6 JULI 1978. - Wet inzake douane en accijnzen.
Art. 1-4
Artikel 1. Het koninklijk besluit van 18 juli 1977 houdende coördinatie van de algemene bepalingen inzake douane en accijnzen wordt bekrachtigd met uitwerking op 1 oktober 1977.
Art.2. § 1. 1° Artikel 134 van de wet van 15 april 1896 betreffende de fabrikatie en de invoer van alcohol, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt door de volgende bepalingen vervangen:
"Artikel 134. In afwijking van artikel 197 van de algemene wet inzake douane en accijnzen mag de visitatie in de panden en erven van particulieren met machtiging van de rechter in de politierechtbank plaatshebben op elk uur van de dag en van de nacht ingeval het vermoeden bestaat dat in het geheim wordt gestookt." 2° Artikel 138 van dezelfde wet wordt door de volgende bepaling vervangen:
"Artikel 138. Artikel 248, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen is van toepassing op de daders van de in een geheime stokerij gepleegde fraude waarop gevangenisstraf is gesteld." 3° Artikel 139 van dezelfde wet wordt door de volgende bepalingen vervangen:
"Artikel 139. § 1. De in artikel 265 van de algemene wet inzake douane en accijnzen genoemde personen die zich schuldig hebben gemaakt aan omkoping of poging tot omkoping van een ambtenaar van de douane en accijnzen, hetzij rechtstreeks, hetzij door toedoen van een van hun lasthebbers of aangestelden of van een derde, zijn, behalve met de straffen bepaald in artikel 252 van het Strafwetboek, strafbaar met een geldboete van 200 000 frank.
§ 2. Die geldboete wordt verdubbeld ingeval een tweede misdrijf wordt vastgesteld binnen drie jaar.
§ 3. De artikelen 263 en 265 van de algemene wet inzake douane en accijnzen zijn van toepassing op de in dit artikel bedoelde geldboeten."
4° Artikel 144 van dezelfde wet wordt door de volgende bepaling vervangen:
"Artikel 144. De algemene wet inzake douane en accijnzen is van toepassing op de stokers, de overhalers, de groothandelaars, de likeurstokers en de fabrikanten van fijne likeuren of van reukwater, voor zover deze wet er niet van afwijkt."
§ 2. 1° In artikel 67 van de wet van 21 augustus 1903 betreffende de vervaardiging en de invoer van suiker worden de woorden "artikelen 196 tot 199 van de algemene wet van 26 augustus 1822" vervangen door de woorden "artikelen 193 tot 196 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
2° In artikel 87, § 1, van dezelfde wet worden de woorden "artikel 231 van de algemene wet van 26 augustus 1822" vervangen door de woorden "artikel 265 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
3° In artikel 87, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "der artikelen 229 en 231, 1e alinea, van voornoemde algemene wet" vervangen door de woorden "van de artikelen 263 en 265, § 1, van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
4° In artikel 98 van dezelfde wet worden de woorden "der algemene wet van 26 augustus 1822, die der wet van 6 april 1843 tot voorkoming van bedrog, die der wet van 4 maart 1846 op de entrepots en die der wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer, gewijzigd door de wetten van 3 maart 1851 en 1 mei 1858" vervangen door de woorden "van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
5° In artikel 99 van dezelfde wet, gewijzigd bij artikel 3, artikel 91, § 24, van de wet van 10 oktober 1967, houdende het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden "artikel 200 van de algemene wet van 26 augustus 1822" vervangen door de woorden "artikel 197 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 3. 1° In artikel 12 van de wet van 12 december 1912, waarbij het vergunningsrecht op de slijterijen van alcoholhoudende dranken wordt afgeschaft en bijzondere taxes op de binnen- en buitenlandse wijn, alsmede een openingstaks op de slijterijen van geestrijke en gegiste dranken worden vastgesteld, worden de woorden "hebben toepassing der bepalingen van de artikelen 19, 22 tot 25 der wet van 6 april 1843 op de beteugeling der smokkelarij ten gevolge. De straffen voorzien bij artikel 25 der wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer" vervangen door de woorden "geven aanleiding tot toepassing van het bepaalde in de artikelen 220 tot 224 van de algemene wet inzake douane en accijnzen. De straffen bepaald bij artikel 115 van dezelfde algemene wet".
2° In artikel 26 van dezelfde wet worden de woorden "der wetten en reglementen op de rechtstreekse belastingen, douanen en accijnzen, betreffende het opstellen, het beëdigen en het registreren der processenverbaal" vervangen door de woorden "van de algemene wet inzake douane en accijnzen, betreffende het opstellen van de processen-verbaal".
§ 4. In artikel 6 van de wet van 30 december 1913 houdende de begroting van 's lands middelen voor het dienstjaar 1914, alsmede verscheidene bepalingen betreffende het patentrecht der bedienden, de taxe op de werkelijke inkomsten en baten, het methyleen, den methylalcohol, de suikers; het zegel op de buitenlandse titels, op de registers, op de vervanging van titels en certificaten van obligatiën, en het gemeentefonds, worden de woorden "tot de toepassing van de bepalingen der artikelen 19 en 22 tot 25 der wet van 6 april 1843 op de smokkel. De straffen voorzien bij artikel 25 der wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer," vervangen door de worden "tot toepassing van het bepaalde in de artikelen 220 tot 224 van de algemene wet inzake douane en accijnzen. De straffen bepaald bij artikel 115 van dezelfde algemene wet".
§ 5. In artikel 3, tweede lid, van de wet van 30 augustus 1919, waarbij het vervaardigen, het invoeren, het verkopen en het houden van den verkoop van witfosforhoudende lucifers wordt verboden, worden de woorden "der wet van 20 december 1897 op het beteugelen van den sluikhandel inzake invoer van verboden goederen" vervangen door de woorden "van de artikelen 231, 249 tot 253 en 263 tot 284 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 6. In artikel 3, tweede lid, van de wet van 8 mei 1924 betreffende de handel in en het smelten van geldstukken worden de woorden "artikelen 1 en 4 der wet van 20 december 1897. De bepalingen van artikel 21 der wet van 6 april 1843 betreffende de beteugeling van de smokkel inzake douane" vervangen door de woorden "de artikelen 230, 231, 249 tot 253 en 263 tot 284 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 7. 1° In artikel 2 van de wet van 15 mei 1931 tot goedkeuring der schikking betreffende de gemeenschappelijke grens tussen België en Duitsland, ondertekend te Aken op 7 november 1929, alsmede der bijgevoegde twee akkoorden en protocol dezelfde dag ondertekend, worden de woorden "artikel 291 van de algemene wet van 26 augustus 1822" vervangen door de woorden "artikel 314 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
2° In artikel 3, derde lid, van dezelfde wet, worden de woorden "De artikelen 1 en 4, § 1, der wet van 20 december 1897" vervangen door de woorden "De artikelen 231, 249 tot 253 en 263 tot 284 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
3° In artikel 3, vierde lid, van dezelfde wet, worden de woorden "artikel 21 der wet van 6 april 1843" vervangen door de woorden "artikel 230 van voormelde algemene wet".
§ 8. In artikel 21 van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapenen en op de handel in munitie, worden de woorden "algemene wet van 26 augustus 1822 en bij de wet van 6 april 1843 op de beteugeling van het bedrog in tolzaken" vervangen door de woorden "algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 9. In artikel 2, § 7, van de wet van 12 februari 1937 betreffende het fiscaal regime van gegiste schuimdranken, worden de woorden "De algemene bepalingen der wet van 26 augustus 1822, deze der wet van 6 april 1843 op het beteugelen van de sluikhandel, deze der wet van 4 maart 1846 op de entrepots en deze der wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer, gewijzigd bij de wetten van 3 maart 1851 en van 1 mei 1858," vervangen door de woorden "De bepalingen van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 10. In artikel 6 van de wet van 15 juli 1938 betreffende het fiscaal regime van wijn, van met wijn gelijkgestelde dranken en van sommige alcoholhoudende vloeistoffen worden de woorden "De algemene bepalingen der wet van 26 augustus 1822, deze der wet van 6 april 1843 op het beteugelen van de sluikhandel, deze der wet van 4 maart 1846 op de entrepots en deze der wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer, gewijzigd bij de wetten van 3 maart 1851 en van 1 mei 1858," vervangen door de woorden "De bepalingen van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 11. In artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 44 van 28 september 1939 betreffende het fiscaal regime van mineraal water en gashoudende of schuimende limonade, bekrachtigd bij de wet van 16 juni 1947, worden de woorden "De algemene bepalingen der wet van 26 augustus 1822 op de heffing van de invoer- en accijnsrechten, die van de wet van 6 april 1843 op de beteugeling van de sluikhandel, die van de wet van 4 maart 1846 op de entrepots en die van de wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer, gewijzigd bij de wetten van 3 maart 1851 en 1 mei 1858," vervangen door de woorden "De bepalingen van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 12. In artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 91 van 30 november 1939 waarbij worden verboden de in-, uit- en doorvoer van vreemde goederen die merken of opschriften dragen van aard deze goederen als zijnde van Belgische herkomst te doen doorgaan worden de woorden "artikelen 1 en 4 van de wet d.d. 20 december 1897 betreffende de beteugeling van bedrog, inzake in-, uit- en doorvoer van verboden goederen" vervangen door de woorden "artikelen 231, 249 tot 253 en 263 tot 284 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 13. 1° In artikel 2 van de wet van 10 juni 1947 betreffende accijnzen en douanen worden de woorden "artikel 268 der algemene wet van 26 augustus 1822" vervangen door de woorden "artikel 287 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
2° In artikel 4, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "artikel 19 der wet van 6 april 1843 op de beteugeling van de sluikhandel" vervangen door de woorden "artikel 220 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 14. 1° In artikel 6, § 5, van de wet van 31 december 1947 betreffende het fiscaal regime van tabak worden de woorden "artikel 19, 20, 22 tot 25 en 28 der wet van 6 april 1843 op de beteugeling van de smokkel" vervangen door de woorden "artikelen 220 tot 224, 227, 229 en 248 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
2° In artikel 7 van dezelfde wet worden de woorden "De algemene bepalingen van de wet van 26 augustus 1822, deze van de wet van 6 april 1843 op de beteugeling van de smokkel, deze van de wet van 4 maart 1846 op de entrepots en deze van de wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer gewijzigd door de wetten van 3 maart 1851 en van 1 mei 1858" vervangen door de woorden. "De bepalingen van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 15. 1° In artikel 17 van de wet van 19 maart 1951 inzake accijnzen, gewijzigd bij artikel 3, artikel 91, § 33, van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek, worden de woorden "artikel 200 van de algemene wet van 26 augustus 1822" vervangen door de woorden "artikel 197 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
2° In artikel 18 van dezelfde wet worden de woorden "artikelen 19, 20, 22 tot 25 en 28 van de wet van 6 april 1843 op de bestraffing van de fraude inzake douanen" vervangen door de woorden "artikelen 220 tot 224, 227, 229 en 248 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
3° In artikel 19, § 3, van dezelfde wet worden de woorden "artikel 19 van de wet van 6 april 1843 op de bestraffing van de fraude" vervangen door de woorden "artikel 220 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
4° In artikel 21 en 34 van dezelfde wet worden de woorden "algemene wet van 26 augustus 1822, van de wet van 6 april 1843 op de bestraffing van de fraude inzake douanen, van de wet van 4 maart 1846 op de handelsentrepots, gewijzigd door het besluit van de Regent van 17 augustus 1948, van de wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer, gewijzigd door de wetten van 3 maart 1851 en van 1 mei 1858" vervangen door de woorden "algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 16. 1° In artikel 42 van de Samengeordende Wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 april 1953 worden de woorden "algemene wet van 26 augustus 1822 over de heffing der rechten van in-, uit- en doorvoer en van de accijnzen," vervangen door de woorden "algemene wet inzake douane en accijnzen".
2° In artikel 43 van dezelfde Samengeordende Wetsbepalingen worden de woorden "algemene wet van 26 augustus 1822 en van de wet van 6 april 1843 op de beteugeling van de sluikhandel inzake douane" vervangen door de woorden "algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 17. In artikel 10 van het koninklijk besluit van 20 september 1958 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de invoer, de vervaardiging, de fabricage, het vervoer en de verhandeling van beenderen, alsmede van melen en andere produkten van dierlijke oorsprong, worden de woorden "de wet van 20 december 1897 betreffende de beteugeling van de sluikhandel inzake goederen waarvan de in-, uit- en doorvoer verboden is" vervangen door de woorden "artikelen 231, 249 tot 253 en 263 tot 284 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 18. 1° In artikel 5 van de wet van 16 mei 1960 betreffende 's Lands Roerend Cultureel Patrimonium worden de woorden "artikelen 1 en 4 van de wet van 20 december 1897 betreffende de beteugeling van de sluikhandel inzake goederen waarvan de in-, uit- en doorvoer verboden is, gewijzigd bij de wet van 30 juni 1951" vervangen door de woorden "artikelen 231, 249 tot 253 en 263 tot 284 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
2° In artikel 7 van de dezelfde wet worden de woorden "artikelen 324 van de algemene wet van 26 augustus 1822 op het heffen van in-, uit- en doorvoerrechten en accijns, gewijzigd bij artikel 33, § 1, van de wet van 10 april 1933 houdende voorlopige wijziging van sommige douanerechten, accijnsrechten en bijzondere verbruikstaxes en invoering van nieuwe maatregelen om de sluikhandel te beletten" vervangen door de woorden "artikel 329 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 19. In artikel 8 van de wet van 7 februari 1961 betreffende het accijnsregime van vloeibaar aardgas en van andere vloeibare koolwaterstofgassen worden de woorden "algemene wet van 26 augustus 1822 over de heffing der rechten van in-, uit- en doorvoer en van de accijnzen, van de wet van 6 april 1843 op de beteugeling van de sluikhandel inzake douane, van de wet van 4 maart 1846 betreffende de handelsentrepots, en van de wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer" vervangen door de woorden "algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 20. In artikel 7 van de wet van 7 februari 1961 betreffende het accijnsregime van benzol en van soortgelijke produkten worden de woorden "algemene wet van 26 augustus 1822 over de heffing der rechten van in-, uit- en doorvoer en van de accijnzen, van de wet van 6 april 1843 op de beteugeling van de sluikhandel inzake douane, van de wet van 4 maart 1846 betreffende de handelsentrepots en van de wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer" vervangen door de woorden "algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 21. In artikel 10 van de wet van 11 september 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen worden de woorden "artikelen 1 en 4 van de wet van 20 december 1897, betreffende de beteugeling van de sluikhandel inzake goederen waarvan in-, uit- en doorvoer verboden is, gewijzigd bij de wet van 28 december 1912 en bij de wet van 30 juni 1951 inzake douanen en accijnzen" vervangen door de woorden "artikelen 231, 249 tot 253 en 263 tot 284 van de algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 22. In artikel 15 van de Wetsbepalingen betreffende het accijnsregime van minerale olie, gecoördineerd op 20 november 1963, worden de woorden "algemene wet van 26 augustus 1822, in de wet van 6 april 1843 op het beteugelen van de douaneontduiking, in de wet van 4 maart 1846 op de handels-entrepots, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 17 augustus 1948, in de wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer, gewijzigd bij de wetten van 3 maart 1851 en 1 mei 1858", vervangen door de woorden "algemene wet inzake douane en accijnzen".
§ 23. In artikel 10 van de wet van 11 mei 1967 betreffende het accijnsregime van bier worden de woorden "algemene wet van 26 augustus 1822, in de wet van 6 april 1843 op de beteugeling van de douaneontduiking, in de wet van 4 maart 1846 op de handelsentrepots, gewijzigd bij het besluit van de Regent van 17 augustus 1948, in de wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer, gewijzigd bij de wetten van 3 maart 1851 en 1 mei 1858, en bij het koninklijk besluit van 5 maart 1951, bekrachtigd bij de wet van 24 juni 1952, alsook bij de wet van 30 juni 1951 inzake douane en accijnzen", vervangen door de woorden "algemene wet inzake douane en accijnzen".
Art.3. In de algemene wet inzake douane en accijnzen worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° In artikel 112 worden de woorden "de wet van 4 maart 1846 betreffende de douane-entrepots, en de bepalingen ter uitvoering van die wet getroffen" vervangen door "de wetgeving op de douane-entrepots en de maatregelen tot uitvoering ervan";
2° In artikel 114, §§ 1 en 2, en in artikel 115, § 2, worden de woorden "vijfentwintig frank" vervangen door "duizend frank";
3° In artikel 159 worden de woorden "van de artikelen 160 tot 162" vervangen door "van artikel 160";
4° In artikel 287 worden de bepalingen onder 2° en 3° onderscheidenlijk door de volgende vervangen:
"2° In vaste goederen;
3° In inschrijving in het grootboek der Staatsschuld";
5° In artikel 297 worden de woorden "of in waren en goederen" geschrapt;
6° In artikel 313, § 2, worden de woorden "door het entreposeren van goederen" geschrapt.
Opheffingen
Art. 4. Opgeheven worden:
1° De wet van 12 juli 1821 houdende het stelsel van 's Rijks belastingen met ingang van het jaar 1822;
2° De algemene wet van 26 augustus 1822 inzake douane en accijnzen;
3° Het koninklijk besluit van 2 juli 1824 houdende bepalingen der verzekering van de rigtige uitvoering van artikelen 224 en 225 der algemene wet van 26 augustus 1822 over de heffing van de rechten van in-, uit- en doorvoer, en van de accijnzen;
4° De wet van 7 juni 1832 waarbij een enige tolkring wordt opgericht;
5° Het koninklijk besluit van 7 maart 1833 betreffende de personen aangehouden door de douanebeambten;
6° De wet van 31 juli 1834 houdende wijziging van het huidige douanetarief wat betreft weefsels van vlas, hennep, enz.;
7° De wet van 6 april 1843 op de beteugeling van de sluikhandel inzake douane;
8° De wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer;
9° De wet van 3 maart 1851 die een nieuw artikel in de plaats stelt van artikel 34 van de wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer;
10° De wet van 26 april 1853 houdende afschaffing van uitvoerrechten en verboden;
11° De artikelen 1 en 2 van de wet van 1 mei 1858 houdende herziening van de wetten op de doorvoer;
12° De artikelen 2 en 3 van de wet van 13 juni 1863 betreffende het algemeen verdrag met de maritieme mogendheden te sluiten tot regeling van hun aandeel in het afkopen van het tolrecht op de Schelde en tot bepaling van de uitvoeringsmaatregelen, enz.;
13° Het koninklijk besluit van 16 augustus 1865 dat betrekking heeft op de veralgemening van de tarieven en van de bepalingen inzake douane volgend uit handels- en zeevaartverdragen;
14° De artikelen 3 en 7 van de wet van 7 augustus 1873 betrekkelijk de verjaring in fiscale of tuchtzaken, inzover die bepalingen betrekking hebben op douane en accijnzen;
15° Artikel 4 van de wet van 24 mei 1876 op het regime van suikers;
16° Het koninklijk besluit van 27 mei 1876 dat betrekking heeft op de uitbreiding tot de accijnsgoederen van het invoerregime van de douanegoederen;
17° Artikel 3 van de wet van 11 juni 1887 houdende opheffing van de wet van 26 augustus 1883 op het zegel der verzekeringspolissen en wijziging van het tarief der rechten op de azijn en op het azijnzuur;
18° Artikel 3 van de wet van 18 juni 1887 houdende instelling van een inkomrecht op het vee en het vlees;
19° De wet van 20 december 1897 betrekkelijk de beteugeling van de sluikhandel inzake goederen waarvoor de in-, uit- en doorvoer verboden is;
20° Artikel 10 van de wet van 28 december 1904 houdende de begroting van 's Lands middelen voor het dienstjaar 1905;
21° Artikel 4 van de wet van 30 december 1910 houdende de begroting van 's Lands middelen voor het dienstjaar 1911 alsmede bepalingen betreffende het patentrecht, het toltarief en de uitvoer der accijnsgoederen met afschrijving der rechten, enz.;
22° Artikel 1, § 2, van de wet van 28 december 1912 houdende de begroting van 's Lands middelen voor het dienstjaar 1913, alsmede verscheidene bepalingen betreffende de processen-verbaal in fiscale zaken, de alcoholfabricage, de postdienst der lopende rekeningen, checks en overdrachten, het gemeentefonds en het bijzonder fonds;
23° De wet van 10 juni 1920 betreffende de toepassing van het toltarief;
24° De artikelen 9 tot 12° van de wet van 13 juli 1930 betreffende de douane en accijnzen;
25° De artikelen 27 tot 35 van de wet van 10 april 1933 houdende voorlopige wijziging van sommige douanerechten, accijnzen en bijzondere verbuikstaxes en invoering van nieuwe maatregelen om de sluikhandel te beletten;
26° Het koninklijk besluit nr. 6, van 22 augustus 1934, tot vaststelling van nieuwe maatregelen om sluikerij op het stuk van douane en accijnzen te beteugelen;
27° Het koninklijk besluit nr. 75 van 30 november 1939 houdende algemeen reglement voor de douane;
28° Artikel 9, § 3, van de wet van 30 december 1939 betreffende de accijnzen en douanen;
29° Artikel 19 van de wet van 10 juni 1947 betreffende accijnzen en douanen;
30° De artikelen 5 tot 8 van de wet van 31 december 1947 inzake douanen en accijnzen;
31° Het koninklijk besluit van 5 maart 1951 tot wijziging van de wet van 6 augustus 1849 op de doorvoer;
32° De artikelen 39 tot 42 van de wet van 19 maart 1951 inzake accijnzen;
33° De artikelen 1 en 3 tot 9 van de wet van 30 juni 1951 inzake douanen en accijnzen;
34° Het koninklijk besluit van 18 februari 1952 betreffende de aangifte en de lossing van goederen ingevoerd langs rivieren en kanalen en uit zee;
35° De wet van 27 juni 1956 betreffende de goederen verzonden ter bestemming van Belgisch-Congo of van Ruanda-Urundi;
36° De artikelen 1 tot 6 van de wet van 30 april 1958 inzake douanen en accijnzen;
37° De artikelen 4 tot 10 van de wet van 7 juni 1967 inzake douanen en accijnzen;
38° De artikelen 52 en 54 en artikel 91, § 7 van de wijzigingsbepalingen die voorkomen in artikel 3 van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek;
39° De artikelen 1 tot 7 en 15 tot 21 van de wet van 16 februari 1970 inzake douanen en accijnzen;
40° De artikelen 1 tot 4 van de wet van 20 februari 1970 inzake douanen en accijnzen;
41° De artikelen 1 tot 18 en 41 tot 44 van de wet van 22 juni 1976 inzake douanen en accijnzen;
42° De artikelen 4, lid 2, 65, 124, 161, 162 en 293 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 6 juli 1978.
BOUDEWIJN
Van Koningswege:
De Minister van Financiën,
G. GEENS
Gezien en met 's Lands zegel gezegeld:
De Minister van Justitie,
R. VAN ELSLANDE