Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

2 APRIL 1976. - Wet tot verruiming van kredietmogelijkheden ten gunste van de kleinhandelaars die een veel kleinere omzet hebben gehad ten gevolge van de uitvoering van werken van openbaar nut. (NOTA : opgeheven voor wat het Vlaamse Gewest betreft bij DVR 1999-05-18/84, art. 5, Inwerkingtreding : 10-10-1999.) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-06-1976 en tekstbijwerking tot 30-09-1999)



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

 



Artikels:

Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL> Voor de toepassing van deze wet kunnen in aanmerking komen, de kleinhandelaars die, ten gevolge van de uitvoering van werken van openbaar nut op de openbare weg, waardoor de toegang van de klanten tot de voor hun handelsactiviteit bestemde lokalen wordt belemmerd tijdens deze werken gedurende een periode van ten minste drie maanden, een gemiddelde omzet hebben die ten minste 25 pct. lager ligt dan de gemiddelde omzet die zij in deze zelfde lokalen hebben gehad gedurende de overeenkomstige periode van het jaar dat aan de aanvang van de werken voorafgaat, gecorrigeerd door een coëfficiënt die het indexcijfer van de verbruiksprijzen tussen de referteperiode en de nuttige periode vertegenwoordigt.

Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> In de zin van deze wet wordt als kleinhandelaar beschouwd, ieder natuurlijk of rechtspersoon die voldoet aan de maatstaven bepaald in toepassing van artikel 2, laatste lid, van de wet van 24 mei 1959 tot verruiming van de mogelijkheden inzake de beroeps- en ambachtskredietverlening aan de middenstand, voor zover zijn omzet niet hoger ligt dan een bedrag dat zal worden bepaald door de Koning.

Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> De in artikel 1, in fine, bedoelde coëfficiënt is gelijk aan het quotiënt van het vermoedelijk gemiddeld indexcijfer van de nuttige periode, gedeeld door het indexcijfer van de referteperiode.

Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Onder de voorwaarden en volgens de regelen welke de Koning bepaalt kan, op de gelijktijdige voordracht van de Ministers tot wier bevoegdheid financiën en middenstand behoren, staatswaarborg worden gehecht aan de terugbetaling in hoofdsom, interesten en bijkomende kosten van de leningen die aan de in artikel 1 bedoelde handelaars worden toegekend, door de kredietinstellingen vermeld in artikel 2 van de wet van 24 mei 1959 tot verruiming van de mogelijkheden inzake de beroeps- en ambachtskredietverlening aan de middenstand. Deze leningen moeten uitsluitend dienen om de onderneming van de aanvrager te vrijwaren of om aan deze onderneming een nieuwe aanpak te verzekeren. Zij mogen niet worden aangevraagd meer dan één jaar na de beëindiging van de werken waardoor de toegang van de klanten tot de in artikel 1 bedoelde lokalen werd belemmerd.
  § 2. De staatswaarborg wordt, onder de voorwaarden en volgens de regelen welke de Koning bepaalt, afhankelijk gesteld van het storten, door de kredietinstellingen of door degenen die leningen genieten, van een bijdrage op de bedragen waarvoor staatswaarborg is verleend en die bestemd is om deze waarborg te dekken.
  § 3. Bij de aanvraag om toekenning van de staatswaarborg moet de kredietinstelling de bevoegde Ministers in kennis stellen van de zakelijke of persoonlijke waarborgen die eventueel in haar voordeel werden gesteld. De kredietinstelling die zou nalaten deze verklaring te doen of die een onjuiste verklaring zou doen, verliest het voordeel van deze waarborg die zal worden beschouwd te zijn gesteld ten bate van de Staat.
  Voorts zal de kredietinstelling worden geschrapt van de lijst van de voor de toepassing van deze wet erkende kredietinstellingen.
  § 4. Het globaal bedrag ten belope waarvan de staatswaarborg kan worden verleend is vastgesteld op een omloop van 300 miljoen. Deze grens kan bij koninklijk besluit worden verhoogd met drie schijven van 50 miljoen elk.

Art.5. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Onder de voorwaarden en volgens de regelen die de Koning bepaalt, kunnen, door de Ministers tot wier bevoegdheid financiën en middenstand behoren, aan de in § 1 van artikel 4 bedoelde kredietinstellingen toelagen worden verleend om hen in staat te stellen de in dat artikel omschreven leningen toe te staan tegen verlaagde rentevoet.
  § 2. Het bedrag van deze toelagen is gelijk aan het verschil tussen de interest tegen verlaagde rentevoet welke werkelijk door de schuldenaar wordt gedragen en de gewone interest die door de lener wordt aangerekend.
  § 3 De vermindering van de rentevoet kan 5 pct. bedragen gedurende vijf jaar.

Art.6. <Zie NOTA onder TITEL> De lasten, die voortvloeien uit de toepassing van deze wet, zullen op de begroting van Middenstand worden uitgetrokken.

Art. 7. <Zie NOTA onder TITEL> De inwerkingtreding van deze wet zal bij koninklijk besluit worden vastgesteld.
  Voor de lopende werken gaat de in artikel 1 bedoelde termijn van drie maanden in de dag waarop deze wet in werking treedt.