31 JANUARI 1978. - [Koninklijk besluit tot oprichting van een Consultatieve Commissie voor het toekennen van adellijke gunsten en voor het verlenen van eretekens van hoge graad.] <KB 2003-02-10/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 14-02-2003> - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-05-1978 en tekstbijwerking tot 28-05-2004.)
Art. 1-12
Artikel 1. Bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Buitenlandse Zaken horen (hieronder "de Minister" genoemd) wordt een Consultatieve Commissie voor het toekennen van adellijke gunsten (en van eretekens van hoge graad) opgericht. <KB 2003-02-10/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 14-02-2003>
De Minister regelt de organisatie en de werking van de Commissie.
Art.2. De Commissie heeft als opdracht elk jaar een evenwichtige lijst op te stellen met de namen van Belgische personaliteiten die ze voorlegt aan de Koning bij tussenkomst van de Minister met het oog op het toekennen van adellijke gunsten.
(De Commissie heeft eveneens als opdracht elk jaar een evenwichtige lijst op te stellen van maximum vijftien namen van Belgische personaliteiten die ze voorlegt aan de Koning bij tussenkomst van de Minister met het oog op het verlenen van eretekens in de drie hoogste graden van de Leopoldsorde en van de Kroonorde. Deze belangrijke toekenningen komen boven op de toekenningen op basis van de van kracht zijnde reglementering.) <KB 2003-02-10/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 14-02-2003>
Elk voorstel (van de lijsten) wordt gestaafd door de persoonlijke verdiensten van de betrokkenen. <KB 2003-02-10/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 14-02-2003>
Art.3. De Koning kan het advies vragen van de Commissie inzake de adellijke gunsten waarvan hij de toekenning overweegt, motu proprio of semi-motu proprio.
Art.4. De Commissie omvat hoogstens veertien leden, door de Koning benoemd op de voordracht van de Minister, gekozen in verschillende sociale milieus en behorende tot de Nederlandse taalgroep en tot de Franse taalgroep.
Art.5. De Commissie wordt afwisselend voorgezeten door een nederlandstalig lid en door een franstalig lid; het ondervoorzitterschap wordt waargenomen door een lid van de andere taalgroep. De afwisseling gebeurt jaarlijks.
Art.6. De heraldische adviseur van het Ministerie van Buitenlandse Zaken neemt het secretariaat waar.
De secretaris heeft raadgevende stem.
Art.7. De leden van de Commissie worden benoemd voor een termijn van vier jaar, éénmaal hernieuwbaar.
(Lid 2 opgeheven) <KB 2004-05-12/32, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 28-05-2004>
Art.8. De leden van de Commissie mogen noch gedurende hun mandaat, noch gedurende de vier daaropvolgende jaren voorgesteld worden met het oog op de toekenning van adellijke gunsten.
Art.9. In het beginstadium van de voorbereiding van (de jaarlijkse lijsten) kunnen de leden van elke taalgroep in ééntalige subcommissies samenkomen. <KB 2003-02-10/31, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 14-02-2003>
(e definitieve lijsten worden samengesteld) in plenaire vergadering van de Commissie. <KB 2003-02-10/31, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 14-02-2003>
Het secretariaat van de subcommissies wordt waargenomen door de heraldische adviseur. Bij ontstentenis of wanneer beide subcommissies simultaan vergaderen, mag de heraldische adviseur vervangen worden door een andere ambtenaar van hetzelfde departement.
Art.10. De Minister maakt elk jaar aan de Koning (de door de Commissie opgemaakte lijsten) over, samen met zijn advies en overwegingen. <KB 2003-02-10/31, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 14-02-2003>
Art.11. Het ministerieel besluit van 14 mei 1934, houdende oprichting van het Adviescomité voor toekenning van adel of adellijke titels wordt opgeheven.
Art. 12. Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.