23 SEPTEMBER 1977. - Ministerieel besluit betreffende de adviezen over de kandidatuur voor de bevordering [...] van de officieren [...]. (MB 1995-07-28/33, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995) (MB 2002-11-05/36, art. 24, 004; Inwerkingtreding : 04-11-2002) (NOTA : Dit MB houdt bij KB van 12-09-1978, art. 4, § 2, 3° op van toepassing te zijn op de reserveofficieren van de rijkswacht) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-08-1991 en tekstbijwerking tot 02-06-2017)
HOOFDSTUK I. - De adviezen over de kandidatuur voor de bevordering van de officieren.
Afdeling I. - Algemene bepaling.
Art. 1, 1bis
Afdeling II. - (De overheden bevoegd om een advies uit te brengen over de geschiktheid voor het uitoefenen van de functies van de hogere graad.) <MB 1995-07-28/33, art. 19; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Art. 2-3
Afdeling III. - Wijze waarop de adviezen worden uitgebracht.
Art. 4-5
HOOFDSTUK II. - (...). <MB 1995-07-28/33, art. 23; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Afdeling I. - (...). <MB 1995-07-28/33, art. 23; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Art. 6
Afdeling II. - (...). <MB 1995-07-28/33, art. 23; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Art. 7
Afdeling III. - (...). <MB 1995-07-28/33, art. 23; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Art. 8-10
HOOFDSTUK III. - (De bevorderingsvoordracht). <MB 1995-07-28/33, art. 24; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Art. 11-14
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 15-19
HOOFDSTUK I. - De adviezen over de kandidatuur voor de bevordering van de officieren.
Afdeling I. - Algemene bepaling.
Artikel 1.(De adviezen over de kandidatuur voor de bevordering van de officieren betreffen :
1° de beoordelingsgegevens die voorkomen in [1 het persoonlijk dossier]1 (...); <MB 2004-09-23/33, art. 14, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
2° de vermoedelijke geschiktheid voor het uitoefenen van de functies van de hogere graad.) <MB 1995-07-28/33, art. 17, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Deze adviezen zijn opgenomen in een bevorderingsvoordracht die deel uitmaakt van het in artikel 16 van dit besluit bedoelde bevorderingsdossier.
----------
(1)<MB 2017-05-17/06, art. 15, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 1bis. <Ingevoegd bij MB 1995-07-28/33, art. 18; Inwerkingtreding : 01-07-1995> Voor de toepassing van dit besluit wordt de medische dienst beschouwd als een krijgsmachtdeel.
Afdeling II. - (De overheden bevoegd om een advies uit te brengen over de geschiktheid voor het uitoefenen van de functies van de hogere graad.)
Art.2.<MB 27-12-1982, art. 1> § 1. Het eerste advies over de kandidatuur van een officier voor bevordering tot een hogere graad wordt uitgebracht door de functionele overste die de hiërarchische overste is welke ten opzichte van de officier ten minste de bevoegdheden van korpscommandant uitoefent.
Wanneer de kandidaat verschillende funkties uitoefent, wordt het eerste advies uitgebracht door de overheid als bedoeld in het eerste lid onder wiens bevel hij zijn hoofdfunctie uitoefent.
(Lid 3 opgeheven) <MB 1995-07-28/33, art. 20, 1°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
(Voor de kandidaten die ter beschikking gesteld zijn van een ander departement dan het departement van Landsverdediging of die afgedeeld zijn wegens een officiële opdracht bij een internationale of buitenlandse overheid, wordt het eerste advies uitgebracht door de militaire overheid aangewezen door de directeur-generaal human resources.) <MB 2004-09-23/33, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
§ 2. (Het tweede advies wordt uitgebracht door de functionele overste van de officier die het eerste advies heeft uitgebracht.
Wanneer het eerste of het tweede advies is uitgebracht door het hoofd van het Militaire Huis van de Koning, de chef defensie, de hoogste militaire overheid van de cel Defensie, [1 de inspecteur-generaal,]1 een directeur-generaal of een onderstafchef, dan wordt er geen verder advies uitgebracht.
In geval van bezwaar tegen het advies van één van de overheden bedoeld in het tweede lid of wanneer deze laatste een ongunstig advies uitbrengt, wordt niettemin een eindadvies uitgebracht door een opperofficier aangewezen door :
1° de minister van [2 Defensie]2, wanneer het advies uitgebracht is door het hoofd van het Militaire Huis van de Koning, de chef defensie [1 of de hoogste militaire overheid van de cel Defensie]1 ;
2° de chef defensie, in de andere gevallen.
Voor de kandidaten die ter beschikking gesteld zijn van een ander departement dan het departement van Landsverdediging, of die afgedeeld zijn wegens een officiële opdracht bij een internationale of buitenlandse overheid, wordt het tweede advies uitgebracht door de militaire overheid aangewezen door de directeur-generaal human resources.) <MB 2004-09-23/33, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
(§ 3. Er worden twee adviezen uitgebracht. Evenwel indien het tweede advies ongunstig is, wordt een derde advies uitgebracht door de functionele overste van de officier die het tweede advies heeft uitgebracht.) <MB 2002-11-05/36, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 04-11-2002>
(§ 4. De hoedanigheid van functionele overste blijkt uit de regels betreffende de hiërarchische en administratieve afhankelijkheden goedgekeurd door de chef defensie.) <MB 2002-11-05/36, art. 25, 004; Inwerkingtreding : 04-11-2002>
----------
(1)<MB 2010-04-12/02, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 06-05-2010>
(2)<MB 2015-11-30/15, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
Art.3.<MB 27-12-1982, art. 1> § 1. Een overheid mag geen advies uitbrengen als zij (de echtgenoot (of wettelijk samenwonende,) of een) bloed- of aanverwant van de kandidaat is tot de vierde graad of als zij zelf kandidaat is voor dezelfde graad in de loop van dezelfde bevorderingsprocedure in hetzelfde korps, of wanneer het de bevordering tot de graden van hoofd- of opperofficer betreft, deze kandidatuur door hetzelfde bevorderingscomité wordt onderzocht. <MB 1995-07-28/33, art. 21, 1°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995> <MB 2004-09-23/33, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
In dat geval wordt zij vervangen door de onmiddellijk hogere overheid of bij gebreke daaraan door (een opperofficier aangewezen door) (de chef defensie) (...). <MB 1995-07-28/33, art. 21, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995> <MB 2002-11-05/36, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 04-11-2002> <MB 2004-09-23/33, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Wanneer de (chef defensie) (...) zichzelf moet wraken als eerste of tweede adviserende overheid, wordt het advies uitgebracht door een opperofficier aangeduid door de Minister van [1 Defensie]1. <MB 1995-07-28/33, art. 21, 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995> <MB 2002-11-05/36, art. 26, 004; Inwerkingtreding : 04-11-2002>
§ 2. In geval dat de eerste adviserende overheid meent dat zij niet bekwaam is om advies uit te brengen om reden dat zij de kandidaat onvoldoende kent wat slechts mag ingeroepen worden indien deze minder dan zes maanden onder haar bevel is, dan verzoekt zij de vorige hiërarchische overste het advies uit te brengen. Indien deze laatste niet meer in actieve dienst is, wraakt ze zichzelf en de hogere overheid vervangt de eerste overheid in die taak.
Dezelfde procedure kan uitzonderlijk toegepast worden door de opeenvolgende functionele oversten van de kandidaat.
----------
(1)<MB 2015-11-30/15, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 23-01-2016>
Afdeling III. - Wijze waarop de adviezen worden uitgebracht.
Art.4.<MB 1995-07-28/33, art. 22, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995> De adviezen zijn de conclusie van een totale beoordeling wat betreft :
1° [1 de beoordelingsgegevens die voorkomen in het persoonlijk dossier;]1
2° [1 ...]1
3° de vermoedelijke geschiktheid om de functies van de hogere graad uit te oefenen.
----------
(1)<MB 2017-05-17/06, art. 16, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.5. De adviezen luiden bij wijze van synthese " gunstig " of " ongunstig ".
Gemotiveerd worden :
1° de eerste twee adviezen over de kandidatuur voor een graad van hoofdofficier of opperofficier;
2° al de overige adviezen, wanneer die ongunstig zijn.
HOOFDSTUK II. - (...).
Afdeling I. - (...).
Art.6.
(Opgeheven) <MB 1995-07-28/33, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Afdeling II. - (...).
Art.7. (Opgeheven) <MB 1995-07-28/33, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Afdeling III. - (...).
Art.8. (Opgeheven) <MB 1995-07-28/33, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Art.9. (Opgeheven) <MB 1995-07-28/33, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Art.10. (Opgeheven) <MB 1995-07-28/33, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
HOOFDSTUK III. - (De bevorderingsvoordracht).
Art.11. § 1. (Elke bevorderingsvoordracht moet) : <MB 1995-07-28/33, art. 25, 1°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
1° ondertekend en gedagtekend worden door de overheid die ze heeft opgemaakt;
2° bekendgemaakt worden aan de betrokkene met inachtneming van de maatregelen die krachtens artikel 18 van dit besluit zijn genomen.
Na de bekendmaking ondertekent de betrokkene zelf de documenten na de vermelding " mij bekend " te hebben neergeschreven.
Boven de handtekening moet de datum worden opgetekend waarop ze werd aangebracht.
§ 2. Is de betrokkene van mening dat de adviezen of beoordelingen die te zijnen opzichte werden uitgebracht niet overeenstemmen met deze welke hij meent verdient te hebben, dan kan hij een verweerschrift indienen.
Mocht hij van dit recht gebruik maken dan voegt hij aan de vermelding " mij bekend " toe : " verweerschrift volgt ". In dit geval beschikt hij over een termijn van (vijf) werkdagen om zijn verweerschrift in te dienen. <MB 1995-07-28/33, art. 25, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
(De reserveofficier die van dit recht gebruik maakt, voegt aan de vermelding " mij bekend " toe : " verweerschrift in bijlage ". In dit geval beschikt hij over een termijn van (vijf) werkdagen om (de documenten) vergezeld van zijn verweerschrift, terug te zenden.) <MB 22-05-1979, art. 2, 1°> <MB 1995-07-28/33, art. 25, 2° en 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
§ 3. Indien het verweerschrift binnen de in § 2 bepaalde termijn wordt bezorgd, ondertekent de betrokken officier een tweede maal onderaan de betwiste documenten. (Deze bepaling betreft niet de reserveofficieren.) <MB 22-05-1979, art. 2, 2°>
In dit geval moet de handtekening door de datum en de vermelding " verweerschrift toegevoegd " worden voorafgegaan.
(Indien de overheid van mening is dat zij haar adviezen of beoordelingen niet hoeft te wijzigen noch beschouwingen hoeft toe te voegen aan het verweerschrift, dagtekent en ondertekent zij het verweerschrift en zendt de bevorderingsvoordracht en het verweerschrift naar de hogere overheid bedoeld in artikel 2.) <MB 2004-09-23/33, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
(Iedere beschouwing die de overheid in verband met dit verweerschrift nodig mocht achten toe te voegen evenals de punten waarop zij het eens is met de betrokken officier worden ter kennis van deze laatste gebracht. Deze dagtekent en ondertekent deze documenten na de vermelding " gezien en voor kennisname " te hebben neergeschreven zonder dat hij nog nieuwe argumenten kan aanvoeren. Vervolgens worden de bevorderingsvoordracht en deze documenten gezonden naar de hogere overheid bedoeld in artikel 2.) <MB 2004-09-23/33, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
§ 4. Wordt het verweerschrift niet ingediend binnen de termijn die bij § 2 is bepaald dan bezorgt de overheid het dossier aan de hogere overheid en schrijft onderaan het betwiste document : " verweerschrift niet ingediend op ... ".
Art.12. Indien de adviezen en beoordelingen zonder verweerschrift worden aanvaard, wordt (...) het bevorderingsdossier van de ene overheid naar de andere doorgezonden met een verzoek om adviezen en beoordelingen, behalve wanneer een tussenautoriteit een aanvullende of een minder gunstige beoordeling uitbrengt. <MB 1995-07-28/33, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
In dit geval worden de documenten aan de officier voorgelegd die ze moet ondertekenen vooraleer ze worden toegezonden aan de volgende overheid.
In het tegenovergesteld geval stuurt de hoogste overheid de documenten terug opdat de verschillende adviezen en beoordelingen door de officier zouden medeondertekend worden.
Art.13. <MB 1995-07-28/33, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995> Op de bevorderingsvoordracht mogen de straffen of veroordelingen die de betrokkene heeft opgelopen niet worden vermeld als zij uitgewist zijn, naargelang van het geval, overeenkomstig artikel 40 van de wet van 14 januari 1975 houdende het tuchtreglement van de krijgsmacht en de artikelen 34 en 35 van het koninklijk besluit van 19 juni 1980 betreffende de militaire tuchtrechtspleging of overeenkomstig de artikelen 619 tot 634 van het Wetboek van Strafvordering.
Art.14. § 1. (De bevorderingsvoordracht wordt) in de taal van de eenheid opgesteld; in de gemengde eenheden worden deze documenten evenwel in de taal van de betrokken officier opgesteld. <MB 1995-07-28/33, art. 28, 1°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
§ 2. (Het vliegeniersnotaboekje en het zeemansboek) worden opgesteld in de taal van de betrokkene zoals deze bepaald is bij (artikel 3, § 3, van het koninklijk besluit van ..... betreffende de beoordelingsprocedure voor de militairen van het actief kader en van het reservekader). Zij worden in de taal van de eenheid bijgehouden. In de gemengde eenheden wordt daartoe evenwel de taal van de betrokken officier gebruikt. <MB 1995-07-28/33, art. 28, 2° en 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.15. <MB 1995-07-28/33, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995> In de gevallen bedoeld in artikel 2, § 1, tweede en derde lid, kan de eerste tot het uitbrengen van advies bevoegde overheid, bij wijze van inlichting en voor zover zij dat nuttig acht, om een geschreven advies verzoeken over de geschiktheid voor het uitoefenen van de functies van de hogere graad, bij de militaire of burgerlijke, nationale of vreemde autoriteit waarvan de kandidaat afhangt of waarbij deze een cumulatiefunctie uitoefent.
Dit advies wordt onmiddellijk in het persoonlijk dossier van de betrokkene opgenomen.
Art.16.§ 1. Een bevorderingsdossier wordt samengesteld met het oog op het onderzoek van de kandidatuur voor :
a) een graad van lager officier doch uitsluitend bij een ongunstig advies;
b) een graad van hoofdofficier of van generaal-majoor of een gelijkwaardige graad.
§ 2. (Het bevorderingsdossier omvat :
1° het persoonlijk dossier van de kandidaat [1 ...]1;
2° een bevorderingsvoordracht;
3° in voorkomend geval, het vliegeniersnotaboekje en het zeemansboek.) <MB 1995-07-28/33, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
----------
(1)<MB 2017-05-17/06, art. 17, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.17. Een officier mag altijd de samenstelling van zijn persoonlijk dossier en, in voorkomend geval, zijn (vliegeniersnotaboekje) of zijn (zeemansboek) nazien. Op het ogenblik waarop hij dit recht uitoefent, is hij gemachtigd elke onregelmatigheid in verband met de samenstelling van dit dossier of met de vermeldingen in het notaboekje van het varend personeel of in het zeemansboekje kenbaar te maken. <MB 1995-07-28/33, art. 31, 1°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Wanneer evenwel (...) een bevorderingsprocedure aan de gang is, mag hij slechts daartoe overgaan op het ogenblik dat de adviezen van de eerste overheid hem worden bekendgemaakt. <MB 1995-07-28/33, art. 31, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
Art.18. <MB 1995-07-28/33, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995> (De directeur-generaal human resources bepaalt het model van de bevorderingsvoordracht. Hij bepaalt eveneens het model van het vliegeniersnotaboekje en het zeemansboek.) <MB 2002-11-05/36, art. 27, 004; Inwerkingtreding : 04-11-2002>
Deze autoriteiten bepalen eveneens op welke wijze de voormelde documenten moeten worden ingevuld, doorgezonden en administratief behandeld.
Art. 19. <MB 1995-07-28/33, art. 33, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1995> Bij overgangsmaatregel worden de signalementsnota's met evaluatienota's gelijkgesteld voor de toepassing van dit besluit.