13 JANUARI 1976. - Koninklijk besluit tot regeling van de financiële en statistische bepalingen met betrekking tot de uitgaven ingevolge herfacturering van de ligdagprijs in het raam van de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen
Art. 1-4
Artikel 1. De uitgaven gedaan ingevolge herfacturering van de verpleegdagprijs, doorgevoerd bij toepassing van artikel 9 van de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen, met inbegrip van deze gedaan ingevolge internationale overeenkomsten, worden verdeeld tussen de regeling der werknemers, de regeling der zelfstandigen en die van de leden van de kloostergemeenschappen naar rata van het in het laatste afgesloten boekjaar opgetekend aantal ziekenhuisverpleegdagen in elk van deze regelingen. Bij deze berekening wordt geen rekening gehouden met het aantal verpleegdagen voor geestesziekten.
Art.2. Nadat de in artikel 1 bepaalde verdeling is gedaan, wordt, in elke regeling afzonderlijk, het aandeel bepaald dat in aanmerking komt ter berekening van de Rijkstegemoetkomingen bedoeld in artikel 121, 3°, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, en in artikel 32, § 2, van het koninklijk besluit van 30 juli 1964 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de hogervermelde wet van 9 augustus 1963 tot de zelfstandigen wordt verruimd. Dit aandeel wordt bepaald door het ten laste van de regeling gelegd bedrag te verdelen naar rata van het in het laatste afgesloten boekjaar opgetekend aantal verpleegdagen eensdeels voor sociale ziekten, zonder rekening te houden met de geestesziekten, en anderdeels voor gewone ziekenhuisverpleging, berekend in elke regeling afzonderlijk.
De krachtens dit artikel bekomen bedragen worden elk afzonderlijk geboekt op de globale uitgavenstaten bedoeld in artikel 319 van het koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de hogerbedoelde wet van 9 augustus 1963.
Art.3. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4. Onze Minister van Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit.