Details





Titel:

12 JANUARI 1977. - Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State, in geval van beroep als bedoeld door de artikelen 18, 21 en 22 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 23-04-2024 en tekstbijwerking tot 23-04-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1-13



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2024003721 



Artikels:

Artikel 1. Het in de artikelen 18, 21 en 22 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn bedoelde beroep wordt ingediend door middel van een verzoekschrift dat, naar gelang van het geval, hetzij door de partij of door een op de tabel van de orde ingeschreven advokaat, hetzij door de gouverneur, is ondertekend.
  In het door meer dan een verzoeker ingediende verzoekschrift wordt één enkele woonplaats gekozen; zoniet worden de verzoekers geacht bij de eerste verzoeker woonplaats te hebben gekozen.

Art.2.[1 Tenzij gebruik wordt gemaakt van de elektronische procedure,]1 [1 wordt het verzoekschrift]1, samen met vier gewaarmerkte afschriften, onder een ter post aangetekende omslag aan de Raad van State gericht.
  De verzoekende partij voegt bij haar verzoekschrift, een afschrift van de beslissing van de bestendige deputatie waartegen zij in beroep komt. Bij gebrek aan een beslissing van de bestendige deputatie genomen binnen de door artikel 18 van de wet van 8 juli 1976 bepaalde termijn, voegt de verzoekende partij bij haar verzoekschrift een afschrift van de mededeling of van de kennisgeving haar gedaan door de gouverneur.
  ----------
  (1)<KB 2024-03-28/42, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 03-05-2024>

Art.3. De mededeling bedoeld door het voorlaatste lid van artikel 18 van de wet van 8 juli 1976 geschiedt door kennisgeving van een afschrift van het verzoekschrift.
  In de gevallen bedoeld in de artikelen 21 en 22 van dezelfde wet zendt de hoofdgriffier van de Raad van State bovendien een afschrift van het verzoekschrift hetzij aan het betrokken lid van de Raad voor maatschappelijk welzijn, hetzij aan de personen die bij de bestendige deputatie een bezwaarschrift hebben ingediend.
  Indien het aantal kennisgevingen bedoeld in dit artikel het vereist, verveelvoudigt de griffie van de Raad van State het verzoekschrift.

Art.4. Het afschrift van het verzoekschrift dat aan de gemeenteraad is toegezonden wordt gedurende vijftien dagen neergelegd op het gemeentesecretariaat, waar eenieder elke werkdag gedurende ten minste drie uren inzage en afschrift kan nemen.
  Zodra hij het verzoekschrift heeft ontvangen, brengt de burgemeester dit ter kennis van het publiek door middel van een in de gewone vorm bekendgemaakt bericht, dat ook de uren van inzage opgeeft. Het bericht blijft gedurende de dagen van inzage aan het gemeentehuis aangeplakt. De duur van de aanplakking blijkt uit een door de burgemeester en secretaris ondertekend attest dat dadelijk na het verstrijken van de termijn van aanplakking aan de gouverneur wordt gezonden.

Art.5. De hoofdgriffier van de Raad van State laat binnen drie dagen na ontvangst van het verzoekschrift een bericht in het Belgisch Staatsblad opnemen, waarin, voor ieder ingesteld beroep, de naam van de verzoeker en het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn worden vermeld. Het bericht deelt mede dat eenieder op het gemeentesecretariaat inzage kan nemen van het verzoekschrift.

Art.6.De natuurlijke en rechtspersonen die met toepassing van de artikelen 18, 21 en 22 van de wet van 8 juli 1976 beroep kunnen instellen bij de Raad van State, alsmede al wie van een belang kan doen blijken, zijn gerechtigd om binnen vijftien dagen na de datum van de bekendmaking door de burgemeester van het bericht betreffende de nederlegging van het verzoekschrift of van de hun krachtens artikel 3, tweede lid, gedane kennisgeving, een memorie van antwoord aan de Raad van State te sturen.
  Eenieder, die belang zou kunnen hebben, is gerechtigd om inzage te nemen van het dossier, dat zonder verplaatsing te zijner beschikking moet worden gehouden ten zetel van het provinciaal bestuur gedurende de duur van de aanplakking voorgeschreven door artikel 4, tweede lid.
  De hoofdgriffier van de Raad van State bezorgt een afschrift van de memorie aan de verzoekende partij.
  Iedere memorie moet op straffe van verwerping uit de debatten:
  1° de naam en het adres van de partij vermelden en ondertekend zijn door de partij of door een op de tabel der orde ingeschreven advokaat;
  2° aan de Raad van State onder een ter post aangetekende omslag [1 of elektronisch]1 worden toegestuurd;
  3° vergezeld gaan van vier gewaarmerkte afschriften [1 , tenzij gebruik wordt gemaakt van de elektronische procedure]1.
  ----------
  (1)<KB 2024-03-28/42, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 03-05-2024>

Art.7. Zodra de provinciegouverneur het in artikel 4, lid 2, bedoelde attest ontvangt, bezorgt hij het dossier aan de griffie van de Raad van State.
  Zijn verschillende beroepen betreffende dezelfde zaak ingediend, dan bezorgt de gouverneur het dossier wanneer hij het laatste attest ontvangt.

Art.8. Oordeelt de kamer, na kennisneming van het verslag over de stand van de zaak, dat de zaak in staat van wijzen is, dan stelt de voorzitter de datum vast waarop zij zal worden opgeroepen. Is de kamer van oordeel dat nieuwe verrichtingen moeten worden bevolen, dan wijst zij ter uitvoering daarvan een raadsheer of een lid van het auditoraat aan, die een aanvullend verslag opmaakt. Dit verslag wordt gedagtekend, ondertekend en aan de kamer bezorgd binnen zestig dagen na ontvangst van het dossier door de Raad van State.
  Het bevel waarbij de zaak wordt vastgesteld of voor nader onderzoek verwezen, wordt binnen acht dagen na de indiening van het verslag gegeven.
  Het bevel waarbij de zaak wordt vastgesteld wordt met de verslagen aan partijen betekend. Het stelt de zaak binnen vijftien dagen vast.

Art.9. Het arrest moet binnen een maand na de sluiting van de debatten worden gewezen.
  Na advies van de auditeur-generaal kan die termijn bij bevel van de kamer worden verlengd binnen de grenzen van de termijn, die in artikel 23 van de wet van 8 juli 1976 is voorgeschreven.

Art.10. Het arrest is niet vatbaar voor verzet, voor derdenverzet of voor aanvraag tot herziening.
  Komt een partij vóór de sluiting der debatten te overlijden, dan wordt de procedure voortgezet zonder dat het geding hoeft te worden hervat.

Art.11.Op de in dit besluit geregelde rechtspleging zijn van toepassing de artikelen 2, § 1, 1° en 2°, 5, 12, 16 tot 19, 25 tot 27, 29, 33 tot 37, 51, 59 tot 65, 72, 77, 84, 85, 2e lid, [1 85bis,]1 86 tot 88, 90 tot 92 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State.
  ----------
  (1)<KB 2024-03-28/42, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 03-05-2024>

Art.12. Artikel 93 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling administratie van de Raad van State, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 juli 1956, wordt door de volgende bepaling vervangen: "....."

Art. 13. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.