22 FEBRUARI 1975. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de begrotings- en financieel adviseur bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Art. 1-6
Art. 1. De begrotings- en financieel adviseur voorzien in artikel 120bis van de wet van 9 augustus 1963 wordt aangewezen voor een duur van tien jaar; die aanwijzing is hernieuwbaar.
Art.2. De begrotings- en financieel adviseur legt de in artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed af in handen van de Minister van Sociale Voorzorg.
Art.3. Behoudens het bepaalde van dit besluit, wordt de begrotings- en financieel adviseur aan het statuut van het tijdelijk Rijkspersoneel onderworpen.
Art.4. § 1. De bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries is van toepassing op de begrotings- en financieel adviseur. Hij geniet een als wedde geldende toelage vastgesteld in de weddeschaal 15/1. Bovendien wordt hem een jaarlijkse vergoeding van 24 000 frank voor representatiekosten toegekend.
§ 2. Gedurende zijn mandaat blijft de begrotings- en financieel adviseur onderworpen aan de regeling van de ziekteverzekering welke hij genoot op het ogenblik van zijn aanwijzing.
§ 3. De begrotings- en financieel adviseur geniet op het ogenblik waarop zijn aanwijzing een einde neemt, en dit gedurende een periode van vijf jaar, een afscheidstoelage waarvan het bedrag gelijk is aan het verschil tussen de als wedde geldende toelage welke hij geniet op dat ogenblik en de wedde waarop hij recht heeft krachtens zijn statuut in zijn bestuur van herkomst.
§ 4. De als wedde geldende toelage, de jaarlijkse vergoeding en de afscheidstoelage van de begrotings- en financieel adviseur alsook de tussenkomst noodzakelijk om zijn rechten op het overlevingspensioen te waarborgen, zullen lastens de Schatkist vereffend worden.
Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 6. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Sociale Voorzorg en Onze Staatssecretaris voor Begroting en voor Wetenschapsbeleid zijn met de uitvoering van dit besluit belast.