5 JANUARI 1978. - Koninklijk besluit houdende instelling van een Ministerieel Comité voor budgettair beleid.
Art. 1-9
Artikel 1. Er wordt een Ministerieel Comité voor budgettair beleid ingesteld. Het Comité wordt voorgezeten door de Eerste Minister. Zijn leden worden aangeduid door de Eerste Minister na advies van de Ministerraad.
Art.2. Het ministerieel Comité voor budgettair beleid wordt ermee gelast :
1. zich uit te spreken over de begrotingsvoorstellen van de ministeriële departementen en de voorstellen voor begrotingsaanpassing;
2. onverminderd de bestaande bepalingen, zich uit te spreken telkens wanneer het gevat is, over de begrotingen van de instellingen van openbaar nut vermeld in de wet van 16 maart 1954, en van de instellingen wier werking voor een groot deel ten laste van de Staat vallen;
3. de houding van de Regering te bepalen tov de voorontwerpen van wet, van besluiten of reglementen die een weerslag hebben op de ontvangsten of de uitgaven van de Staat of van de overheidssector en die door een Minister worden ingediend of door de bij punt 2 vermelde instellingen worden voorgesteld;
4. de houding van de Regering te bepalen tov alle andere voorstellen van nieuw initiatief die ertoe strekken de uitgaven te vermeerderen, hetzij voor het lopend dienstjaar, hetzij voor de volgende, wanneer deze vermeerdering een door het Comité vastbedrag of verhouding overschrijdt;
5. de uitvoering te volgen van de begrotingen van de ministeriële departementen en van de bij punt 2 vermelde instellingen en aan de Ministerraad alle nuttige maatregelen voor te stellen ertoe strekkende de moeilijkheden te overwinnen die zich op dat gebied zouden voordoen;
6. richtlijnen op te stellen voor het opmaken van de begrotingen en voor het toezicht over de uitvoering ervan;
7. alle gepaste maatregelen te bestuderen en voor te stellen om de bestaande situaties te herstellen of te verbeteren en om het nodige evenwicht op het vlak van de openbare financiën te verzekeren.
Art.3. Het Comité wordt door de Eerste Minister bijeengeroepen of op voorstel van de Minister van Financiën of van de Minister die de Begroting in zijn bevoegdheid heeft.
De Minister die het Openbaar Ambt in zijn bevoegdheid heeft kan eveneens voorstellen het Comité bijeen te roepen voor alle gelegenheden die onder zijn bevoegdheid ressorteren.
Art.4. De Minister die de Begroting in zijn bevoegdheid heeft brengt verslag uit bij het Comité.
Dit verslag wordt echter uitgebracht door de Minister van Financiën of door de Minister die het Openbaar Ambt in zijn bevoegdheid heeft wanneer het gaat om aangelegenheden die onder hun respectievelijke bevoegdheden ressorteren.
Elke Minister is ertoe gemachtigd bij het Comité aangelegenheden, die onder zijn bevoegdheid ressorteren, aanhangig te maken mits de toestemming van de Eerste Minister of in overleg met de Minister die de Begroting in zijn bevoegdheid heeft.
Art.5. Het secretariaat van het ministerieel begrotingscomité wordt georganiseerd door de Eerste Minister.
Art.6. De Minister die de Begroting in zijn bevoegdheid heeft wordt belast met het volgen van de uitvoering van de beslissingen van het Comité.
Art.7. De adviezen en verslagen van de inspecteurs van financiën, van de afgevaardigden van de Minister van Financiën en van de Begroting, en van de bij artikel 32 van de wet van 23 december 1974 voorziene opdrachthouders worden aan het Comité overgemaakt. Het Comité zal bovenvermelde ambtenaren kunnen onderhoren telkens wanneer het dit nodig zal achten.
Art.8. Het door artikel 1 voorzien Comité oefent de bevoegdheden uit van het Comité van Financiën en Begroting die voorzien zijn bij de artikelen 2 tot 5 van het koninklijk besluit van 5 oktober 1961 houdende organisatie van de administratieve en begrotingscontrole en deze die voorzien zijn bij artikel 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 30 mei 1974 houdende organisatie van de ministeriële comités met nationale bevoegdheid.
Wat de bij dit besluit niet vernoemde aangelegenheden betreft, behoudt het Comité van Financiën en Begroting de bevoegdheden die hem door bovenvermelde besluiten worden toegekend.
Het ministerieel Comité voor budgettair beleid wordt belast de bevoegdheden uit te oefenen beoogd enerzijds in artikel 3, § 4 en § 5, van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, gewijzigd door artikel 182 en artikel 184 van de wet van 22 december 1977 betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978, en anderzijds in artikel 183 van laatstgenoemde wet.
Art. 9. Onze Eerste Minister en Onze Minister die de Begroting in zijn bevoegdheid heeft zijn gelast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 januari 1978.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
L. TINDEMANS
De Staatssecretaris voor Begroting,
M. EYSKENS