Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

20 JULI 1976. - Decreet tot regeling van het hoevekamperen. - (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest door <DWG 2003-12-18/93, art. 156, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-09-1976 en tekstbijwerking tot 11-03-2004.)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied. - Begripsomschrijving.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Vergunning en beroep.
Art. 5-11
HOOFDSTUK IV. - De erkende verenigingen.
Art. 12
HOOFDSTUK V. - Vervolgingen en strafmaatregelen.
Art. 13-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied. - Begripsomschrijving.
Artikel 1. De beoefening van het hoevekamperen wordt geregeld door de bepalingen van dit decreet, in afwijking van de algemene bepalingen van de wetten en reglementen op het kamperen.

Art.2. Onder "hoevekamperen", wordt verstaan het kamperen georganiseerd door een landbouwer op een terrein dat deel uitmaakt van zijn bedrijf.

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden.
Art.3. Per landbouwbedrijf mag niet meer dan één terrein voor het kamperen worden gebruikt.
  Dit terrein moet op een redelijke afstand van de gebouwen van het bedrijf gelegen zijn. Het mag niet liggen in een beschermd landschap of in de nabijheid van een beschermd monument dan met een gunstig advies van de Koninklijke Commissie voor monumenten en landschappen.
  Het is bestemd voor ten hoogste zes kampeerverblijven en dertig personen. Het is eenvoudig uitgerust.
  De Koning omschrijft het begrip "kampeerverblijf" en bepaalt de uitrusting bedoeld in de vorige alinea.

Art.4. De exploitant moet aangesloten zijn bij een specifieke organisatie voor hoevetoerisme, erkend door het Commissariaat-generaal voor Toerisme.
  Gedurende een termijn van een jaar, te rekenen vanaf de bekendmaking van dit decreet, is de aansluiting waarvan sprake in de vorige alinea evenwel niet verplicht.

HOOFDSTUK III. - Vergunning en beroep.
Art.5. Voor de exploitatie van het hoevekamperen is de vergunning van het schepencollege vereist.

Art.6. De vergunningaanvraag wordt aan het schepencollege gericht hetzij door afgifte op de gemeentekantoren, hetzij per aangetekende brief aan dezelfde kantoren.
  Er wordt een ontvangstbewijs van de aanvraag afgeleverd; indien het dossier onvolledig is, wordt in het ontvangstbewijs melding gemaakt van de ontbrekende inlichtingen of stukken.

Art.7. De vergunningaanvraag is vergezeld van de volgende stukken :
  1. een grondplan van het voor het kamperen bestemde terrein, met vermelding van het kadasternummer van dit terrein, en van de bestaande voorzieningen;
  2. een bewijs van goed zedelijk gedrag, niet meer dan drie maanden geleden uitgereikt;
  3. een stuk waaruit blijkt dat de exploitant voldoet aan de voorwaarde gesteld in artikel 4, van dit decreet.

Art.8. Het schepencollege doet uitspraak over de aanvraag na het advies te hebben ingewonnen van het Commissariaat-generaal voor Toerisme en van de vereniging waarbij de aanvrager aangesloten is.

Art.9. De aanvrager, het Commissariaat-generaal voor Toerisme en de erkende vereniging mogen in beroep gaan tegen de beslissing of het uitblijven van een beslissing van het schepencollege.
  De procedure inzake beroep is die vastgesteld bij de wet van 30 april 1970, op het kamperen en bij het koninklijk besluit van 29 oktober 1971 betreffende het kamperen.

Art.10. Het schepencollege mag, hetzij van ambtswege, hetzij op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme of van de betrokken vereniging, na de exploitant te hebben gehoord, de kampeervergunning schorsen of intrekken.
  De beslissing is vatbaar voor beroep, zoals bepaald in artikel 9.

Art.11. Indien blijkt dat een vergunning uitgereikt werd in strijd met andere wetsbepalingen dan die waarvan dit decreet afwijkt, of dat deze bepalingen niet meer worden nageleefd, kan de betrokken minister de vergunning doen intrekken.
  In dit geval wordt de procedure gevolgd zoals bepaald in artikel 10.

HOOFDSTUK IV. - De erkende verenigingen.
Art.12. De verenigingen voor hoevekamperen hebben tot taak het hoevekamperen in te kaderen en te bevorderen, en de kwaliteit ervan te controleren.
  Zij worden opgericht in de vorm van een V.Z.W.
  Zij vragen hun erkenning aan bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme. De Minister die het toerisme onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt de vormen en de voorwaarden van deze erkenning. Onder deze voorwaarden is er de meerderheidsvertegenwoordiging van de landbouwwereld in de beslissings- en beheersorganen.
  Wanneer zij tot de uitsluiting van één van hun leden beslissen, delen zij dit mede aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en aan de betrokken gemeente, met het oog op de eventuele intrekking van de vergunning.

HOOFDSTUK V. - Vervolgingen en strafmaatregelen.
Art.13. Onverminderd de bevoegdheden door andere bepalingen toegekend aan sommige ambtenaren van de openbare macht, worden overtredingen van deze bepalingen vastgesteld, hetzij van ambtswege, hetzij op grond van verslagen die hun worden toegezonden door landbouwverenigingen, door ambtenaren of beambten van het Commissariaat-generaal voor Toerisme, aangewezen door de bevoegde minister.
  Hun processen-verbaal zijn geldig tot bewijs van het tegendeel.

Art. 14. De overtredingen van de bepalingen van dit decreet worden bestraft met de straffen waarin voorzien is in artikel 9, § 1, van de wet van 30 april 1970 op het kamperen.
  De bepalingen van de §§ 3, 4 en 5, van dit artikel 9, zijn van toepassing op deze overtredingen.
  Kondigen dit decreet af, bevelen dat het met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het "Belgisch Staatsblad" zal worden bekendgemaakt.