30 DECEMBER 1976. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen [45quinquies,] 60 en 60bis van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971. <KB2007-06-05/38, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2007> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-06-2007 en tekstbijwerking tot 14-12-2017)
Art. 1, 1bis, 1ter, 1quater, 2-3, 3bis, 3ter, 4-6
Artikel 1.<KB 2007-06-05/38, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2007> Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de wet : de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971;
2° [1 Fedris : het Federaal agentschap voor beroepsrisico's;]1
3° de Minister : de minister die de toepassing van de wet onder zijn bevoegdheid heeft;
4° de verzekeringsonderneming : de verzekeringsonderneming bedoeld in artikel 49 van de wet.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 147, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 1bis.<KB 2007-06-05/38, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2007> Wanneer het verhaal van de vergoedingen bedoeld bij artikel 60, derde lid, van de wet dient te worden verricht door een terugvordering met gedwongen tenuitvoerlegging en deze invordering al te onzeker of al te bezwarend in verhouding tot de in te vorderen sommen blijkt, kan [1 Fedris]1 van de terugvordering van die vergoedingen door een gedwongen tenuitvoerlegging afzien, binnen de perken van een reglement dat het [2 beheerscomité voor de arbeidsongevallen]2 heeft vastgesteld, dat door de Minister is goedgekeurd en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 148, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 151, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 1ter.<Ingevoegd bij KB 2007-06-05/38, art. 7; Inwerkingtreding : 22-06-2007> Het [1 beheerscomité voor de arbeidsongevallen]1 kan in behartigenswaardige gevallen gedeeltelijk afzien van het verhaal, bedoeld in artikel 2, indien het met een eenparigheid van stemmen getroffen gemotiveerde beslissing aanvaardt dat :
1° de niet-verzekering niet te wijten is aan de fout of nalatigheid van de werkgever of het gevolg is van uitzonderlijke omstandigheden;
2° of de grootte van het terug te vorderen bedrag niet in verhouding is tot de ernst van de overtreding;
3° of bij wijze van uitzondering de vrijstelling verantwoord is wegens dwingende redenen van federaal of gewestelijk economisch belang.
De werkgever moet evenwel minstens 10 pct. van de gevorderde bedragen betaald hebben.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 151, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 1quater.<Ingevoegd bij KB 2007-06-05/38, art. 7; Inwerkingtreding : 22-06-2007> Het aangetekend schrijven waarbij [1 Fedris]1 kennis geeft aan de getroffene of de rechthebbende van zijn beslissing tot terugvordering van ten onrechte betaalde vergoedingen bevat navolgende vermeldingen :
1° de vaststelling dat er onverschuldigde uitkeringen zijn betaald, het totale bedrag en de berekeningswijze ervan;
2° de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen zijn gedaan;
3° de in aanmerking genomen verjaringstermijn;
4° de mogelijkheid om de beslissing te betwisten bij de arbeidsrechtbank door middel van hetzij een deurwaardersexploot dat door een gerechtsdeurwaarder aan [3 Fedris]3 wordt betekend, hetzij een proces-verbaal van vrijwillige verschijning;
5° de termijn binnen welke, op straffe van verval, de getroffene of rechthebbende de beslissing dient te betwisten voor de arbeidsrechtbank;
6° het adres van de bevoegde arbeidsrechtbank;
7° de inhoud van de bepalingen van artikel 728, §§ 1, 2 en 3, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek en van artikel 68 van de wet;
8° de mogelijkheid om, onverminderd de rechtsvordering ingesteld voor de arbeidsrechtbank, een verzoek in te dienen bij [2 Fedris]2 om een gehele of gedeeltelijke verzaking aan de terugvordering te verkrijgen, evenals de procedure die hiervoor moet worden gevolgd;
9° de mogelijkheid om, onverminderd de rechtsvordering ingesteld bij de arbeidsrechtbank, een verzoek in te dienen bij [2 Fedris]2 om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen;
10° de refertes van het dossier en van de dienst die het beheert;
11° de mogelijkheid om opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing bij de dienst die het dossier beheert;
12° de verjaringstermijn binnen welke de uitkeringen kunnen opgeëist worden, evenals de mogelijke wijze van stuiting van de verjaring.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 148, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 149, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<KB 2017-11-23/22, art. 150, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.2.Het [1 beheerscomité voor de arbeidsongevallen]1 (...) kan in (behartigenswaardige gevallen) geheel of gedeeltelijk de terugvordering van de ten onrechte betaalde uitkeringen, bedoeld bij artikel 60bis, § 1, van de (...), verzaken, wanneer de schuldenaar geen enkele fout of nalatigheid treft. <KB 2007-06-05/38, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2007>
Behalve wanneer onverschuldigde sommen werden verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse of opzettelijk onvolledige verklaringen, kan het [1 beheerscomité voor de arbeidsongevallen]1 (...) in belangwekkende gevallen geheel of gedeeltelijk de terugvordering van voornoemde uitkeringen verzaken, ingeval bij een met eenparigheid van stemmen getroffen gemotiveerde beslissing wordt aanvaard dat deze verzaking wegens dwingende billijkheidsredenen en bij wijze van uitzondering, verantwoord is. <KB 2007-06-05/38, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2007>
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 151, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.3.<KB 2007-06-05/38, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2007> [1 Fedris]1 kan afzien van de terugvordering van de ten onrechte betaalde uitkeringen bedoeld bij artikel 60bis, § 1, van de wet door een gedwongen tenuitvoerlegging, binnen de perken van een reglement dat het [2 beheerscomité voor de arbeidsongevallen]2 heeft vastgesteld, goedgekeurd door de Minister en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, wanneer de terugvordering al te onzeker of al te bezwarend blijkt in verhouding tot de terug te vorderen sommen.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 148, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 151, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 3bis.<KB 2007-06-05/38, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2007> Behoudens in het geval van bedrog of arglist, wordt door [1 Fedris]1 en de verzekeringsondernemingen ambtshalve afgezien van de terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen bij het overlijden van degene aan wie ze betaald zijn, indien hem op dat ogenblik nog geen kennis was gegeven van de beslissing tot terugvordering.
Nochtans kunnen de ten onrechte betaalde uitkeringen wel in mindering worden gebracht van de reeds vervallen uitkeringen die nog niet aan de in artikel 11 van het koninklijk besluit van 24 december 1987 tot uitvoering van artikel 42, tweede lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, betreffende de uitbetaling van de jaarlijkse vergoedingen, van de renten en van de bijslagen bedoelde personen zijn uitbetaald.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 148, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 3ter. <KB 2007-06-05/38, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2007> De verzekeringsonderneming verzaakt onder de voorwaarden van het tweede lid, geheel of gedeeltelijk aan de terugvordering van de ten onrechte betaalde uitkeringen, bedoeld bij artikel 45quinquies van de wet, wanneer de schuldenaar geen enkele fout of nalatigheid treft.
De vrijstelling wordt vastgesteld aan de hand van volgende formule : E = I-R/2
waarbij
- E = het bedrag van de vrijstelling
- I = het bedrag van de onverschuldigde betaling
- R = het globale belastbare inkomen dat vermeld wordt op het laatste aanslagbiljet, verminderd met 12 maal het bedrag bedoeld in artikel 1409 van het Gerechtelijk Wetboek.
Art.4.<KB 2007-06-05/38, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 22-06-2007> [1 Fedris]1 kan de invordering van de bedragen bedoeld in artikel 60bis, § 1, tweede lid, van de wet toevertrouwen aan de Administratie van de belastingen over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen overeenkomstig artikel 94 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit gecoördineerd door het koninklijk besluit van 17 juli 1991.
De door de Administratie van de belastingen over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen ingevorderde bedragen worden aan [2 Fedris]2 overgemaakt onder inhouding van de eventuele kosten.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 148, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 150, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1977.
Art. 6. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.