15 DECEMBER 1978. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de in hoofde van de rechthebbenden op een werknemerspensioen toegelaten beroepsbezigheid.
Art. 1-5
Artikel 1. <wijzigingsbepaling>
Art.2. Voor de toepassing van de artikelen 10 en 25 van het koninklijk besluit nr 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, wordt toegelaten zonder verklaring:a) de uitoefening, tot het verstrijkt van een politiek mandaat of van een mandaat van voorzitter of van lid van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn dat loopt op 1 april 1979;b) de uitoefening, tot het verstrijkt van een op 1 april 1979 lopend mandaat bij een openbare instelling, een instelling van openbaar nut of een vereniging van gemeenten. De toepassing van deze bepaling neemt een einde uiterlijk de laatste dag van de maand tijdens dewelke de titularis de leeftijd van 67 jaar bereikt. Indien de belanghebbende op dat ogenblik nog een in a) bedoeld mandaat uitoefent , neemt de toepassing van deze bepaling evenwel een einde uirstrijken van dit laatste mandaat.
Art.3. De bepalingen van het artikel 64, § 1, van het voornoemd koninklijk besluit van 21 december 1967, zoals ze vóór hun wijziging door dit besluit waren gesteld, blijven van toepassing (tot 31 december 1980) op de rechthebbenden op een vóór 1 januari 1979 ingegaan pensioen, indien ze voor hen voordeliger zijn. <K.B. 30 mei 1980,art. 1>
Art.4. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1979.
Art. 5. Onze Minister van Sociale Voorzorg en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.