Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

22 APRIL 1977. - Koninklijk besluit tot reglementering van het kamperen op de hoeve. - (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest door <DWG 2003-12-18/93, art. 156, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-10-1977 en tekstbijwerking tot 11-03-2004.)



Inhoudstafel:


Art. 1-N4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit worden onder kampeerverblijf enkel verstaan, de tenten, de caravans met eigen beweegbare kracht en de trekbare caravans overeenkomstig artikel 31 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968, houdende algemene vaststelling van de technische voorwaarden aan dewelke de zelfbewegende voertuigen en hun aanhangwagens moeten beantwoorden, gewijzigd bij koninklijk besluit van 12 december 1975.

Art.2. Het terrein dat voor het hoevekamperen wordt gebruikt moet beschikken over :
  1° drinkwatervoorziening;
  2° een W.C. met waterspoeling in de gebouwen van de hoeve of in het verblijf dat voor de kampeerders is voorbehouden.

Art.3. <KB 16-05-1980, art. 1> De duur van de vergunning die door het schepencollege is afgeleverd, is beperkt tot de periode van vijftien dagen vóór Pasen tot 15 november van elk jaar en de periode vanaf 15 december tot 15 januari van het daaropvolgende jaar.

Art.4. De vergunningsaanvraag wordt opgesteld op een formulier overeenkomstig het model van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 11 juni 1976 tot vaststelling, voor het Waalse gewest, van de voorwaarden tot oprichting, in de schoot van een landbouwexploitatie, van verblijven die niet vallen onder de toepassing van de wet op het kamperen.

Art.5. De aanvraag om vergunning dient te worden gepubliceerd als volgt :
  1. de aanvrager moet, vanaf de dag waarop hij het ontvangstbewijs van zijn aanvraag ontvangen heeft tot de dag van de definitieve beslissing over zijn aanvraag, op het toekomstige kampeerterrein een bericht uithangen waarvan model in bijlage 3.
  Dat bericht moet tenminste 35 dm2 groot zijn, zwart gedrukt op geel papier.
  Het bericht dient aangebracht te worden op een bord, bevestigd aan een paal, op de grens tussen het terrein en de openbare weg, parallel met deze laatste en op de minimumhoogte van 1,50 m. Het bericht moet de hele tijd dat het uithangt, volkomen goed zicht- en leesbaar blijven.
  De aanvrager geeft het gemeentebestuur een afschrift van het bericht om bij zijn dossier gevoegd te worden.
  2. Gedurende vijftien dagen te rekenen vanaf het ogenblik dat het ontvangstbewijs van de aanvraag afgegeven is, hangt het gemeentebestuur op de gewone afficheerplaatsen een bericht uit van het model in bijlage 4.
  Gedurende die vijftien dagen mag eenieder die klachten of bezwaren tegen het voornemen van de aanvrager wenst in te dienen, deze schriftelijk ter kennis brengen van het College van Burgemeester en Schepenen.

Art.6. De vergunning wordt afgeleverd op een formulier overeenkomstig het in bijlage 2 van het koninklijk besluit gevoegd model.

Art.7. Onze Minister van Verkeerswezen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. N1. Bijlage 1 : Vraag tot vergunning betreffende de oprichting van verplaatsbare verblijven in een landbouwonderneming <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.St. 20-10-1977, blz. 12733>

Art. N2. Bijlage 2 : Bouwvergunning betreffende de oprichting van verplaatsbare verblijven in een landbouwexploitatie <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.St. 20-10-1977, blz. 12734>

Art. N3. Bijlage 3 : Aanvraag van een hoevekampeervergunning <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.St. 20-10-1977, blz. 12735>

Art. N4. Bijlage 4 : Aanvraag voor een hoevekampeervergunning <Deze bijlage werd om technische redenen niet opgenomen; zie B.St. 20-10-1977, blz. 12735>