Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 FEBRUARI 1978. _ Wet op de rijkstoelagen voor sommige investeringen van openbaar nut.



Inhoudstafel:


Art. 1-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor zover voor deze aangelegenheid geen bijzondere regeling is getroffen door of ter uitvoering van een wet of de Cultuurraden opgericht in uitvoering van de artikelen 59bis en 59ter van de Grondwet daarvoor niet bevoegd zijn, is deze wet van toepassing op het verlenen van rijkstoelagen voor de investeringen van openbaar nut en de kosten van eerste inrichting, met uitzondering van deze voor havenuitrustingen, verwezenlijkt door:
  1° de verenigingen zonder winstoogmerk en de instellingen van openbaar nut die rechtspersoonlijkheid hebben krachtens de wet van 27 juni 1921;
  2° de kerkfabrieken en andere rechtspersonen die de voor de uitoefening van de erkende erediensten nodige onroerende goederen beheren;
  3° de diocesane of interdeocesane seminaries;
  4° de polders en wateringen;
  5° de gewestelijke ontwikkelingsmaatschappijen;
  6° de volgende overheidspersonen:
  a) de provincies;
  b) de agglomeraties en federaties van gemeenten;
  c) de gemeenten;
  d) de verenigingen van gemeenten;
  e) de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
  In de zin van deze wet omvatten de toelagen de verbintenissen om op de vervaldag de interest en de aflossing te betalen van de leningen die voor het Gemeentekrediet van België worden toegestaan in plaats van de toelagen, wanneer die verbintenissen door de wet zijn toegestaan.

Art.2. De Koning bepaalt de grenzen en de procedureregelen waaraan het verlenen van de toelagen onderworpen is.
  Hij kan aan de Ministers, ieder wat hem betreft, de bevoegdheid opdragen om de voorwaarden vast te stellen voor de toekenning van de toelagen en in het bijzonder volgende aangelegenheden te regelen:
  1° het bepalen van de voor toelage in aanmerking komende werken;
  2° het bepalen van degenen die in aanmerking kunnen komen voor een toelage met inachtneming van de aard van de geplande investeringen;
  3° de bestemming of het gebruik van de goederen waarvoor een toelage kan worden verleend;
  4° de procedure die moet worden gevolgd voor het sluiten van de overeenkomsten betreffende het aankopen, het bouwen of het vervaardigen van die goederen;
  5° de inhoud en de vorm van het voorontwerp van investering en deze van het definitief ontwerp;
  6° de typeplannen en de typebestekken.

Art.3. § 1. Het voorontwerp van investering en eerste inrichting moet worden goedgekeurd door de overheden die het toezicht hebben op de overheidspersoon of de instelling die de toelage vraagt.
  De goedkeuring heeft betrekking op:
  a) de technische waarde van het ontwerp;
  b) de wettigheid van de door de aanvrager genomen beslissingen en de regelmatigheid van de procedure;
  c) de beoordeling van de financiële mogelijkheden van de aanvrager ten aanzien van het ontwerp en van de eventuele exploitatielasten.
  Wanneer de rechtspersoon die een toelage vraagt niet onder administratief toezicht staat of wanneer de verrichting waarvoor hij een toelage vraagt niet aan toezicht onderworpen is, wordt de in het eerste lid bedoelde goedkeuring verleend door de gouverneur van de provincie waar de goederen of de diensten geleverd moeten worden.
  § 2. Wanneer de toezichthoudende overheid of de gouverneur oordelen dat hun diensten niet bij machte zijn om zich uit te spreken over de technische waarde van een voorontwerp, wordt dit voorgelegd aan het bestuur, aangewezen door de Minister die bevoegd is om de toelage te verlenen.
  Hetzelfde geldt ook wanneer die Minister of zijn gemachtigde aldus beschikt.
  § 3. Het voorontwerp wordt vervolgens ter goedkeuring aan de Minister voorgelegd. Deze moet binnen drie maanden na ontvangst van het dossier uitspraak doen. Hij kan bij een met redenen omklede beslissing vóór het verstrijken van de termijn, die termijn éénmaal voor een gelijke of kortere tijd verlengen.
  De Minister meldt binnen vijftien werkdagen aan de aanvrager of het voorontwerp in aanmerking komt voor toelage.
  Het voorontwerp waarover de Minister binnen de gestelde termijn geen beslissing heeft genomen, wordt geacht in aanmerking te komen voor toelage.
  In dat geval wordt dit feit vastgelegd in een beslissing van de aanvrager, die vaststelt dat de termijn verstreken is.
  De kennisgeving van de goedkeuring aan de aanvrager sluit de principiële belofte in dat de toelage zal worden verleend.

Art.4. Het definitief ontwerp is onderworpen aan dezelfde goedkeuringsprocedure als in artikel 3 voor het voorontwerp is voorgeschreven.
  De kennisgeving aan de aanvrager van de goedkeuring van het definitief ontwerp door de Minister sluit echter de vaste belofte in dat de toelage zal worden verleend.

Art.5. § 1. a) Het voorontwerp en het definitief ontwerp waarvoor de toezichthoudende overheden of de gouverneur binnen drie maanden na ontvangst van het volledige dossier de in de artikelen 3, § 1, of 4, bedoelde beslissing niet heeft genomen, worden geacht door die overheden te zijn goedgekeurd.
  Die termijn wordt op vier maanden gebracht wanneer het voorontwerp of het definitief ontwerp op zijn technische waarde wordt onderzocht overeenkomstig artikel 3, § 2.
  b) De beslissing tot toewijzing van een aanneming door het bevoegd orgaan van de aanvrager waarover de voogdijoverheden of de gouverneur zich niet hebben uitgesproken binnen veertig dagen nadat het volledige toewijzingsdossier hun werd voorgelegd, wordt geacht de instemming van deze overheden te hebben bekomen.
  § 2. De beslissing tot goedkeuring van het definitief ontwerp wordt binnen vijftien werkdagen ter kennis gebracht van de aanvrager.
  § 3. Het definitief ontwerp waarover de Minister niet heeft beslist binnen drie maanden na ontvangst van het dossier wordt geacht te zijn goedgekeurd.
  In dat geval wordt de vaste belofte dat de toelage zal worden verleend, vastgelegd in een beslissing van de aanvrager, die vaststelt dat de termijn verstreken is.
  § 4. De toezichthoudende overheid, de gouverneur en de Minister kunnen echter bij een met redenen omklede beslissing, genomen vóór het verstrijken van de termijn, die termijn eenmaal voor een gelijke of kortere tijd verlengen.

Art.6. Tot het verkrijgen van een subjectief recht op de toelage kunnen niet volstaan:
  1° het feit zich te gedragen naar de voorwaarden bepaald in de wet, de begroting of de verordeningen;
  2° de principiële belofte dat een toelage zal worden verleend.
  De vaste belofte dat een toelage zal worden verleend, doet een subjectief recht op betaling van die toelage ontstaan wanneer alle gestelde voorwaarden vervuld zijn en de in de wet of de begroting bepaalde kredieten of vastleggingsmachtigingen beschikbaar zijn.

Art.7. Voorschotten op het bedrag van de toelagen kunnen worden verstrekt onder bij koninklijk besluit bepaalde voorwaarden.
  De ordonnanties van betaling, betreffende voorschotten op toelagen in kapitaal worden vrijgesteld van het voorafgaand visum van het Rekenhof; zij zijn onderworpen aan de regels bepaald in artikel 23 van de wet van 15 mei 1846.
  De betaling van het saldo van de toelage in kapitaal of het beschikbaar stellen door het Gemeentekrediet van België van het saldo der toelage door deze instelling gefinancierd, wordt voorafgaandelijk aan het visum van het Rekenhof voorgelegd, gestaafd door de goedgekeurde eindafrekening en alle andere bewijsstukken.

Art.8. De besluitwet van 31 augustus 1945 betreffende de werken der ondergeschikte besturen wordt opgeheven.

Art. 9. § 1. Bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit bepaalt de Koning de data waarop de bepalingen van deze wet in werking treden.
  § 2. De Koning bepaalt de wijze waarop de aanvragen tot subsidiëring ingediend vóór de in uitvoering van § 1 door de Koning bepaalde data zullen worden behandeld.