Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 OKTOBER 1969. - Koninklijk besluit houdende bepaling van het getal, de soort en de wijze van toediening van de in artikel 78 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming bedoelde preventieve vaccinaties en inentingen.



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL> De minderjarigen die overeenkomstig de bepalingen van titel II, hoofdstukken III en IV, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming aan de groep Rijksgestichten voor observatie en opvoeding onder toezicht zijn toevertrouwd, worden onderworpen aan :
  de inenting of herinenting tegen poliomyelitis;
  de inenting of herinenting tegen tetanus;
  de inenting tegen kinkhoest en tegen pokken indien zij nog niet werd verricht en de betrokkenen geen jaar oud zijn;
  de inenting of herinenting tegen difterie, indien de betrokkenen geen vijftien jaar oud zijn;
  de inenting met B.C.G., in geval van negatieve allergie;
  de rappelinentingen die in de door het Ministerie van Volksgezondheid gepubliceerde kalender der inentingen zijn opgesomd.
  De minderjarigen die in andere dan de in het eerste lid bedoelde gestichten of bij particulieren zijn geplaatst, kunnen aan de voormelde inentingen worden onderworpen, onverminderd het bepaalde bij het besluit van de Regent van 6 februari 1946, waarbij de koepokinenting verplicht gemaakt wordt en bij het koninklijk besluit van 26 oktober 1966, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 april 1968, waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt.
  Aan de in de eerste twee leden bedoelde minderjarigen boven één jaar die nog niet tegen pokken zijn ingeënt, wordt met de nodige voorzorg de inenting zo spoedig mogelijk toegediend.

Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> In geval van epidemie of dreigende besmetting worden de in artikel 1 bedoelde minderjarigen, naar gelang van het geval, ingeënt tegen pokken, tyfus, paratyfus, difterie en tuberculose.

Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> Voor de in de artikelen 1 en 2 bedoelde inentingen is geen toestemming van de ouders of andere wettelijke vertegenwoordigers vereist.

Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> De inentingen geschieden volgens de door de Hoge Raad voor de Volksgezondheid aangeprezen kalender en de door het Ministerie van Volksgezondheid vastgestelde of aanbevolen regeling.
  In geval van medische contra-indicatie mogen zij niet worden toegediend. Is ingevolge ziekte of een vorige inenting immuniteit ingetreden, dan kunnen zij worden verdaagd of wegvallen.

Art. 5. <Zie NOTA onder TITEL> Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.