het besluit van de Souvereine Vorst van 9 februari 1815 dat ronseling met opsluiting straft, zijn opgeheven.